In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Limburg op 1 oktober 2015 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van een café-eigenaar, die bezwaar had gemaakt tegen de intrekking van haar horecaexploitatievergunning en Drank- en Horecawetvergunning door de burgemeester van Sittard-Geleen. De burgemeester had op 23 juli 2015 besloten om de vergunningen in te trekken, met als reden de vrees voor gevaar voor de openbare orde, mede gebaseerd op informatie van de politie over het café als ontmoetingsplaats voor leden van een motorclub en eerdere gewelddadige incidenten in de regio.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat verzoekster een spoedeisend belang had bij de gevraagde voorlopige voorziening, aangezien het café een belangrijke bron van inkomsten voor haar was en al sinds 8 mei 2015 gesloten was. De rechter heeft echter ook overwogen dat de burgemeester in redelijkheid de vergunningen heeft kunnen intrekken, gezien de ernstige verstoring van de openbare orde die was ontstaan door de activiteiten in en rondom het café. De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat de intrekking van de vergunningen rechtmatig was en heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. Hoger beroep tegen deze uitspraak is niet mogelijk, en verzoekster kan na de beslissing op bezwaar eventueel opnieuw een voorlopige voorziening aanvragen.