3.3.1Bewijsmiddelen
Feit 1: cafetaria [naam] aan de [adres]
[slachtoffer 1]deed aangifte van een poging tot overval op haar cafetaria [naam] aan de [adres] te Kerkrade. Zij verklaarde – zakelijk weergegeven – als volgt:
Ik ben samen met mijn man, [slachtoffer 2] , eigenaar van dit cafetaria. Op 12 juli 2013, omstreeks 22.55 uur, bevond ik mij in de cafetaria en was ik bezig met bakken. Toen ik mij omdraaide omdat ik mensen hoorde rennen, zag ik de eerste overvaller (overvaller 1), de cafetaria binnen rennen en zag ik dat hij voor de vitrine bleef staan. Ik zag dat hij een bivakmuts droeg en in zijn rechterhand een vuurwapen had. Ik dacht meteen dat het een neppistool was, want het leek niet echt, maar ik zag dat hij dat pistool op mij richtte en daarom had ik toch angst. Ik hoorde dat hij riep “overval.” Ik drukte vervolgens de alarmknop in. Op dat moment zag ik dat er een tweede overvaller (overvaller 2) achter de vitrine kwam gerend en naast mij kwam staan. Ik zag dat hij een sjaal, donkere kleding en een bivakmuts droeg. Ik zag dat overvaller 2 vervolgens tevergeefs probeerde de kassa te openen en dat overvallers 1 en 2 vervolgens samen de kassa probeerde op te tillen. Dat lukte niet. Ik zag dat overvaller 1 toen probeerde de kassa mee te trekken, maar ook dat lukte niet, waarna overvaller 1 de kassa tegen de grond aan gooide. Uit een ooghoek zag ik dat een derde overvaller (overvaller 3), die ook een bivakmuts droeg, in het cafetaria aanwezig was. Toen de kassa op de grond was gegooid, zag ik dat de drie overvallers naar buiten renden. Er is niets meegenomen. Het lukte hen niet om de kassa te openen of mee te nemen.
[slachtoffer 2]verklaarde op 13 juli 2013 – zakelijk weergegeven – onder meer dat de friture van hem en zijn vrouw aan de [adres] te Kerkrade genaamd is friture [naam] .
Op 20 juli 2013 vond een doorzoeking plaats in de woning van verdachte [medeverdachte] . Daarbij werden onder andere diverse kledingstukken in beslag genomen.Van de overval zijn tevens camerabeelden beschikbaar, die zijn bekeken.Verbalisant [naam] heeft de camerabeelden vervolgens vergeleken met de in beslag genomen kleding en relateerde hierover – zakelijk weergegeven – als volgt:
Gebleken is dat:
1. een van de daders een rood/witte sjaal droeg;
2. een van de daders zwarte schoenen met een witte zool en een witte horizontale streep droeg;
3. een van de daders een donkergekleurde wollen sjaal als gelaatsbedekking droeg;
4. meerdere daders een zwartgekleurde bivakmuts droegen;
5. een dader een zwartgekleurd petje droeg;
6. een van de overvallers zwarte schoenen droeg;
7. een van de daders donkergekleurde bovenkleding droeg;
8. een van de daders donkergekleurde bovenkleding droeg;
9. een van de andere daders zwartgekleurde schoenen met witte zool droeg;
10. een van de daders een met blauw gekleurde jas droeg;
In de woning van verdachte [medeverdachte] werd aangetroffen:
1. een rood/wit gekleurde sjaal (2228671), lijkende op de sjaal die een van de daders droeg;
2. een paar zwarte schoenen met witte zool en witte horizontale streep (2228666), lijkende op het paar schoenen dat een van de daders droeg;
3. een donkerkleurige wollen sjaal (2228670), lijkende op de sjaal die een van de daders droeg;
4. een zwartgekleurde muts (2228672), lijkende op het hoofddeksel dat een van de daders droeg;
5. een zwartgekleurde pet/muts met bont (2228667), lijkende op het hoofdeksel dat een van de daders droeg;
6. een paar zwarte schoenen (2228675), lijkende op het paar schoenen dat een van de daders droeg;
7. een zwartgekleurd vest met capuchon (2228674), lijkende op het kledingstuk dat een van de daders droeg;
8. een zwartgekleurd vest met capuchon (2228676), lijkende op het kledingstuk dat een van de daders droeg;
9. een paar zwartgekleurde schoenen met witte zool (2228677), lijkende op het paar schoenen dat een van de andere daders droeg;
10. een blauwgekleurde lederen jas (2228678), lijkende op het kledingstuk dat een van de daders droeg.
Feit 2: cafetaria [naam] aan de [adres] .
[slachtoffer 3] deed namens Friture [naam] aangifte van een poging tot een gewapende overval en verklaarde daarbij – zakelijk weergegeven – als volgt:
Op 11 juli 2013 omstreeks 20.55 uur arriveerde ik bij mijn friture aan de [adres] in Kerkrade. Ik bevond mij achter de balie en op dat moment stormden drie gemaskerde jongens de zaak binnen die riepen: “overval, overval.” Een van hen had een zogenoemde ploertendoder in zijn linkerhand en probeerde mij daarmee te slaan. Ze kwamen alle drie achter de balie en duwden tegen mij, er ontstond een handgemeen. Ik pareerde de aanvallen en het lukte mij om twee personen achter de balie weg te duwen. De derde jongen hield zich met de kassa bezig. Tijdens de schermutseling is achter de balie een petje achtergebleven en net buiten de zaak is een van de sjaals achtergebleven.
[slachtoffer 4]verklaarde – zakelijk weergegeven – als volgt:
Mijn man en ik staan samen in de zaak. Op 11 juli 2013 had ik al zo’n vreemd voorgevoel. Toen mijn man de zaak binnenkwam, ging het heel snel. Toen mijn man goed en wel binnen was, kwamen drie jongens ‘binnenstormen.’ Direct liepen de drie jongens achter de toonbank: twee naar mijn man en een naar de kassa. Wat mij direct opviel was de lange zwarte stok die een van de jongens vast had. Hij hield hem omhoog, alsof hij er een slaande beweging mee wilde maken. Mijn man zag ik op dat moment voorover staan en de twee jongens stonden over hem heen gebogen. Voor zover ik kon zien, hielden zij mijn man vast, maar mijn man heeft zich ook geweerd. Ik wilde doorlopen richting mijn man, maar op dat moment kwamen ze alweer teruggelopen en werd ik aan de kant geduwd, waardoor ik tegen de koelkast viel.
Diezelfde avond vond een sporenonderzoek plaats in het pand waar Friture [naam] zich bevindt. Bij dat onderzoek werden op een van de werktafels achter de balie een witte pet en een zwart of donkerblauw stuk stof aangetroffen en veiliggesteld.Vervolgens werd de binnenrand van de pet ter hoogte van het voorhoofd bemonsterd en werden de middengedeeltes van de oorspronkelijke buitenzijde en oorspronkelijke binnenzijde van het stuk textiel bemonsterd.Deze monsters werden door het NFI onderworpen aan een vergelijkend DNA-onderzoek met de DNA-profielen van verdachten [medeverdachte] en [verdachte] .Betreffende rapportage vermeldt – zakelijk weergegeven – dat in de bemonsteringen van de pet en de oorspronkelijke buitenzijde van het stuk textiel celmateriaal is aangetroffen dat afkomstig kan zijn van verdachte [verdachte] , waarbij de matchkans van het DNA-profiel kleiner is dan één op één miljard.
[getuige 1]verklaarde op 21 juli 2013 – zakelijk weergegeven – als volgt:
Een paar dagen geleden kwam ik [medeverdachte] , [verdachte] en [naam] tegen. Zij deelden mij mede dat zij twee fritures hadden overvallen. Een keer de friture op de [adres] en een keer friture [naam] (fon.).
De overval aan de [adres] is niet goed afgelopen. De eigenaar heeft met hun gevochten. Ze hadden een ploertendoder bij zich.
De overval de dag erna is ook mislukt. [naam] of [verdachte] had een pistool. [naam] wilde de kassa open maken, maar dat lukte niet. Op dat moment liep [medeverdachte] ook in de friture. Toen [naam] de kassa pakte is deze gevallen en hierna zijn ze weggerend.
Het vuurwapen heb ik al eens gezien. Dat hadden [medeverdachte] , [verdachte] en [naam] gewoon bij zich op het moment dat ik hen tegen kwam, een week terug.
[getuige 2]verklaarde op 21 juli 2013 – zakelijk weergegeven – als volgt:
Ik weet wie het gedaan heeft: [medeverdachte] , [verdachte] en [naam] . Dat is mij verteld door [medeverdachte] en [verdachte] zelf. Zij hebben mij verteld dat [naam] de kassa pakte en dat was het. En met dat witte petje was volgens mij [medeverdachte] , maar dat weet ik niet zeker. Dat zij het waren is mij verteld door hun zelf.
Van [naam] weet ik dat iemand met zo’n ding… is geslagen, hoe heet zo’n ding?
Van de [naam] weet ik dat [medeverdachte] naar achteren ging; dat heeft [naam] mij zelf gezegd.
Op 15 augustus 2013 werden verdachten [medeverdachte] en [verdachte] afgeluisterd terwijl zij op transport naar het politiebureau en van de rechtbank waren. Tijdens dit transport spraken zijn onder meer als volgt met elkaar:
T: He mattie, je bek houden.
W: Jazeker.
[…]
T: Vies he, van [naam] .
W: Ja. Die Duitser ook. Maarja, van [naam] vind ik het vieste. Meteen he.
[…]
W: Oja en petje en die dingetje he, daar zit mijn DNA op. Hun hebben die.
T: Blijf maar gewoon wat zeggen.
[…]
W: Weet je wat het is? Ze kunnen ons toch niet voor iedere pakken, snap je. Kijk, als ze ons voor 1 of 2 pakken he.
[…]
W: Denk dat we toch wel een jaartje of twee krijgen. Wat lach je nou?
T: Kan er ook niet om huilen, weet je. Zo werkt dat niet.
[…]
W: Bivakmuts?
T: Hebben ze gezegd dat daar jouw DNA op zit?
W: Nee, kan niet. Kan ook niet, want is een andere. Want ik had dus de tweede.
[…]
W: We zitten onze tijd wel uit he.
3.3.2Overwegingen en oordeel van de rechtbank
Op 11 en 12 juli 2013 werden in de Kerkraadse wijk [naam] twee snackbars overvallen. De rechtbank ziet zich thans voor de vraag gesteld of verdachte een van de daders is van die overvallen.
Allereerst blijkt de betrokkenheid van verdachten [medeverdachte] én [verdachte] bij beide overvallen uit de verklaring van [getuige 1] . Hij verklaarde dat verdachten [medeverdachte] en [verdachte] , samen met [naam] beide overvallen gepleegd hebben. Dit zouden zij [getuige 1] zelf verteld hebben. [getuige 1] weet bovendien specifieke kenmerken van beide overvallen te benoemen, zoals het gebruik van een ploertendoder, het gevecht en een kassa die niet opende en viel, die overeen blijken te komen met de aangiftes. De rechtbank heeft geen aanleiding te twijfelen aan deze verklaring en acht deze geloofwaardig.
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of deze verklaring bevestiging vindt in andere bewijsmiddelen. De rechtbank beantwoordt deze vraag positief. Zo wordt deze verklaring enerzijds bevestigd door:
het aantreffen van kleding – overeenkomstig de kleding die de daders droegen bij snackbar [naam] (feit 1) – in de woning van verdachte [medeverdachte] en;
het aantreffen van celmateriaal van verdachte [verdachte] op een pet en sjaal die zijn achtergebleven bij snackbar [naam] (feit 2).
De rechtbank realiseert zich dat per afzonderlijk feit niet de betrokkenheid van beide verdachten zijn bevestiging vindt in genoemd bewijs. De rechtbank zal in haar overwegingen echter ook betrekken de modus operandi van deze overvallen: beide overvallen hebben vlak na elkaar plaatsgevonden, telkens was sprake van drie daders, die steeds gemaskerd waren en telkens een wapen bij zich hadden. Bovendien vonden beide overvallen in dezelfde wijk, nog geen kilometer van elkaar vandaan, plaats. Zulks sterkt de rechtbank in haar overtuiging dat beide overvallen door dezelfde groep personen zijn gepleegd.
Wat de rechtbank verder sterkt in haar overtuiging dat het ook daadwerkelijk verdachte was die deel uitmaakte van die groep, zijn de verklaring van [getuige 2] en de opgenomen gesprekken tussen verdachten [medeverdachte] en [verdachte] . De verklaring van [getuige 2] blinkt weliswaar niet uit in helderheid, maar duidelijk is dat hij over specifieke kennis van beide overvallen beschikt, ontvangen van een of meer van de verdachten. Ook de transportgesprekken tussen verdachten [medeverdachte] en [verdachte] bieden niet het directe bewijs voor een van deze overvallen, maar tonen naar het oordeel van de rechtbank wel degelijk betrokkenheid aan bij overvallen in het algemeen. Ze bespreken immers dat ze mogelijk voor ‘een of twee gepakt kunnen worden’ en dat DNA-sporen op een bivakmuts niet gevonden zullen worden nu [verdachte] een tweede had. Uiteindelijk zeggen ze hun tijd wel uit te zitten.
Samenvattend is de rechtbank van oordeel dat de direct belastende verklaring van [getuige 1] bevestiging vindt in kleding aangetroffen bij verdachte [medeverdachte] en de DNA-match met verdachte [verdachte] , hetgeen in onderling verband en samenhang bezien met de omstandigheden zoals die blijken uit de verklaring van [getuige 2] alsmede uit de transportgesprekken tussen verdachten [medeverdachte] en [verdachte] , leiden tot de overtuiging dat verdachte een van de daders was van zowel de pogingen om snackbar [naam] en snackbar [naam] te beroven.
De rechtbank ziet zich ten slotte voor de vraag gesteld of de onderhavige overvallen (een poging tot) diefstal met geweld of afpersing opleveren. De rechtbank merkt op dat het bij diefstal met geweld in het bijzonder gaat om een wegnemingshandeling van de dader. Bij afpersing daarentegen staat niet de wegnemingshandeling van de dader centraal, maar de handeling van het slachtoffer die door dwang, geweld of bedreiging met geweld bewerkstelligd wordt. Uit de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen blijkt dat de daders vooral zelf actie ondernamen teneinde te verkrijgen wat ze wilden en dit niet lieten afhangen van een eventuele afgifte van de slachtoffers. Derhalve is in beide gevallen sprake van een poging tot diefstal met geweld.
De rechtbank acht derhalve feiten 1 primair en 2 primair wettig en overtuigend bewezen.