ECLI:NL:RBLIM:2015:8221

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
30 september 2015
Publicatiedatum
1 oktober 2015
Zaaknummer
C/03/210339 KG ZA 15-440
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • J.F.W. Huinen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Executiegeschil over recht van parate executie en zorgplicht van de bank

In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van een kort geding, vorderen eiseressen, bestaande uit verschillende besloten vennootschappen, dat de voorzieningenrechter de Coöperatieve Rabobank en Rabohypotheekbank verbiedt om over te gaan tot openbare verkoop van de Stadbroekermolen. De eiseressen stellen dat de Rabobank hun zorgplicht heeft geschonden door hen hoge financieringen te verstrekken zonder rekening te houden met hun financiële situatie, wat heeft geleid tot overcreditering. De Rabobank heeft in juni 2014 de financieringen opgezegd, omdat de eiseressen in verzuim waren met hun betalingsverplichtingen. De voorzieningenrechter oordeelt dat de Rabobank gerechtigd is om gebruik te maken van haar recht van parate executie, omdat de eiseressen niet aan hun verplichtingen hebben voldaan. De voorzieningenrechter wijst de vorderingen van de eiseressen af en verklaart de Exploitatie van Eventlocaties niet-ontvankelijk in haar vorderingen. De proceskosten worden toegewezen aan de Rabobank.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: C/03/210339 KG ZA 15-440
Vonnis in kort geding van 30 september 2015
in de zaak van:
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[naam] VASTGOED B.V.,
gevestigd te Echt, gemeente Echt-Susteren,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
EXPLOITATIE STADBROEKERMOLEN B.V.,
gevestigd te Echt, gemeente Echt-Susteren,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
EXPLOITATIE VAN EVENTLOCATIES B.V.,
gevestigd te Echt, gemeente Echt-Susteren,
4. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
R&L BEHEER B.V.,
gevestigd te Echt, gemeente Echt-Susteren,
5. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
L.W.H. BEHEER B.V.,
gevestigd te Echt, gemeente Echt-Susteren,
6. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
R.B.J. BEHEER B.V.,
gevestigd te Echt, gemeente Echt-Susteren,
eiseressen,
advocaat mr. Ph. W.A.M. van Roy,
tegen:
1. de coöperatie
COÖPERATIEVE RABOBANK ROERMOND-ECHT U.A.,
gevestigd te Roermond,
2. de naamloze vennootschap
RABOHYPOTHEEKBANK N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagden,
advocaat mr. R.J.C. Geelen
Partijen zullen hierna aan de zijde van eiseressen afzonderlijk [naam] Vastgoed, Exploitatie Stadbroekermolen, Exploitatie van Eventlocaties, R&L Beheer, L.W.H. Beheer en R.B.J. Beheer worden genoemd (tezamen [eiseressen] c.s.), en aan de zijde van gedaagden Coöperatieve Rabobank en Rabohypotheekbank (tezamen Rabobank c.s.).

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 28 augustus 2015
  • de akten overlegging producties aan de zijde van [eiseressen] c.s.
  • de brief van 3 september 2015 aan de zijde van [eiseressen] c.s.
  • de akte overlegging producties aan de zijde van Rabobank c.s.
  • de brief van 9 september aan de zijde van [eiseressen] c.s.
  • de mondelinge behandeling van 10 september 2015, waarbij namens [eiseressen] c.s. dhr. [bestuurder 1] en dhr. [bestuurder 2] zijn verschenen bijgestaan door
mr. D.N. Lavian en mr. van Roy, en namens Rabobank c.s. mw. [vertegenwoordigster] is verschenen bijgestaan door mr. Geelen.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiseressen] Vastgoed is eigenaar van het voormalig molencomplex annex horeca-complex, ondergrond, volkstuinen en verdere aanhorigheden, plaatselijk bekend Jacqueline Roufsweg 1 tot en met 7 (oneven), 6136 VG te Sittard, volgens de dagvaarding kadastraal bekend gemeente Sittard B 5556, 5557 en 5558 en volgens de hypotheekakte van 12 juli 2012 B 4882 en 5531, beide gedeeltelijk (hierna: de Stadbroekermolen).
2.2.
[eiseressen] Vastgoed maakt deel uit van een concern dat thans gevormd wordt door [eiseressen] c.s. (met uitzondering van Exploitatie van Eventlocaties) en de heren [bestuurder 1] en [bestuurder 2] . Het bestuur van het concern wordt gevormd door R&L Beheer, dat op haar beurt indirect - via L.W.H. Beheer en R.B.J. Beheer - wordt bestuurd door de heren [bestuurder 1] en [bestuurder 2] .
2.3.
Tot eind 2013 exploiteerde het concern een party- en cateringservice ('Partyservice [eiseressen] B.V.'), een slagerij ('Topslagerij [eiseressen] B.V.') en een horecalocatie in de Stadbroekermolen (Exploitatie Stadbroekermolen).
2.4.
Na het faillissement van Partyservice [eiseressen] B.V. en Topslagerij [eiseressen] B.V. in december 2013, heeft Exploitatie van Eventlocaties (een door de heren [bestuurder 1] en [bestuurder 2] opgerichte besloten vennootschap) de exploitatie van de Stadbroeker-molen overgenomen. Exploitatie Stadbroekermolen heeft daartoe op 16 december 2013 haar orderportefeuille overgedragen aan Exploitatie van Eventlocaties, en op 2 januari 2014 een (onder)huurovereenkomst gesloten met voornoemde partij.
2.5.
De Coöperatieve Rabobank heeft vanaf 2004 diverse bedrijfsfinancieringen aan [eiseressen] c.s. (uitgezonderd Exploitatie van Eventlocaties) verstrekt. Een overzicht van de per 1 februari 2015 uitstaande kredieten en debetsaldo’s hebben Rabobank c.s. bij productie 1 overgelegd. In de op de verstrekte bedrijfsfinancieringen van toepassing zijnde Algemene Bankvoorwaarden is ten aanzien van de opzegging van de kredietrelatie bepaald:
“(…)27 Onmiddellijke opeisbaarheid
Als de cliënt in verzuim is met de nakoming van enige verplichting jegens de bank, mag debank haar vorderingen op de cliënt door opzegging onmiddellijk opeisbaar maken, tenzij ditgelet op de geringe betekenis van het verzuim niet gerechtvaardigd is. Een dergelijkeopzegging geschiedt schriftelijk met vermelding van de reden. (…).”
2.6.
Als zekerheid voor de verstrekte bedrijfsfinancieringen hebben Rabobank c.s. bij notariële akten van 29 december 2009 en 12 juli 2012, onder andere, een recht van eerste (tot een bedrag van € 1.485.000,-) en tweede (tot een bedrag van € 675.000,-) hypotheek op de Stadbroekermolen verkregen.
2.7.
Nadat [eiseressen] c.s. (uitgezonderd Exploitatie van Eventlocaties) in november 2013 niet meer onverkort aan hun financiële verplichtingen jegens Rabobank c.s. voldeden en de hierover tussen partijen gevoerde gesprekken en de verstuurde sommaties vruchteloos bleken, heeft Coöperatieve Rabobank bij brief van 18 juni 2014 het navolgende aan [eiseressen] c.s. (uitgezonderd Exploitatie van Eventlocaties) bericht:
“(…) Al geruime tijd komen de Vennootschappen hun financiële verplichtingen jegens onze bank niet na. De financieringen aan Topslagerij [eiseressen] BV en Partyservice [eiseressen] BV zijn per 3 december j.l. a.g.v. hun faillissement opgezegd. Ondanks herhaaldelijk rappel aan (mede)debiteuren en borgen zijn deze financieringen niet afgelost. Per ultimo mei 2014 vertonen de leningen aan deze entiteiten een totale achterstand van € 215.806,12 aan aflossingen en € 5.491,93 aan rente. De rekening-courant (…) vertoont per heden een ongeoorloofde debetstand van € 384.775,54. (…)
Daarnaast vertonen de financieringen aan [eiseressen] Vastgoed BV ook al geruime tijd ongeoorloofde achterstanden in de betaling van rente- en aflossingsverplichtingen. De totale achterstand in aflossingen voor deze entiteit bedraagt per 31 mei jl. € 44.741,-. De achterstand in rente bedraagt per diezelfde datum € 51.079,21. (…).
Op grond van het bovenstaande alsmede het feit dat onze bank (mede gelet op uw uitlatingen dienaangaande) onvoldoende fiducie heeft in het feit dat de Vennootschappen hun verplichtingen op korte termijn en uit eigener beweging jegens onze bank kunnen nakomen, zeggen wij hierbij dan ook alle verstrekte financieringen aan alle in de adressering genoemde entiteiten op met een opzegtermijn van 1 maand na dagtekening van deze brief en sommeren wij de Vennootschappen om uiterlijk 18 juli a.s. aan onze bank te voldoen al hetgeen wij op dat moment van u te vorderen zullen hebben. (…)
Mochten de Vennootschappen aan deze sommatie geen of geen tijdig gevolg geven, dan zal zo nodig tot uitwinning van de aan onze bank verstrekte zekerheden worden overgegaan. Dit zal met name betekenen dat overgegaan wordt tot executoriale verkoop van de panden gelegen aan de (…) en Jacqueline Roufsweg 1 te Sittard. Zoals besproken blijven wij graag met u in overleg over de mogelijkheden om executoriale verkoop te voorkomen en zodoende tot opbrengst-maximalisatie te geraken. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan een herfinanciering door een andere bank of aan het maken van nadere afspraken over een onderhandse verkoop van de panden aan een derde. Wij verzoeken u binnen 14 dagen na vandaag contact met ons op te nemen voor het maken van een afspraak hierover. (…)”.
2.8.
Bij e-mail van 20 juni 2014 heeft ‘Nash Consulting’, namens [eiseressen] c.s., aan Rabobank c.s. bericht dat uitwinning van de zekerheden voorkomen dient te worden. Nash Consulting heeft hiertoe in essentie onder meer voorgesteld dat:
  • de juridische eigendom van de Stadbroekermolen zal worden overgedragen aan de gemeente Sittard-Geleen voor een bedrag van € 550.000,-;
  • Rabobank c.s. voormelde koopsom zullen ontvangen;
  • Rabobank c.s. een bedrag van € 250.000,- zullen afschrijven/kwijtschelden;
  • [eiseressen] c.s. naar verwachting - gedurende vijf jaren (met ingang van 1 januari 2015) - een bedrag van € 75.000,- op jaarbasis aan Rabobank c.s. zullen voldoen uit de cashflow van het huidige concern.
2.9.
In reactie op voormelde e-mail hebben Rabobank c.s. bij brief van 3 juli 2014 aan [eiseressen] c.s. (uitgezonderd Exploitatie van Eventlocaties) bericht:
“(…) De bank gaat om een aantal redenen niet akkoord met bovenstaand voorstel.
Allereerst vraagt u aan de bank op voorhand een bedrag ad € 250.000,- kwijt te schelden. Zoals ook al in eerdere gesprekken (…) is aangehaald, zal de bank hier niet aan meewerken. De belangen van onze leden, de door u verstrekte zekerheden en de positie van de Nederlandse Staat spelen hierbij een belangrijke rol.
Daarnaast is de verkoopprijs ad € 550.000,- te laag ten opzichte van de getaxeerde waardes zoals die blijken uit het laatst bij ons bekende taxatierapport (VBO Makelaar d.d. 14/3/2013). In dit rapport wordt een vrije verkoopwaarde vermeld van € 1.325.000,-. U begrijpt dat wij een verkoopprijs van
€ 550.000,- dan ook niet passend achten. (…) Hoe dit ook zij, de bank verwacht op dit moment - ook bij gedwongen executie - in elke geval meer te ontvangen dan de geboden € 550.000,-.
U vraagt de bank in feite om het ten behoeve van haar verhypothekeerde onderpand te Sittard tegen een lage(re) prijs te verkopen, teneinde een onzekere toekomstige bate te kunnen realiseren. Of en in hoeverre de toekomstige cashflow van uw nieuwe onderneming inderdaad zodanig zal zijn dat er
€ 75.000,- aan de bank betaald kan worden, moet immers nog maar worden afgewacht. De bank wil zulks een risico onder de gegeven omstandigheden niet lopen en kiest bij uitwinning voor zekerheid.
Tot slot wijs ik u op het volgende. De financieringen zijn in onze brief van 18 juni jl. opgezegd. Het bedrag ad € 75.000,- per jaar is daarbij onvoldoende om aan de jaarlijkse verplichtingen van R&L Beheer B.V. c.s. te kunnen voldoen, zodat de vordering van onze bank alleen nog maar verder zal oplopen zolang de onroerende zaken niet zijn verkocht. Bovendien is de bank van mening dat de regeling die u aanbiedt een te lange doorlooptijd kent. (…).”
2.10.
Nadat nader overleg vruchteloos is gebleken, hebben Rabobank c.s. de executieveiling van de Stadbroekermolen ex artikel 3:268 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) bij exploot van 6 augustus 2015 aan L.W.H. Beheer, R&L Beheer en Exploitatie Stadbroekermolen aangezegd tegen 15 oktober 2015. Zulks in verband met haar vordering ten bedrage van € 2.408.508,45 (exclusief boete- en/of vergoedingsrente en verschuldigde kosten).
2.11.
Bij exploot van dagvaarding van 2 maart 2015 heeft Coöperatieve Rabobank een procedure jegens R.B.J. Beheer, L.W.H. Beheer, [bestuurder 2] en [bestuurder 1] aangebracht bij de rechtbank Limburg, locatie Roermond. In die procedure staat de vraag centraal of voornoemde gedaagden - uit hoofde van borgstelling - gehouden zijn tot betaling van hetgeen de Coöperatieve Rabobank van R&L Beheer respectievelijk R.B.J. Beheer en L.W.H. Beheer te vorderen heeft.

3.Het geschil

3.1.
[eiseressen] c.s. vorderen dat de voorzieningenrechter, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, Rabobank c.s.:
zal gebieden de openbare verkoop van de in rechtsoverweging 2.1. omschreven onroerende zaak (de Stadbroekermolen) te staken en gestaakt te houden, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500.000,-, althans een in goede justitie te bepalen bedrag, ingeval van het niet naleven van voorgaand gebod;
zal verbieden om op enige wijze uitvoering te geven aan de (voorbereiding van) uitwinning van enig (hypotheek)recht tot zekerheid;
zal gebieden om [eiseressen] c.s. gedurende twee jaar, althans een in goede justitie te bepalen termijn, in de gelegenheid te stellen om de Stadbroekermolen onderhands te verkopen of anderszins tot een minnelijke regeling te komen;
hoofdelijk zal veroordelen tot betaling van de proceskosten en de nakosten.
3.2.
[eiseressen] c.s. leggen - kort samengevat - het volgende aan hun vorderingen ten grondslag.
Rabobank c.s. hebben hun zorgplicht geschonden door met het grootste gemak hoge financieringen te verstrekken, zonder daarbij rekening te houden met de financiële situatie van [eiseressen] c.s. en zijn daardoor debet aan de overcreditering van [eiseressen] c.s. Door de economische malaise konden [eiseressen] c.s. moeizamer voldoen aan de rente- en aflossingsverplichtingen en aan de hoge eisen die Rabobank c.s. stelden. [eiseressen] c.s. betwisten dat zij hun verplichtingen niet nakomen. Rabobank c.s. hebben zonder goede grond de financieringsovereenkomsten opgezegd en hebben ook daarmee hun zorgplicht geschonden.
Vervolgens maken Rabobank c.s. misbruik van hun, gestelde, bevoegdheid tot parate executie. [eiseressen] c.s. stellen daartoe dat Rabobank c.s. niet openstaan voor realisti-sche mogelijkheden te komen tot onderhandse verkoop van de Stadbroekermolen. De aanzegging van de openbare verkoop is daarmee ook onzorgvuldig en onrechtmatig.
Met het aanzeggen van de openbare verkoop handelen Rabobank c.s. ook in strijd met de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit. Immers stellen zij [eiseressen] niet in staat de mogelijkheden van onderhandse verkoop te onderzoeken. Tenslotte stellen [eiseressen] c.s. dat openbare verkoop en ontruiming, met daaraan voorafgaande de publieke aankondiging van de openbare verkoop, zal leiden tot een voor [eiseressen] c.s. onomkeerbare situatie, zij zal het vertrouwen van haar klantenkring verliezen, een hoge restschuld zal overblijven en een faillissement zal onafwendbaar zijn. Ook Rabobank is gebaat bij een onderhandse verkoop. Noodzaak voor een openbare verkoop thans is er volgens [eiseressen] c.s. niet. Een afweging van de belangen van partijen brengt met zich dat de belangen van [eiseressen] c.s. zwaarder moeten wegen dan die van Rabobank c.s.
3.3.
Rabobank c.s. hebben de vorderingen gemotiveerd betwist. Op de stellingen van partijen zal hierna, voor zover relevant, nader worden ingegaan.

4.De beoordeling

Ontvankelijkheid Exploitatie van Eventlocaties
4.1.
Exploitatie van Eventlocaties verzet zich, zoals uit de dagvaarding blijkt en ook ter zitting uitdrukkelijk is verwoord, als derde tegen de voorgenomen openbare verkoop door Rabobank c.s. (artikel 438, vijfde lid juncto 538, eerste lid Rv).
4.2.
Mede met het oog op het in dit kader gevoerde niet-ontvankelijkheidsverweer van Rabobank c.s., wordt voorop gesteld dat het recht om zich op het bepaalde in artikel 438, vijfde lid juncto 538, eerste lid Rv te beroepen, enkel toekomt aan de pretense eigenaar van de beslagen zaak dan wel aan degenen die een daarop door de executant te eerbiedigen recht geldend kunnen maken. Daar het recht van een persoonlijk gerechtigde - hetgeen Exploitatie van Eventlocaties als (onder)huurder van de Stadbroekermolen stelt te zijn - niet op de zaak rust, staat de mogelijkheid van verzet als derde in onderhavig geval niet open.
4.3.
Het voor overwogene leidt ertoe dat Exploitatie van Eventlocaties niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar vorderingen jegens Rabobank c.s. Voor zover hierna de partijaanduiding [eiseressen] c.s. zal worden gehanteerd, doelt deze aanduiding dan ook op eiseressen met uitzondering van Exploitatie van Eventlocaties.
Inhoudelijke beoordeling executiegeschil
4.4.
Het spoedeisend belang van [eiseressen] c.s. bij deze procedure volgt, nu Rabobank c.s. ter mondelinge behandeling enkel hebben aangegeven tot vrijwillige schorsing van de openbare verkoop over te zullen gaan voor de duur van dit kort geding, uit de aard van de zaak alsmede uit de stellingen van [eiseressen] c.s.
4.5.
Voorop wordt gesteld dat in een executiegeschil als het onderhavige, waarin het recht van parate executie zoals neergelegd in artikel 3:268, eerste lid BW in het geschil is, staking van de uitoefening bevolen kan worden, indien niet aannemelijk is dat aan de vereisten voor het uitoefenen van het recht van parate executie is voldaan. Daarnaast is eveneens grond voor staking indien wordt geoordeeld dat de executant het recht uitoefent met geen ander doel dan het schaden van geëxecuteerde, of met een ander doel dan waarvoor het is verleend of indien de executant - mede gelet op de belangen aan de zijde van de geëxecuteerde - geen in redelijkheid te respecteren belang heeft bij gebruikmaking van zijn bevoegdheid om tot executie over te gaan (artikel 3:13 BW).
4.6.
Als uitgangspunt heeft te gelden dat uit het bepaalde in artikel 3:268, eerste lid BW volgt, dat een hypotheekhouder bevoegd is om tot parate executie over te gaan, indien de schuldenaar in verzuim is met de voldoening van hetgeen waarvoor de hypotheek tot waar-borg strekt. Daar in onderhavig kort geding geen geschil bestaat over de rechtsgeldigheid van de gevestigde hypotheekrechten, komt de vraag of Rabobank c.s. als hypotheekhouders bevoegd zijn de Stadbroekermolen op grond van het bepaalde in artikel 3:268, eerste lid BW openbaar te (doen) verkopen, dan ook primair neer op de beoordeling van de vraag of de bedrijfsfinancieringen rechtsgeldig zijn opgezegd en [eiseressen] c.s. dientengevolge in verzuim zijn met de voldoening van hetgeen waarvoor de hypotheek tot waarborg strekt.
4.7.
In dit verband wordt relevant geacht dat uit de door de Coöperatieve Rabobank gehanteerde algemene bepalingen (artikel 27 van de Algemene Bankvoorwaarden) voort-vloeit, dat de Coöperatieve Rabobank het saldo van een krediet in rekening-courant en het gehele bedrag van een lening of het nog niet afgeloste gedeelte daarvan terstond en ineens op kan eisen, indien de kredietnemer in verzuim is met enigerlei verplichting jegens de bank, tenzij dit verzuim van geringe betekenis is. Niet in geschil is dat de Coöperatieve Rabobank bij brief van 18 juni 2014 is overgegaan tot een vroegtijdige opeising van de verstrekte bedrijfsfinancieringen. De opzeggingsgrond die de Coöperatieve Rabobank aan deze opeising ten grondslag heeft gelegd - te weten dat [eiseressen] c.s. in verzuim zijn geraakt met hun financiële verplichtingen jegens Rabobank c.s. - is echter wel in geschil, zodat hierop allereerst zal worden ingegaan.
4.7.1.
[eiseressen] c.s. hebben ter mondelinge behandeling erkend dat zij - behoudens een tweetal betalingen in februari 2015 - vanaf november 2013 niet meer aan hun aflossings- en renteverplichtingen jegens Rabobank c.s. hebben voldaan. Voor de voorzieningenrechter staat op grond hiervan vast dat [eiseressen] c.s. gedurende ruime tijd in niet geringe mate tekort zijn geschoten in de nakoming van hun financiële verplichtingen en, nu het fatale betalingstermijnen betreft, derhalve in verzuim zijn geraakt met hun verplichtingen jegens Rabobank c.s.
Dat, zoals [eiseressen] c.s. bij dagvaarding hebben lijken te betogen, de financiële verplichtingen jegens Rabobank c.s. van rechtswege zijn komen te vervallen doordat Rabobank c.s. in strijd met hun zorgplicht hebben gehandeld, acht de voorzieningenrechter niet aannemelijk. Hiertoe wordt allereerst overwogen dat de bijzondere zorgplicht waarop [eiseressen] c.s. een beroep wensen te doen, slechts ziet op de zorg die een financiële dienstverlener jegens haar particuliere cliënten dient te betrachten bij de verlening van risicovolle producten. Daar van een zodanige rechtsverhouding in onderhavig geschil geen sprake is - het gaat immers om bedrijfskredieten met vaste maandelijkse aflossings- en renteverplichtingen - is voor een zorgplicht met een aard en omvang zoals door [eiseressen] c.s. voorgestaan, dan ook geen plaats. Voorts is van belang dat [eiseressen] c.s. nagelaten hebben om feiten en omstandigheden te stellen die het aannemelijk maken dat Rabobank c.s. zodanige bedrijfsfinancieringen aan [eiseressen] c.s. hebben verstrekt, dat de financiële draagkracht van laatstgenoemden is overschreden. De enkele verwijzing naar de inhoud van de conclusie van antwoord in de bodemprocedure is hiertoe onvoldoende. Immers wordt in dit processtuk geen enkel cijfermatig dan wel andersoortig inzicht gegeven omtrent de gestelde overcreditering. Ten slotte is van belang dat het gestelde tekort geschoten zijn van Rabobank c.s. in hun zorgplicht, niet het rechtsgevolg heeft dat hieraan door [eiseressen] c.s. wordt verbonden, omdat dit geen steun vindt in de wet. Een tekortschieten in de zorgplicht leidt immers niet van rechtswege tot verval van de wederzijdse verplichtingen van partijen.
4.8.
Op grond van het vorenstaande en getoetst aan de eisen van redelijkheid en billijkheid in de omstandigheden van het concrete geval, alsmede getoetst aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit, is de voorzieningenrechter van oordeel dat de opzeggings-grond ook voldoende zwaarwegend is om het door Rabobank c.s. beoogde rechtsgevolg
- een opeisbare vordering betreffende de bedrijfsfinancieringen - te bewerkstelligen. Hiertoe overweegt de voorzieningenrechter nog in het bijzonder het volgende.
Nog daargelaten dat [eiseressen] c.s. zich eerst ná het entameren van het geschil in de bodem-procedure op het standpunt hebben gesteld dat voor opeising geen voldoende zwaarwegende grond bestaat, hebben zij nagelaten om voorgaande stelling gemotiveerd te onderbouwen. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter had het - mede gelet op het gegeven dat meer dan een half jaar is verstreken tussen de eerste sommatie tot nakoming van de financiële verplichtingen in december 2013 en de uiteindelijke opeising bij brief van 18 juni 2014 en het gegeven dat [eiseressen] c.s., ondanks het feit dat zij meerdere malen zijn gesommeerd om hun verplichtingen na te komen en zijn gewezen op de consequenties van aanhoudend verzuim, geen aanleiding hebben gezien om tot aanzuivering en aflossing over te gaan dan wel om hun financieringen elders onder te brengen - op de weg van [eiseressen] c.s. gelegen om nadere feiten en omstandigheden te stellen die hun stelling kunnen dragen. Nu zij dit niet hebben gedaan acht de voorzieningenrechter het in dit kort geding niet aannemelijk dat het handelen van de Coöperatieve Rabobank buiten proportioneel of anderszins in strijd met de op haar rustende (zorg)plicht is en/of dat de Coöperatieve Rabobank misbruik zou hebben gemaakt van haar opeisingsbevoegdheid.
4.9.
Dat de Coöperatieve Rabobank de bedrijfsfinancieringen rechtsgeldig heeft opgeëist, terwijl [eiseressen] c.s. tot op heden hebben nagelaten aan de vorderingen van Rabobank c.s. te voldoen, rechtvaardigt dan ook het oordeel dat Rabobank c.s. op grond
van het bepaalde in artikel 3:268, eerste lid BW gerechtigd zijn om gebruik te maken van het aan hun toekomende recht van parate executie.
4.10.
Het voor overwogene kan, met het oog op hetgeen in rechtsoverweging 4.5. voorop is gesteld, slechts anders zijn indien aannemelijk wordt geacht dat Rabobank c.s. misbruik maken van hun bevoegdheid door tháns over te gaan tot parate executie.
4.10.1.
Voor zover [eiseressen] c.s. in dit verband hebben gesteld dat Rabobank c.s. onzorg-vuldig en onrechtmatig handelen dan wel in strijd handelen met de eisen van proportionali-teit en subsidiariteit, door geen medewerking te verlenen aan onderhandse verkoop, treft dit geen doel. Hierbij wordt van belang geacht dat Rabobank c.s. uiteengezet hebben dat zij in de onderhandelingen met [eiseressen] c.s. - die reeds in juni 2014 zijn aangevangen - de ruimte hebben geboden om tot onderhandse verkoop te komen. Het enkele gegeven dat Rabobank c.s. niet akkoord zijn gegaan met het voorstel van 20 juni 2014, kan - nu de in dit voorstel opgenomen koopsom in geen verhouding staat tot de getaxeerde waarde van de Stadbroekermolen en onvoldoende zekerheid wordt geboden voor de nakoming van de betalingsvordering - naar het voorshandse oordeel van de voorzieningenrechter niet tot de conclusie leiden dat Rabobank c.s. misbruik maken van hun bevoegdheid. In aanmerking genomen dat Rabobank c.s. reeds meer dan anderhalf jaar de mogelijkheid hebben geboden om tot onderhandse verkoop te komen, heeft ook ruimschoots de gelegenheid bestaan daaraan invulling te geven. Dat [eiseressen] c.s., naast hun gesprekken met de gemeente, geen - voor de voorzieningenrechter kenbaar geworden - andere mogelijkheden hebben onder-zocht in vorenbedoelde periode, kan niet aan Rabobank c.s. worden tegengeworpen. Voor het bieden van een termijn van twee jaren voor onderzoek, acht de voorzieningenrechter dan ook geen grond aanwezig.
4.10.2.
Voor zover [eiseressen] c.s. hun standpunt dat sprake is van misbruik van bevoegd-heid hebben gestoeld op de stelling dat Rabobank c.s. - mede gelet op de belangen aan de zijde van [eiseressen] c.s. - geen in redelijkheid te respecteren belang hebben bij gebruik-making van hun bevoegdheid om tot executie over te gaan, treft dit evenmin doel. Met [eiseressen] c.s. wordt aannemelijk geacht dat de executoriale verkoop van de Stadbroeker-molen, gelet op de hoogte van de schulden, een substantiële restschuld voor [eiseressen] c.s. zal meebrengen. Daar een restschuld een aan executoriale verkoop inherent risico is in een geval als het onderhavige, betekent dit op zichzelf echter niet dat de hypotheekhouder haar recht niet zou mogen uitoefenen. Dat, zoals [eiseressen] c.s. gesteld hebben, de openbare verkoop tot onomkeerbare gevolgen zal leiden, maakt naar het oordeel van de voorzieningenrechter ook niet dat het belang van [eiseressen] c.s. dient te prevaleren.
Gelet op het feit dat [eiseressen] c.s. vanaf november 2013 niet meer aan hun aflossings- en renteverplichtingen jegens Rabobank c.s. hebben voldaan, er gedurende een geruime periode geen acceptabele voorstellen zijn gedaan om de openbare verkoop af te wenden en [eiseressen] c.s. onvoldoende hebben gesteld om aan te nemen dat zij in de toekomst wel aan hun betalingsverplichtingen zullen voldoen, dient het belang van Rabobank c.s. in onder-havig geschil te prevaleren boven de door [eiseressen] c,s. gestelde belangen.
4.11.
De voorzieningenrechter komt op grond van het voorgaande dan ook tot het oordeel dat de door [eiseressen] c.s. aangevoerde gronden niet de conclusie kunnen dragen, dat Rabobank c.s. misbruik maken van het aan hun als hypotheekhouder toekomende recht van parate executie. De vorderingen van [eiseressen] c.s. zullen dientengevolge worden afgewezen.
Proceskosten
4.12.
[eiseressen] c.s. en Exploitatie van Eventlocaties zullen, als de in het ongelijk gestelde partij, hoofdelijk worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van Rabobank c.s. worden tot op heden begroot op:
griffierecht: € 613,-
salaris advocaat:
€ 816,-
totaal: € 1.429,-

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
verklaart Exploitatie van Eventlocaties niet-ontvankelijk in haar vorderingen,
5.2.
wijst de vorderingen van [eiseressen] Vastgoed, Exploitatie Stadbroekermolen, R&L Beheer, L.W.H. Beheer en R.B.J. Beheer af,
5.3.
veroordeelt Exploitatie van Eventlocaties, [eiseressen] Vastgoed, Exploitatie Stadbroekermolen, R&L Beheer, L.W.H. Beheer en R.B.J. Beheer hoofdelijk in de aan de zijde van Rabobank c.s. gerezen proceskosten, tot op heden begroot op een bedrag van
€ 1.429,-,
5.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.F.W. Huinen en in het openbaar uitgesproken.
type: NG