ECLI:NL:RBLIM:2015:8348

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
5 oktober 2015
Publicatiedatum
6 oktober 2015
Zaaknummer
03/702651-14
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor de productie van amfetamine in een laboratorium te Heerlen

In de strafzaak tegen de verdachte, die samen met een medeverdachte betrokken was bij de productie van amfetamine in een loods te Heerlen, heeft de rechtbank Limburg op 5 oktober 2015 uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van het opzettelijk vervaardigen van amfetamine in de periode van 1 juli 2014 tot en met 29 juli 2014. Tijdens de zitting op 21 september 2015 zijn de verdachte en zijn raadsman verschenen, en zijn de standpunten van de officier van justitie en de verdediging besproken. De officier van justitie achtte het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, onderbouwd door het aantreffen van gelaatsmaskers en andere voorwerpen met DNA van de verdachte en zijn medeverdachte in de loods waar het amfetaminelaboratorium was gevestigd.

De verdediging pleitte voor vrijspraak, stellende dat de verklaring van de verdachte over de aanwezigheid van de voorwerpen in de loods niet onaannemelijk was. De rechtbank oordeelde echter dat de verklaring van de verdachte ongeloofwaardig was, vooral omdat hij deze pas ter zitting had gegeven, nadat hij kennis had genomen van het dossier. De rechtbank concludeerde dat de verdachte samen met zijn medeverdachte opzettelijk amfetamine had vervaardigd, en achtte de verdachte strafbaar.

De rechtbank legde een gevangenisstraf van vier jaren op, rekening houdend met de ernst van de feiten en het gevaar dat de productie van synthetische drugs met zich meebrengt. De rechtbank benadrukte dat de productie van amfetamine niet alleen schadelijk is voor de gezondheid van gebruikers, maar ook leidt tot diverse vormen van criminaliteit. De verdachte had eerder al met politie en justitie te maken gehad voor drugsfeiten, wat de rechtbank in haar oordeel meebracht. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 47 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer: 03/702651-14
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 5 oktober 2015,
in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboortegegevens verdachte] ,
wonende te [adresgegevens verdachte] ,
gedetineerd in [detentieadres verdachte] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. B.G.J. de Rooij, advocaat te Helmond.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 21 september 2015. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
samen met een ander of anderen dan wel alleen opzettelijk amfetamine heeft vervaardigd.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen. Hiertoe heeft zij gewezen op het aantreffen van gelaatsmaskers, sigarettenpeuken en drankflesjes met daarop het DNA van verdachte en medeverdachte [medeverdachte] in de loods waarin het amfetaminelaboratorium was opgezet. De verklaring die verdachte voor het aantreffen van deze voorwerpen heeft gegeven, te weten dat zij door een derde in de loods zijn gelegd, acht de officier van justitie onaannemelijk.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak van het ten laste gelegde bepleit. Hiertoe heeft hij aangevoerd dat de verklaring die verdachte voor het aantreffen van deze voorwerpen heeft gegeven, namelijk dat een derde, te weten de eigenaar van de loods, [eigenaar van de loods] , deze voorwerpen daar heeft neergelegd om verdachte de schuld van het amfetaminelaboratorium in de schoenen te schuiven, niet volstrekt onaannemelijk is. Daarnaast kan uit het aantreffen van het gelaatsmasker in het amfetaminelaboratorium niet worden afgeleid dat verdachte daadwerkelijk betrokken is geweest bij de vervaardiging van amfetamine.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Op 29 juli 2014 werd binnengetreden in een loods aan [pleegplaats] te Heerlen. Deze loods was ingericht en in gebruik ten behoeve van de omzetting van Apaan in BMK en de vervaardiging van amfetamine. In deze loods werden nagenoeg alleen goederen en stoffen aangetroffen die bestemd waren voor of gebruikt worden bij de productie van synthetische drugs. [2] Ook was duidelijk dat er al geproduceerd was; er zijn immers stoffen aangetroffen waarin amfetamine bleek te zitten. [3] Door de politie werd onderzoek verricht in deze loods. Hierbij werden onder meer twee volgelaatsmaskers, vier sigarettenpeuken, een flesje Sourcy Vitamin Water en een flesje AH mineraalwater aangetroffen. [4] Deze voorwerpen werden bemonsterd. [5] Op de volgelaatsmaskers werd het DNA van respectievelijk verdachte en medeverdachte [medeverdachte] aangetroffen. Ook op de genoemde drankflesjes werd het DNA van verdachte aangetroffen. Op de sigarettenpeuken werd het DNA van [medeverdachte] aangetroffen. [6]
Op 27 mei 2014 heeft een taxatie plaatsgevonden van het pand aan [pleegplaats] te Heerlen. In het taxatierapport bevinden zich foto’s waaruit blijkt dat de loods van dat pand ten tijde van de taxatie nagenoeg leeg was. Dit is bevestigd door de taxateur. [7]
[de broer van de eigenaar van de loods] , de broer van de eigenaar, heeft verklaard dat hij op 26 juni 2014 nog bij de loods is geweest en dat hem toen niets is opgevallen. [8]
Het is de rechtbank ambtshalve bekend dat bij de productie van synthetische verdovende middelen, zoals amfetamine, gebruik wordt gemaakt van het type volgelaatsmaskers dat werd aangetroffen in de loods. Bij de productie van deze middelen komen namelijk giftige gassen vrij. De rechtbank leidt uit het aantreffen van deze volgelaatsmaskers, mede bezien in de setting waarin deze zijn aangetroffen, namelijk in een loods ingericht als amfetaminelaboratorium, waarin zich alleen spullen voor de productie daarvan bevonden, af, dat de maskers zijn gebruikt bij de productie van amfetamine.
Verdachte heeft zich bij de politie steevast op zijn zwijgrecht beroepen toen hem werd voorgehouden dat er voorwerpen met daarop zijn DNA zijn aangetroffen in het amfetaminelaboratorium. Eerst ter terechtzitting heeft verdachte een scenario geschetst, namelijk dat beide gelaatsmaskers in de auto van [medeverdachte] lagen en gebruikt waren bij verbouwingswerkzaamheden in zijn woning. [medeverdachte] ’ auto, met daarin deze volgelaatsmaskers, de sigarettenpeuken en de drankflesjes, stond in de loods van [eigenaar van de loods] , omdat hij de auto voor [medeverdachte] zou verkopen. [eigenaar van de loods] zou vervolgens de goederen met verdachtes en [medeverdachte] ’ DNA erop uit de auto hebben gehaald en in de loods hebben neergelegd, kennelijk om verdachte en [medeverdachte] te laten opdraaien voor het aantreffen van het amfetaminelaboratorium.
De rechtbank acht de verklaring van verdachte ongeloofwaardig. Niet alleen wordt dit type aangetroffen gelaatsmaskers niet gebruikt bij eenvoudige verbouwingswerkzaamheden in een woning, maar bovendien heeft verdachte deze verklaring pas afgelegd op zitting, nadat hij van het hele dossier én de procespositie van medeverdachte [medeverdachte] heeft kunnen kennisnemen. Daarbij komt dat verdachte op de zitting heeft verklaard dat hij niets weet van de loods en er nooit geweest is, maar dat hij bij de politie, nadat hem is voorgehouden dat [medeverdachte] heeft verklaard dat hij in de loods auto’s wilde spuiten, aangeeft dat hij en [medeverdachte] het “wel ergens over gehad hebben” om te gaan doen in de loods, maar dat hij daar niks over wil verklaren. Als de verklaring voor de aanwezigheid van een gelaatsmasker van verdachte zo eenvoudig te verklaren zou zijn als hij ter zitting stelt, ziet de rechtbank niet in waarom hij die simpele en onschuldige verklaring niet veel eerder heeft afgelegd.
De rechtbank acht dan ook bewezen dat verdachte, in de periode van 1 juli 2014 tot en met 29 juli 2014, in de gemeente Heerlen samen met [medeverdachte] opzettelijk amfetamine heeft vervaardigd.
3.3
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte:
in de periode van 1 juli 2014 tot en met 29 juli 2014 in de gemeente Heerlen, tezamen en in
vereniging met een ander opzettelijk heeft vervaardigd, een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met artikel 2, onder D van de Opiumwet.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht, gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft een deels voorwaardelijke gevangenisstraf bepleit waarvan het onvoorwaardelijk deel gelijk is aan de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Verdachte heeft, samen met een ander, amfetamine vervaardigd in een loods in Heerlen. Dit is een zeer ernstig feit. De opslag van chemicaliën en de uiteindelijke productie van synthetische drugs brengen namelijk gevaren met zich mee. Zo bestaat er gevaar voor brand, ontploffing of het vrijkomen van giftige stoffen. Dit is in dit geval des te kwalijker, omdat het aangetroffen amfetaminelaboratorium was ingericht in een loods die in een woonwijk, tussen twee woningen, is gelegen. Daarnaast leveren harddrugs voor de gebruikers ernstige gezondheidsrisico’s op. Ook gaat de productie van en de handel in harddrugs gepaard met diverse vormen van criminaliteit. Verdachte heeft door zijn handelen bijgedragen aan het in stand houden van het illegale harddrugscircuit en de daaraan gerelateerde criminaliteit.
De rechtbank is van oordeel dat de ernst van de feiten zonder meer oplegging van een forse gevangenisstraf rechtvaardigt.
Voor het bestraffen van het vervaardigen van amfetamine is in het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) geen oriëntatiepunt vastgesteld. De politie heeft berekend dat met de aangetroffen hoeveelheden chemicaliën, te weten: 385 liter formamide en 256 liter BMK, tussen 358,4 en 512 kilogram natte amfetamine kan worden gemaakt. Indien aansluiting wordt gezocht bij de oriëntatiepunten die gelden voor de in- en uitvoer van dergelijke hoeveelheden harddrugs, dan zou dat betekenen dat aan verdachte een langdurige gevangenisstraf zou worden opgelegd.
Ook heeft de rechtbank acht geslagen op het strafblad van verdachte, waaruit blijkt dat hij eerder is veroordeeld voor drugsfeiten. Het pleit niet voor verdachte dat hij nu weer met politie en justitie in aanraking is gekomen voor het plegen van Opiumwetfeiten. Aan verdachte zijn op respectievelijk 31 oktober 2014, 1 december 2014 en 30 december 2014 strafbeschikkingen aangeboden ter zake overtreding van de Wet aansprakelijkheidsverzekering en het opgeven van een valse naam. Dit betekent dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is. Dit zal echter niet leiden tot een veel lagere gevangenisstraf, nu de ernst van die overtredingen niet in verhouding staat tot het huidige bewezenverklaarde feit.
Alles afwegende acht de rechtbank het passend en geboden dat aan verdachte wordt opgelegd een gevangenisstraf van 4 jaren met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.

7.Het beslag

In het kader van het onderzoek is bij verdachte een kogelpatroon in beslag genomen. De verdachte heeft ter terechtzitting afstand gedaan van dit voorwerp. De officier van justitie heeft de beslaglijst vervolgens ingetrokken.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 47 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd.
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar.
Straf
  • veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf van 4 jaren;
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.S. Holthuis, voorzitter, mr. B.G.L. van der Aa en
mr. C.G.A. Wouters, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.W.J. Reuvers, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 5 oktober 2015.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 juli 2014 tot en met 29 juli 2014 in de gemeente Heerlen, althans binnen het arrondissement Limburg, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, opzettelijk heeft vervaardigd, (een) hoeveelhe(i)d(en) van een
materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, proces-verbaalnummer 2014081662-71, gesloten d.d. 1 april 2015, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 789.
2.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 2 augustus 2014, als weergegeven op pagina 102 van de doornummering.
3.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 2 augustus 2014, als weergegeven op de pagina’s 106 en 107 van de doornummering. SIN AADN5680NL en AADN5676NL en rapport Identificatie van drugs en precursoren van het Nederlands Forensisch Instituut d.d. 7 augustus 2014, als weergegeven op de pagina’s 245 en 246 van de doornummering.
4.Proces-verbaal Sporenonderzoek d.d. 1 augustus 2014, als weergegeven op de pagina’s 116 tot en met 118 van de doornummering.
5.Volgelaatsmaskers respectievelijk SIN AAHB7833NL en AAHB7834NL, sigarettenpeuk SIN AAHB7838NL, flesje Sourcy Vitamin Water SIN AAHB7840NL en flesje AH mineraalwater SIN AAHB7841NL.
6.Rapport Onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek naar aanleiding van een overtreding van de Opiumwet in Heerlen op 28 juli 2014 van het Nederlands Forensisch Instituut d.d. 26 augustus 2014, als weergegeven op de pagina’s 170 tot en met 172 van de doornummering.
7.Proces-verbaal bevindingen loods d.d. 2 december 2014, als weergegeven op de pagina’s 289 tot en met 294 van de doornummering.
8.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] d.d. 21 januari 2015, als weergegeven op de pagina’s 325 en 326 van de doornummering.