ECLI:NL:RBLIM:2015:8349

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
6 oktober 2015
Publicatiedatum
6 oktober 2015
Zaaknummer
03/700175-15
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor bedreigingen met een automatisch vuurwapen in Heerlen

Op 6 oktober 2015 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 4 april 2015 in Heerlen meerdere personen met een automatisch vuurwapen heeft bedreigd. De verdachte, die gedetineerd was, werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. F.A.G.M. Landerloo. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 22 september 2015, waarbij zowel de verdachte als de officier van justitie hun standpunten naar voren brachten. De tenlastelegging omvatte vier feiten, waaronder het tonen van een automatisch vuurwapen aan verschillende slachtoffers en het doen van schietgeluiden. De rechtbank oordeelde dat de bedreigingen bewezen waren, mede op basis van de verklaringen van de slachtoffers en de bekennende verklaring van de verdachte. De rechtbank achtte de verdachte strafbaar en legde een gevangenisstraf op van 18 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden voor reclassering en behandeling. Daarnaast werden schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, die immateriële schade hadden geleden door de bedreigingen. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten, vooral gezien de angst die de slachtoffers hadden ervaren, en het recidiverisico van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer: 03/700175-15
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 6 oktober 2015
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboortegegevens verdachte] ,
gedetineerd in [detentieadres verdachte] .
De verdachte wordt bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. F.A.G.M. Landerloo, kantoorhoudende te Maastricht.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 22 september 2015. De verdachte en zijn raadsvrouw zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
feit 1: iemand met de dood heeft bedreigd door aan deze persoon een automatisch vuurwapen te tonen en dit wapen op die persoon te richten;
feit 2: iemand met de dood heeft bedreigd door aan deze persoon een automatisch vuurwapen te tonen en dit wapen op die persoon te richten;
feit 3: iemand met de dood heeft bedreigd door aan deze persoon een automatisch vuurwapen te tonen en dit wapen op die persoon te richten en daarbij het geluid van schieten na te doen;
feit 4: een automatisch vuurwapen voorhanden heeft gehad.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat alle tenlastegelegde feiten kunnen worden bewezen.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van alle feiten gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
feit 2
Met de officier van justitie en de raadvrouw acht de rechtbank feit 2 bewezen, gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting; [2]
- de aangifte. [3]
feit 4
Met de officier van justitie en de raadvrouw acht de rechtbank feit 4 bewezen, gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting; [4]
- de kennisgeving van inbeslagneming; [5]
- het proces-verbaal relaterende een onderzoek aan een automatisch vuurwapen en munitie. [6]
feiten 1 en 3
Op 4 april heeft een aangeefster, die anoniem wenst te blijven en geregistreerd staat als ‘nn040415’, verklaard dat zij op 4 april 2015 omstreeks 01.00 uur in haar auto reed op [pleegplaats 1] . (De rechtbank begrijpt dat [pleegplaats 1] in Heerlen wordt bedoeld.) Daar werd zij op enig moment door een auto rechts ingehaald. Deze auto ging plotseling vol in de remmen. Aangeefster zag de bestuurder uitstappen en zij hoorde hem zeggen dat hij had gezien dat zij een vrouw was en dat hij haar een lekker wijf vond. De man wilde dat zij mee ging naar zijn huis op [adres verdachte] . Aangeefster zei dat zij geen interesse had en dat zij zwanger was. Toen zei de man dat hij een AK47 had. Hij is toen naar zijn auto gelopen en aangeefster zag dat hij van de achterbank een geweer haalde. Het was geen pistool maar een geweer dat je in oorlogsfilms ziet. Aangeefster zag dat de man hiermee rondzwaaide in haar richting. Zij was bang. Dit kwam ook door de blik in zijn ogen. Aangeefster vreesde voor haar leven en voor het leven van haar ongeboren kind.
Zij zag dat de man het geweer weer op de achterbank gooide. Even later reed hij weg. [7] De auto van de blanke man was een lichtgrijze Ford Focus station. [8]
Op 4 april heeft een aangever, die anoniem wenst te blijven en geregistreerd staat als ‘530645’, verklaard dat hij zich in de nacht van vrijdag 3 op zaterdag 4 april 2015 omstreeks 01.00 uur bevond op [pleegplaats 2] in Heerlen. Hij had daar de door hem bestuurde auto geparkeerd. In de auto zaten tevens vier vrienden. Een vriend was op enig moment uitgestapt en op het moment dat deze vriend de straat overstak, kwam een auto met hoge snelheid aangereden. De vriend van aangever gebaarde met zijn handen tegen de bestuurder van die auto dat hij rustiger moest rijden. Aangever hoorde dat de auto met piepende banden tot stilstand kwam. De bestuurder stapte uit de auto. De bestuurder trok de achterdeur van zijn auto open en pakte een groot vuurwapen van de achterbank. Het was een mitrailleurachtig wapen. Het leek op een Kalasjnikov, maar dan voornamelijk zwart. Aangever zag dat zijn vriend een portiek in dook. De bestuurder kwam voor de auto staan en richtte het wapen op aangever en zijn vrienden. De man lachte en deed het geluid van schieten na. Aangever dook samen met een vriend die ook voorin zat onder het dashboard. Achterin de auto zaten een vriendin en een vriend die in een rolstoel zit. Iedereen was enorm geschrokken. Vervolgens stapte de man in zijn auto. Hij gooide het wapen op de achterbank. Even later reed hij weg. De auto waarin die man reed was een grijze Ford Focus station. [9]
Verdachte heeft deze feiten ter terechtzitting bekend noch betwist. Hij heeft verklaard dat het zou kunnen dat hij de feiten heeft gepleegd. Hij zegt zich daarvan echter niets meer te herinneren.
Overwegingen omtrent het bewijs
De rechtbank overweegt dat verdachte heeft bekend dat hij op dezelfde dag als genoemd in de aangiftes, te weten 4 april 2015, eveneens in Heerlen, een automatisch vuurwapen voorhanden heeft gehad, welk wapen hij heeft gebruikt om daarmee omstreeks 01.00 uur
[slachtoffer] met de dood te bedreigen (de hiervoor bewezenverklaarde feiten 2 en 4). Ook aangeefster nn040415 en aangever 530645 hebben verklaard dat zij omstreeks 01.00 uur in Heerlen zijn bedreigd door een man. Daarnaast heeft zowel de aangever ter zake van feit 2, [slachtoffer] , als aangeefster nn040415 als aangever 530645 verklaard dat de man, door wie zij met een mitrailleur/geweer zijn bedreigd, reed in een grijze Ford Focus station en dat hij na de bedreiging het wapen op de achterbank van de auto gooide. Voorts heeft zowel aangever [slachtoffer] als aangeefster nn040415 verklaard dat de man blank was.
Gelet op de omstandigheid dat de feiten 1 en 3 zijn gepleegd in de nabijheid van de pleegplaats van feit 2 en in aanmerking genomen dat de feiten 1 en 3 omstreeks dezelfde tijd als feit 2 zijn gepleegd en gezien het feit dat alle drie de aangevers onafhankelijk van elkaar hebben verklaard dat zij zijn bedreigd door een man die reed in grijze Ford Focus station die, na hen te hebben bedreigd met een mitrailleur/geweer, dit wapen op de achterbank van zijn auto gooide, concludeert de rechtbank dat de onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde bedreigingen door één en dezelfde persoon zijn gepleegd.
Op grond van de hierboven onder de feiten 1, 2, 3 en 4 omschreven bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang bezien en gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, acht de rechtbank de feiten 1 en 3 bewezen.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
1.
op 4 april 2015 in de gemeente Heerlen een aangeefster bekend onder nummer 528195 (nn040415) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een vuurwapen, geschikt om automatisch te vuren, getoond aan en gericht op die aangeefster;
2.
op 4 april 2015 in de gemeente Heerlen [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een vuurwapen, geschikt om automatisch te vuren, getoond aan en gericht op die [slachtoffer] ;
3.
op 4 april 2015 in de gemeente Heerlen een persoon, bekend onder nummer 530645, heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een vuurwapen, geschikt om automatisch te vuren, getoond aan en gericht op die persoon en daarbij het geluid van schieten nagedaan;
4.
op 4 april 2015 in de gemeente Heerlen een wapen van categorie II onder 2, te weten een Zastava M70bl (wapennummer C-38128), zijnde een vuurwapen geschikt om automatisch te vuren, voorhanden heeft gehad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is tenlastegelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
feit 1:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
feit 2:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
feit 3:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
feit 4:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De psycholoog, [naam psycholoog] , heeft over de geestvermogens van de verdachte op 15 juli 2015 een rapport uitgebracht. De rechtbank komt op basis van de in dat rapport vervatte bevindingen en het daarin vervatte advies niet tot de conclusie dat bij de verdachte sprake is van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar, op te leggen.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit aan verdachte een gevangenisstraf van maximaal 12 maanden op te leggen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Verdachte heeft een automatisch vuurwapen voorhanden gehad en heeft daarmee zonder noemenswaardige aanleiding in het holst van de nacht meerdere personen met de dood bedreigd. Verdachte heeft de feiten gepleegd in een zeer korte tijdspanne en op drie verschillende locaties. Hij heeft zijn slachtoffers een automatisch vuurwapen, te weten een mitrailleur, getoond en hij heeft dit wapen ook op hen gericht. Een van de slachtoffers was een hoogzwangere vrouw. Het spreekt voor zich dat verdachte door het plegen van deze feiten bij de slachtoffers hevige gevoelens van schrik en angst heeft veroorzaakt, waardoor zij zich zeer onveilig moeten hebben gevoeld. Dat zij hier ook nog lange tijd na het voorval last van hebben gehad is gebleken uit de stukken ter onderbouwing van de vorderingen van de benadeelde partijen en de ter terechtzitting voorgehouden schriftelijke slachtofferverklaring van [slachtoffer] . Ook de omstandigheid dat twee aangevers anoniem wensen te blijven is zeer veelzeggend wat betreft de gevoelens van onveiligheid die verdachte teweeg heeft gebracht.
Het enkele voorhanden hebben van het automatisch vuurwapen waarmee verdachte de bedreigingen heeft gepleegd, is een strafbaar feit waarvoor een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van langere duur de enige passende sanctie is.
Het oriëntatiepunt van het LOVS (Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht), dat ziet op de bestraffing van het voorhanden hebben van een automatisch vuurwapen, is een
onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 9 maanden.
Het behoeft geen betoog dat de gepleegde bedreigingen door het bijzonder angstaanjagende karakter vele malen ernstiger zijn dan de ‘doorsnee’ bedreiging waarbij iemand wordt bedreigend ‘met woorden’. Ook voor elk van de drie bewezenverklaarde bedreigingen is naar het oordeel van de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van langere duur de enige passende sanctie.
Bij de bepaling van de op te leggen straf betrekt de rechtbank dat in voormeld psychologisch rapport van 15 juli 2015 wordt geadviseerd verdachte ten aanzien van het tenlastegelegde als volledig toerekeningsvatbaar te beschouwen. De rechtbank neemt dit advies van de psycholoog over.
In strafverzwarende zin slaat de rechtbank acht op het strafblad van verdachte, waaruit blijkt dat hij in de afgelopen vijf jaar meermalen is veroordeeld, onder meer vanwege een mishandeling en twee bedreigingen.
Ook de houding van verdachte ter terechtzitting acht de rechtbank strafverzwarend. Verdachte heeft namelijk op geen enkele wijze spijt betuigd. Sterker nog, meermalen heeft hij de gevolgen van de gepleegde bedreigingen gebagatelliseerd en aangegeven dat de aangevers onwaarheden spreken. Dit gedrag getuigt niet van inzicht hebben in de onjuistheid van het eigen handelen en dat baart de rechtbank zorgen.
Uit voormeld psychologisch rapport en het reclasseringsrapport van 15 juni 2015 blijkt duidelijk dat verdachte op meerdere essentiële leefgebieden problemen ervaart en dat hij niet in staat is om deze problemen zonder hulp op te lossen. Als gevolg van deze problematiek wordt het recidiverisico als hoog ingeschat. Desondanks wil verdachte zich niet voor zijn problematiek laten behandelen. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij er bewust voor kiest om niets te doen aan het terugdringen van het recidiverisico. Ook dit weegt zij mee als een strafverzwarende omstandigheid.
Omdat de rechtbank het van het grootste belang acht dat verdachte, ondanks zijn negatieve houding ten aanzien van behandeling, ter voorkoming van recidive zal gaan werken aan een oplossing van zijn problematiek, zal zij een deels voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen met daarbij de bijzondere voorwaarden dat verdachte zich dient te houden aan een meldplicht en gehoor dient te geven aan de aanwijzingen die hem worden gegeven door of namens de reclassering, ook indien dit inhoudt dat hij moet meewerken aan diagnostiek en ambulante behandeling. Het is aan verdachte om aan te tonen dat hij in staat is om zich te houden aan deze voorwaarden. De rechtbank koestert de hoop dat het voorwaardelijke strafdeel verdachte hiertoe zal motiveren.
Gelet op het bovenstaande, acht de rechtbank het passend aan verdachte een gevangenisstraf op te leggen, zoals door de officier van justitie gevorderd, van 18 maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar. Daarnaast zal zij de hierboven omschreven bijzondere voorwaarden opleggen.

7.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

7.1
7.1.1 De vordering van de benadeelde partij nn040415
De benadeelde partij, bekend als nn040415, vordert een schadevergoeding van € 1.150,00 ter zake van feit 1, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van ontstaan van de schade.
7.1.2 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering volledig dient te worden toegewezen en dat tevens de schadevergoedingsmaatregel dient te worden opgelegd.
7.1.3 Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw is van mening dat de benadeelde partij in haar vordering niet-ontvankelijk is, omdat de naam en de geboortedatum van de benadeelde partij onbekend zijn ten gevolge waarvan onduidelijk is wie de vordering heeft ingediend.
Subsidiair heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat de vordering, gelet op het ontbreken van een onderbouwing, dient te worden gematigd tot het bedrag van € 500,00.
7.1.4 Het oordeel van de rechtbank
Uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij,
bekend als nn040415, door het onder 1 bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade is toegebracht. Gelet op de aard van het feit is het naar het oordeel van de rechtbank evident dat iemand die van een dergelijk feit slachtoffer wordt, daarvan immateriële schade ondervindt. Dat is in dit geval eens temeer het geval, aangezien het destijds hoogzwangere slachtoffer nn040415 in het holst van de nacht met de dood is bedreigd door verdachte die haar een mitrailleur heeft getoond, welke mitrailleur hij tevens op haar en dus ook op haar ongeboren kind heeft gericht. Dat het onder deze omstandigheden meemaken van een dergelijk feit bijzonder beangstigend en aangrijpend is en daarom heeft geleid tot blijvende gevoelens van angst én een complicatie bij de zwangerschap, zoals namens nn040415 door haar gemachtigde is gesteld, acht de rechtbank aannemelijk. De rechtbank acht dan ook redelijk en billijk de geleden immateriële schade in dit geval vast te stellen op het ter zake van immateriële schade gevorderde bedrag van € 1.000,00.
Met betrekking tot de anonimiteit van de benadeelde partij overweegt de rechtbank het volgende.
Als hoofdregel geldt dat de identiteit van de benadeelde partij bekend moet zijn op straffe van niet-ontvankelijkheid. Gezien de omstandigheden waaronder het onder 1 bewezenverklaarde is gepleegd, is het voor de rechtbank uitermate begrijpelijk en invoelbaar dat aangeefster ervoor heeft gekozen anoniem aangifte te doen. Deze door de wetgever gecreëerde mogelijkheid ziet bij uitstek op een feit als het feit waarvan aangeefster nn040415 slachtoffer is geworden. Naar het oordeel van de rechtbank valt niet in te zien waarom aangeefster haar begrijpelijk gekozen anonimiteit niet zou mogen voortzetten wanneer zij de door haar geleden schade door verdachte vergoed wenst te zien, temeer nu de verdediging als gevolg van de anonimiteit op geen enkele wijze wordt beknot in haar verdedigingsrecht.
De rechtbank heeft geen reden om aan te nemen dat de indiener van de vordering een ander is dan aangeefster nn040415, gelet op de correspondentie tussen de nummers, zoals vermeld in de aangifte, het onder 1 tenlastegelegde en de door de gemachtigde van nn040415 ingediende vordering. Daarnaast beschouwt de rechtbank de vordering als daadwerkelijk ingediend namens aangeefster nn040415, omdat de vordering namens nn040415 is ingediend door een uitdrukkelijk gemachtigde raadsman die desgevraagd heeft bevestigd dat de vordering namens aangeefster nn040415 is ingediend. Voorts is alle zich in het dossier bevindende correspondentie in het kader van de slachtofferzorg gericht aan deze aangeefster en haar raadsman.
De bovengenoemde omstandigheden in aanmerking nemend, is de rechtbank van oordeel dat zij erop dient te vertrouwen dat de vordering namens aangeefster nn040415 is ingediend. De anonimiteit van de benadeelde is dan ook geen reden om de benadeelde partij in haar vordering niet-ontvankelijk te verklaren.
Zoals door de benadeelde partij gevorderd, zal de rechtbank het toe te wijzen bedrag vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade, te weten 4 april 2015.
De rechtbank zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu zij het wenselijk acht dat de Staat de vergoeding van de schade aan het slachtoffer bevordert. Nu de Staat de vergoeding van de schade aan het slachtoffer zal bevorderen, zal de rechtbank de vordering afwijzen voor zover deze ziet op gevorderde buitengerechtelijke incassokosten.
7.2
7.2.1. De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
De benadeelde partij [slachtoffer] vordert een schadevergoeding van € 600,00 ter zake van feit 2, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van ontstaan van de schade.
7.2.2 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering volledig dient te worden toegewezen.
7.2.3 Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw is van mening dat de vordering slechts gedeeltelijk, tot het bedrag van
€ 250,00, dient te worden toegewezen, nu de vordering niet is onderbouwd.
7.2.4 Het oordeel van de rechtbank
Uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij,
[slachtoffer] , door het onder 2 bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade is toegebracht. Gelet op de aard van het feit is het naar het oordeel van de rechtbank evident dat iemand die van een dergelijk feit slachtoffer wordt, daarvan immateriële schade ondervindt in de vorm van angstgevoelens. De rechtbank acht het redelijk en billijk de geleden schade vast te stellen op een bedrag van € 250,00. Voor het overige wijst zij de vordering af.
Zoals door de benadeelde partij gevorderd, zal de rechtbank het toe te wijzen bedrag vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade, te weten 4 april 2015.
De rechtbank zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu zij het wenselijk acht dat de Staat de vergoeding van de schade aan het slachtoffer bevordert.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 24c, 36f, 57 en 285 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is tenlastegelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte voor de feiten 1, 2, 3 en 4 tot
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • bepaalt dat het voorwaardelijke gedeelte van de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd:
  • zich heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit of
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de Identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of
  • geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt voorts de volgende bijzondere voorwaarden, waaraan de veroordeelde gedurende de proeftijd heeft te voldoen:
de veroordeelde moet zich binnen 5 dagen na het onherroepelijk worden van het vonnis melden bij Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering, [adresgegevens Leger des Heils] . Daarna moet veroordeelde zich blijven melden zo frequent en zo lang de reclassering dit noodzakelijk acht;
de veroordeelde dient zich te houden aan de aanwijzingen die hem worden gegeven door of namens de reclassering, ook indien dit inhoudt dat hij moet meewerken aan diagnostiek bij [naam instelling] of een soortgelijke ambulante forensische zorg;
de veroordeelde wordt verplicht zich te laten behandelen voor nog nader te bepalen psychische problematiek bij [naam instelling] of een soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/ behandelaar zullen worden gegeven;
- geeft de reclassering opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
Benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregelen
  • wijst de vordering van de benadeelde partij, bekend onder
  • veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij, bekend onder
  • wijst de vordering van de benadeelde partij voor het overige af;
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot heden op nihil;
  • legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer, bekend onder
  • bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de staat in zoverre komt te vervallen;
  • wijst de vordering van de benadeelde partij
  • veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [slachtoffer]
  • wijst de vordering van de benadeelde partij voor het overige af;
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot heden op nihil;
  • legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer,
5 dagen hechtenismet dien verstande dat de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode van 4 april 2015 tot aan de dag van de volledige voldoening;
- bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de staat in zoverre komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C.A.E. van Binnebeke, voorzitter, mr. M.B. Bax en
mr. J. Wöretshofer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R.C. Smeets, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 6 oktober 2015.
Buiten staat
Mr. M.B. Bax en mr. J. Wöretshofer zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat
1.
hij op of omstreeks 4 april 2015 in de gemeente Heerlen een aangeefster bekend onder nummer 528195 (nn040415) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een vuurwapen, geschikt om automatisch te vuren althans een op een vuurwapen, geschikt om automatisch te vuren gelijkend voorwerp heeft getoond aan en/of gericht op die aangeefster;
2.
hij op of omstreeks 4 april 2015 in de gemeente Heerlen [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een vuurwapen, geschikt om automatisch te vuren althans een op een vuurwapen, geschikt om automatisch te vuren gelijkend voorwerp heeft getoond aan en/of gericht op die [slachtoffer] ;
3.
hij op of omstreeks 4 april 2015 in de gemeente Heerlen een persoon, bekend onder nummer 530645, heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een vuurwapen, geschikt om automatisch te vuren althans een op een vuurwapen, geschikt om automatisch te vuren gelijkend voorwerp heeft getoond aan en/of gericht op die persoon en/of daarbij het geluid van schieten heeft nagedaan;
4.
hij in of omstreeks de periode van 4 april 2015 tot en met 5 april 2015 in de gemeente Heerlen een wapen van categorie II onder 2, te weten een Zastava M70bl (wapennummer C-38128), zijnde een vuurwapen, geschikt om automatisch te vuren, voorhanden heeft gehad.
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voor zover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie, proces-verbaalnummer 2015062129, gesloten d.d. 2 juli 2015, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 127.
2.Verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 22 september 2015.
3.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] d.d. 4 april 2015, pagina 92, 93.
4.Verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 22 september 2015.
5.Proces-verbaal Kennisgeving van inbeslagneming d.d. 5 april 2015, pagina 77.
6.Proces-verbaal relaterende een onderzoek aan een automatisch vuurwapen en munitie d.d. 13 april 2015, pagina 81 t/m 85.
7.Proces-verbaal van aangifte van nn040415 d.d. 4 april 2015, pagina 104, 105.
8.Proces-verbaal van verhoor van aangever d.d. 4 april 2015, pagina 106, 107.
9.Proces-verbaal van aangifte van 530645 d.d. 10 april 2015, pagina 118, 119.