ECLI:NL:RBLIM:2015:8347

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
5 oktober 2015
Publicatiedatum
6 oktober 2015
Zaaknummer
03/702650-14
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor de productie van amfetamine en teelt van hennepplanten in Limburg

Op 5 oktober 2015 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met een medeverdachte werd beschuldigd van het opzettelijk vervaardigen van amfetamine en het telen van hennepplanten. De verdachte werd bijgestaan door mr. N.T.M. van Noort. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 21 september 2015, waarbij de verdachte en zijn raadsvrouw aanwezig waren. De officier van justitie achtte de tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen, terwijl de verdediging vrijspraak bepleitte voor het vervaardigen van amfetamine, maar zich refereerde aan het oordeel van de rechtbank voor de teelt van hennepplanten.

De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de vervaardiging van amfetamine, onder andere door het aantreffen van gasmaskers en DNA-sporen van de verdachte in de loods waar het amfetaminelaboratorium was opgezet. De verdachte had inconsistent verklaard over de aanwezigheid van deze voorwerpen, wat de rechtbank ongeloofwaardig achtte. Daarnaast werd de verdachte ook schuldig bevonden aan het telen van 38 hennepplanten in Valkenswaard. De rechtbank oordeelde dat de verdachte strafbaar was en legde een gevangenisstraf van 4 jaren op, met aftrek van de tijd die in voorarrest was doorgebracht.

De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten, gezien de gevaren van de productie van synthetische drugs en de impact op de samenleving. De verdachte had eerder al een strafblad voor drugsgerelateerde feiten, wat meegewogen werd in de strafmaat. De beslissing is gebaseerd op de artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Opiumwet, zoals deze golden ten tijde van de feiten.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer: 03/702650-14
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 5 oktober 2015,
in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboortegegevens verdachte] ,
wonende te [adresgegevens verdachte] ,
thans [detentieadres verdachte] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. N.T.M. van Noort, advocaat te Oirschot.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 21 september 2015. De verdachte en zijn raadsvrouw zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
Feit 1: samen met een ander of anderen dan wel alleen opzettelijk amfetamine heeft
vervaardigd.
Feit 2: opzettelijk 38 hennepplanten heeft geteeld, bereid, bewerkt, verwerkt dan wel
aanwezig heeft gehad.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigen bewezen. Wat betreft feit 1 heeft zij gewezen op het aantreffen van gasmaskers, sigarettenpeuken en drankflesjes met daarop het DNA van verdachte en medeverdachte [medeverdachte] in de loods waarin het amfetaminelaboratorium was opgezet. De verklaring die verdachte voor het aantreffen van deze voorwerpen heeft gegeven, te weten dat zij door een derde in de loods zijn gelegd, acht de officier van justitie onaannemelijk.
Wat betreft feit 2 heeft de officier van justitie verwezen naar de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen en de bekennende verklaring van verdachte.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak van feit 1 bepleit. Hiertoe heeft zij aangevoerd dat de in het amfetaminelaboratorium aangetroffen voorwerpen waarop het DNA van verdachte werd aangetroffen verplaatsbaar zijn. De verklaring die verdachte voor het aantreffen van deze voorwerpen heeft gegeven, namelijk dat een derde, te weten de eigenaar van de loods,
[eigenaar van de loods] , deze voorwerpen daar heeft neergelegd om verdachte de schuld van het amfetaminelaboratorium in de schoenen te schuiven, kan niet worden uitgesloten.
Wat de bewezenverklaring van het onder feit 2 ten laste gelegde, heeft de raadsvrouw zich aan het oordeel van de rechtbank gerefereerd.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Met betrekking tot feit 1:
Op 29 juli 2014 werd binnengetreden in een loods aan [pleegplaats 1] . Deze loods was ingericht en in gebruik ten behoeve van de omzetting van Apaan in BMK en de vervaardiging van amfetamine. In deze loods werden nagenoeg alleen goederen en stoffen aangetroffen die bestemd waren voor of gebruikt worden bij de productie van synthetische drugs. [2] Ook was duidelijk dat er al geproduceerd was; er zijn immers stoffen aangetroffen waarin amfetamine bleek te zitten. [3] Door de politie werd onderzoek verricht in deze loods. Hierbij werden onder meer twee volgelaatsmaskers, vier sigarettenpeuken, een flesje Sourcy Vitamin Water en een flesje AH mineraalwater aangetroffen. [4] Deze voorwerpen werden bemonsterd. [5] Op de volgelaatsmaskers werd het DNA van respectievelijk verdachte en medeverdachte [medeverdachte] aangetroffen. Ook op de sigarettenpeuken werd het DNA van verdachte aangetroffen. Het DNA van [medeverdachte] werd aangetroffen op de genoemde drankflesjes. [6]
Op 27 mei 2014 heeft een taxatie plaatsgevonden van het pand aan [pleegplaats 1] . In het taxatierapport bevinden zich foto’s waaruit blijkt dat de loods van dat pand ten tijde van de taxatie nagenoeg leeg was. Dit is bevestigd door de taxateur. [7]
[de broer van de eigenaar van de loods] , de broer van de eigenaar, heeft verklaard dat hij op 26 juni 2014 nog bij de loods is geweest en dat hem toen niets is opgevallen. [8]
Het is de rechtbank ambtshalve bekend dat bij de productie van synthetische verdovende middelen, zoals amfetamine, gebruik wordt gemaakt van het type volgelaatsmaskers dat werd aangetroffen in de loods. Bij de productie van deze middelen komen namelijk giftige gassen vrij. De rechtbank leidt uit het aantreffen van deze volgelaatsmaskers, mede bezien in de setting waarin deze zijn aangetroffen, namelijk in een loods ingericht als amfetaminelaboratorium, waarin zich alleen spullen voor de productie daarvan bevonden, af, dat de maskers zijn gebruikt bij de productie van amfetamine.
Verdachte heeft aanvankelijk bij de politie verklaard dat de volgelaatsmaskers en de sigarettenpeuken in de loods lagen, omdat hij deze zelf heeft meegenomen naar de loods, omdat verdachte en [medeverdachte] daar een auto wilden spuiten.
Eerst ter terechtzitting heeft verdachte een ander scenario geschetst, namelijk dat beide gelaatsmaskers in zijn auto lagen en gebruikt waren bij verbouwingswerkzaamheden in de woning van medeverdachte [medeverdachte] . Verdachtes auto, met daarin deze volgelaatsmaskers, de sigarettenpeuken en de drankflesjes, stond in de loods van [eigenaar van de loods] , omdat hij de auto voor verdachte zou verkopen. [eigenaar van de loods] zou vervolgens de goederen met verdachtes en [medeverdachte] ’ DNA erop uit de auto hebben gehaald en in de loods hebben neergelegd, kennelijk om verdachte en [medeverdachte] te laten opdraaien voor het aangetroffen amfetaminelaboratorium.
Verdachte is dus inconsistent in zijn verklaringen. Bovendien is zijn tweede verklaring naar het oordeel van de rechtbank ook ongeloofwaardig gelet op het feit dat dit type aangetroffen gelaatsmaskers niet gebruikt wordt bij verbouwingswerkzaamheden in een woning. Zijn eerste verklaring is ongeloofwaardig omdat in de loods geen voorzieningen aanwezig waren voor het spuiten van auto’s, zoals een spuitcabine of verfmaterialen. Kort en goed gelooft de rechtbank dan ook geen van deze twee verklaringen.
De rechtbank acht dan ook bewezen dat verdachte, in de periode van 1 juli 2014 tot en met 29 juli 2014, in de gemeente Heerlen samen met [medeverdachte] opzettelijk amfetamine heeft vervaardigd.
Met betrekking tot feit 2:
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 19 november 2014 in de gemeente Valkenswaard opzettelijk 38 hennepplanten heeft geteeld, gelet op:
  • het proces-verbaal van doorzoeking d.d. 20 november 2014, als weergegeven op de pagina’s 636 en 637 van de doornummering;
  • de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van
21 september 2015.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte:
Met betrekking tot feit 1:
in de periode van 1 juli 2014 tot en met 29 juli 2014 in de gemeente Heerlen, tezamen en in
vereniging met een ander opzettelijk heeft vervaardigd, een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Met betrekking tot feit2:
op 19 november 2014 in de gemeente Valkenswaard, opzettelijk heeft geteeld in een pand aan [pleegplaats 2] 38 hennepplanten, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
Met betrekking tot feit 1:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met artikel 2, onder D van de Opiumwet.
Met betrekking tot feit 2:
opzettelijk handelen in strijd met artikel 3, onder B van de Opiumwet.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht, gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft een gevangenisstraf bepleit waarvan de duur gelijk is aan de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Verdachte heeft, samen met een ander, amfetamine vervaardigd in een loods in Heerlen. Dit is een zeer ernstig feit. De opslag van chemicaliën en de uiteindelijke productie van synthetische drugs brengen namelijk gevaren met zich mee. Zo bestaat er gevaar voor brand, ontploffing of het vrijkomen van giftige stoffen. Dit is in dit geval des te kwalijker, omdat het aangetroffen amfetaminelaboratorium was ingericht in een loods die in een woonwijk, tussen twee woningen, is gelegen. Daarnaast leveren harddrugs voor de gebruikers ernstige gezondheidsrisico’s op. Ook gaat de productie van en de handel in harddrugs gepaard met diverse vormen van criminaliteit. Daarnaast heeft verdachte 38 hennepplanten geteeld in de schuur van zijn woning. Verdachte heeft door zijn handelen bijgedragen aan het in stand houden van het illegale drugscircuit en de daaraan gerelateerde criminaliteit.
De rechtbank is van oordeel dat de ernst van de feiten zonder meer oplegging van een forse gevangenisstraf rechtvaardigt.
Voor het bestraffen van het vervaardigen van amfetamine is in het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) geen oriëntatiepunt vastgesteld. De politie heeft berekend dat met de aangetroffen hoeveelheden chemicaliën, te weten: 385 liter formamide en 256 liter BMK, tussen 358,4 en 512 kilogram natte amfetamine kan worden gemaakt. Indien aansluiting wordt gezocht bij de oriëntatiepunten die gelden voor de in- en uitvoer van dergelijke hoeveelheden harddrugs, dan zou dat betekenen dat aan verdachte een langdurige gevangenisstraf moet worden opgelegd.
Ook heeft de rechtbank acht geslagen op het strafblad van verdachte, waaruit blijkt dat hij eerder is veroordeeld voor drugsfeiten. Het pleit niet voor verdachte dat hij nu weer met politie en justitie in aanraking is gekomen voor het plegen van Opiumwetfeiten. De verdachte is op 10 februari 2015 veroordeeld ter zake van het overtreden van de Wet milieubeheer en de Wet bodembescherming. Hij heeft toen een forse gevangenisstraf gekregen. Dit betekent dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is, omdat deze zaak toen ook behandeld en afgedaan had kunnen worden. Dit zal echter niet leiden tot een veel lagere gevangenisstraf nu verdachte toen naar eigen zeggen is veroordeeld voor het dumpen van amfetamineafval.
Alles afwegende acht de rechtbank het passend en geboden dat aan verdachte wordt opgelegd een gevangenisstraf van 4 jaren met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 47, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 3, 10 en 11 van de Opiumwet, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd.
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar.
Straf
  • veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf van 4 jaren;
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.S. Holthuis, voorzitter, mr. B.G.L. van der Aa en
mr. C.G.A. Wouters, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.W.J. Reuvers, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 5 oktober 2015.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 juli 2014 tot en met 29 juli 2014 in de gemeente Heerlen, althans binnen het arrondissement Limburg, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, opzettelijk heeft vervaardigd, (een) hoeveelhe(i)d(en) van een
materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.
hij op of omstreeks 19 november 2014 in de gemeente Valkenswaard, althans in Nederland, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan [pleegplaats 2] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 38 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep,
zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, proces-verbaalnummer 2014081662-71, gesloten d.d. 1 april 2015, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 789.
2.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 2 augustus 2014, als weergegeven op pagina 102 van de doornummering.
3.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 2 augustus 2014, als weergegeven op de pagina’s 106 en 107 van de doornummering. SIN AADN5680NL en AADN5676NL en rapport Identificatie van drugs en precursoren van het Nederlands Forensisch Instituut d.d. 7 augustus 2014, als weergegeven op de pagina’s 245 en 246 van de doornummering.
4.Proces-verbaal Sporenonderzoek d.d. 1 augustus 2014, als weergegeven op de pagina’s 116 tot en met 118 van de doornummering.
5.Volgelaatsmaskers respectievelijk SIN AAHB7833NL en AAHB7834NL, sigarettenpeuk SIN AAHB7838NL, flesje Sourcy Vitamin Water SIN AAHB7840NL en flesje AH mineraalwater SIN AAHB7841NL.
6.Rapport Onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek naar aanleiding van een overtreding van de Opiumwet in Heerlen op 28 juli 2014 van het Nederlands Forensisch Instituut d.d. 26 augustus 2014, als weergegeven op de pagina’s 170 tot en met 172 van de doornummering.
7.Proces-verbaal bevindingen loods d.d. 2 december 2014, als weergegeven op de pagina’s 289 tot en met 294 van de doornummering.
8.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] d.d. 21 januari 2015, als weergegeven op de pagina’s 325 en 326 van de doornummering.