Op 25 september 2015 heeft de Rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, die werd beschuldigd van het plegen van twee gewapende overvallen in de gemeente Kerkrade. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 11 september 2015, waarbij de verdachte en zijn raadsman aanwezig waren. De officier van justitie eiste bewezenverklaring van de eerste overval, gebaseerd op getuigenverklaringen en het aantreffen van een rugzak die leek op die van een van de daders. De verdediging pleitte voor vrijspraak, stellende dat de getuigenverklaring onbetrouwbaar was en dat er onvoldoende bewijs was om de betrokkenheid van de verdachte te bevestigen.
De rechtbank oordeelde dat de bewijsvoering onvoldoende was om de verdachte te veroordelen. De verklaring van de getuige werd als niet concreet genoeg beschouwd en het aantreffen van de rugzak, een jaar na de overval, werd niet als voldoende bewijs gezien. De rechtbank sprak de verdachte integraal vrij van beide feiten, omdat er geen overtuigend bewijs was dat de verdachte bij de overvallen betrokken was. De benadeelde partijen, die schadevergoeding vorderden, werden niet-ontvankelijk verklaard in hun vordering, aangezien de verdachte was vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten. Dit vonnis werd uitgesproken door de meervoudige kamer voor de behandeling van jeugdstrafzaken.