ECLI:NL:RBLIM:2015:8375

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
1 oktober 2015
Publicatiedatum
6 oktober 2015
Zaaknummer
AWB-15_2495
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking horecaexploitatievergunning en Drank- en Horecawetvergunning van café de Dug Out

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Limburg op 1 oktober 2015 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van een café-eigenaar, die bezwaar had gemaakt tegen de intrekking van haar horecaexploitatievergunning en Drank- en Horecawetvergunning door de burgemeester van Sittard-Geleen. De burgemeester had op 23 juli 2015 besloten om de vergunningen in te trekken, met als reden de vrees voor gevaar voor de openbare orde, mede gebaseerd op informatie van de politie over het café als ontmoetingsplaats voor leden van een motorclub en eerdere gewelddadige incidenten in de regio.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat verzoekster een spoedeisend belang had bij de gevraagde voorlopige voorziening, aangezien het café een belangrijke bron van inkomsten voor haar was en al sinds 8 mei 2015 gesloten was. De rechter heeft echter ook overwogen dat de burgemeester in redelijkheid de vergunningen heeft kunnen intrekken, gezien de ernstige verstoring van de openbare orde die was ontstaan door de activiteiten in en rondom het café. De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat de intrekking van de vergunningen rechtmatig was en heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. Hoger beroep tegen deze uitspraak is niet mogelijk, en verzoekster kan na de beslissing op bezwaar eventueel opnieuw een voorlopige voorziening aanvragen.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB/ROE 15/2495

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van

1 oktober 2015 in de zaak tussen

[verzoekster] , te [woonplaats] , verzoekster

(gemachtigde: mr. G.J.A.F. Beulen),
en

de burgemeester van de gemeente Sittard-Geleen, verweerder

(gemachtigden: mr. R.J.J.M.M. Metsemakers, mr. J.L. Stoop en mr. R.H.T. Alberts).

Procesverloop

Bij besluit van 23 juli 2015 (het primaire besluit) heeft verweerder de horecaexploitatievergunning en de Drank- en Horecawetvergunning (DHW-vergunning) van het café ( de Dug Out ) van verzoekster ingetrokken.
Verzoekster heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Zij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 oktober 2015. Verzoekster is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.
Na afloop van de zitting heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.

Overwegingen

1. De voorzieningenrechter geeft hiervoor de volgende motivering.
2. De eerste vraag die voorligt, is of verzoekster een voldoende spoedeisend belang heeft bij de gevraagde voorlopige voorziening. Hoewel hierover enige twijfel bestaat, neemt de voorzieningenrechter een spoedeisend belang aan. Het café was de bron van inkomsten voor verzoekster en het café is al sinds 8 mei 2015 gesloten. Het primaire besluit beoogt de definitieve sluiting van het café. Aannemelijk is dat dit behoorlijke financiële consequenties voor verzoekster heeft, vooral nu deze situatie al een aantal maanden voortduurt.
3. Vervolgens ligt de vraag voor wat de kans van slagen van het bezwaar van verzoekster is. Hierover overweegt de voorzieningenrechter het volgende.
4. Wat de voorzieningenrechter moet toetsen, is of de burgemeester de vergunningen in redelijkheid heeft kunnen intrekken. Zij constateert dat verweerder aan de intrekking meerdere wettelijke bepalingen ten grondslag heeft gelegd. Deze bepalingen zijn te vinden in de Algemene plaatselijke verordening Sittard‑Geleen (de APV) en in de Drank- en Horecawet (DHW). Eén van deze grondslagen is voldoende voor intrekking, zodat de voorzieningenrechter zich zal beperken tot bespreking van de voornaamst intrekkingsgrond: de vrees voor gevaar voor de openbare orde. Deze intrekkingsbevoegdheid is neergelegd in artikel 2:28c, eerste lid, aanhef en onder c, van de APV en artikel 31, eerste lid, aanhef en sub c van de DHW.
5. De vrees voor het gevaar voor de openbare orde heeft verweerder in de eerste plaats mogen baseren op uitgebreide informatie van de politie over het café, waaruit blijkt dat de Dug Out een vaste ontmoetingsplaats was voor leden van [motorclub] . Uit die politie-informatie blijkt ook dat er sprake was van verschillende incidenten in de regio en van oplopende spanningen tussen motorclubs. Voorts heeft de burgemeester de zeer gewelddadige confrontatie tussen leden van motorclubs op 7 mei 2015 als een ernstige verstoring van de openbare orde mogen aanmerken. Er bestaat een duidelijke connectie tussen verzoekster en de gebeurtenissen in en rondom het café. Dat de Dug Out ontmoetingsplaats voor leden van motorclubs was en dat daar op 7 mei 2015 een ernstig geweldsincident plaatsvond, kan in die zin dan ook niet “toevallig” worden genoemd. Gelet op deze connectie is de vrees gerechtvaardigd dat de openbare orde ook naar de toekomst toe gevaar loopt. Kennelijk wordt die vrees ook bevestigd in vertrouwelijke politie-informatie.
6. De stelling van verzoekster dat de gebeurtenissen op 7 mei 2015 haar niet te verwijten vallen, doet niet ter zake bij de vraag naar gevaar voor de openbare orde. Dit geldt ook voor de stelling dat de rust inmiddels is teruggekeerd en politiecamera’s zijn weggehaald. Dit is immers een direct gevolg van de sluiting van het café door verweerder en is dus geen reden om af te zien van intrekking van de vergunningen. Tot slot overweegt de voorzieningenrechter dat verweerder zich bij het primaire besluit heeft gehouden het beleid dat hij bij intrekkingen hanteert.
7. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft de burgemeester dan ook in redelijkheid de horecaexploitatievergunning en de DHW-vergunning van verzoekster kunnen intrekken. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter is het primaire besluit dus rechtmatig. Hoger beroep tegen deze uitspraak is niet mogelijk. Verzoekster zal de beslissing op bezwaar moeten afwachten en kan daarna eventueel beroep instellen en opnieuw een voorlopige voorziening vragen.
8. De voorzieningenrechter wijst het verzoek daarom af. Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.M. Nollen, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van
mr. M.J. Beckers-Barnasconi, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
1 oktober 2015.
w.g. M.J. Beckers-Barnasconi,
griffier
w.g. C.M. Nollen,
voorzieningenrechter
Voor eensluidend afschrift:
de griffier,
Afschrift verzonden aan partijen op: 7 oktober 2015

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.