ECLI:NL:RBLIM:2015:8083

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
25 september 2015
Publicatiedatum
25 september 2015
Zaaknummer
03/700441-13
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenisstraf voor poging tot gewapende overvallen op cafetaria's in Kerkrade

Op 25 september 2015 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij twee pogingen tot gewapende overvallen op cafetaria's in Kerkrade. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, samen met medeverdachten, op 11 en 12 juli 2013 had geprobeerd om gewapend een cafetaria te overvallen. De bewezenverklaring was gebaseerd op diverse bewijsmiddelen, waaronder camerabeelden, DNA-materiaal en getuigenverklaringen. De rechtbank concludeerde dat de verdachte een van de daders was en dat de feiten ernstig waren, ondanks het feit dat de overvallen niet succesvol waren. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 36 maanden, waarvan 18 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank weigerde de toepassing van het adolescentenstrafrecht, omdat de omstandigheden van de zaak dit niet rechtvaardigden. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals zijn jeugdige leeftijd en blanco strafblad, maar oordeelde dat de ernst van de feiten een langdurige gevangenisstraf vereiste. Daarnaast werden er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht en verplichte behandeling.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer: 03/700441-13
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 25 september 2015
in de strafzaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
wonende te [adres] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. A.A.Th.X. Vonken, advocaat, kantoorhoudende te Maastricht.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 11 september 2015. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte in de gemeente Kerkrade:
Feit 1:heeft geprobeerd een gewapende overval te plegen op een cafetaria aan de [adres] ;
Feit 2:heeft geprobeerd een gewapende overval te plegen op een cafetaria aan de [adres] .

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van beide feiten. Zij acht feit 1 bewezen op basis van de aangifte, de verklaringen van [getuige 1] , [getuige 2] en [getuige 3] , alsmede de camerabeelden in relatie met de bij verdachte aangetroffen bivakmuts en Pumaschoenen. Feit 2 acht de officier van justitie bewezen op basis van de aangifte, de verklaringen van [getuige 4] en [getuige 1] , alsmede de DNA-match van het petje en de sjaal.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht verdachte integraal vrij te spreken.
Ter zake feit 1 heeft de raadsman daartoe – zakelijk weergegeven – aangevoerd dat verdachte of zijn kleding niet identificeerbaar zijn door de camerabeelden en dat het dactyloscopisch en schoenspooronderzoek geen bewijs heeft opgeleverd. Wat resteert zijn enkele getuigenverklaringen van horen zeggen, hetgeen onvoldoende is voor een bewezenverklaring.
Ter zake feit 2 heeft de raadsman – zakelijk weergegeven – aangevoerd dat [getuige 3] niet belastend verklaarde en dat [getuige 2] van horen zeggen verklaarde. Het technische bewijs, de DNA-match, kan niet gezien worden als hard bewijs. Verdachte heeft immers een verklaring gegeven voor de mogelijke aanwezigheid van zijn DNA-materiaal en bovendien zijn op de pet mogelijke sporen van een ander persoon aangetroffen en is voor wat betreft het textiel zelfs sprake van een mengprofiel. Verder is onduidelijk waar de pet en de sjaal uiteindelijk zijn aangetroffen, in de friture of buiten. Ten slotte zijn er geen zichtgetuigen, camerabeelden of kleding. De resterende verklaring van [getuige 1] is onvoldoende voor bewezenverklaring.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
3.3.1
Bewijsmiddelen [1]
Feit 1: cafetaria [naam] aan de [adres]
[slachtoffer 1] [2] deed aangifte van een poging tot overval op haar cafetaria [naam] aan de [adres] te Kerkrade. Zij verklaarde – zakelijk weergegeven – als volgt:
Ik ben samen met mijn man, [slachtoffer 2] , eigenaar van dit cafetaria. Op 12 juli 2013, omstreeks 22.55 uur, bevond ik mij in de cafetaria en was ik bezig met bakken. Toen ik mij omdraaide omdat ik mensen hoorde rennen, zag ik de eerste overvaller (overvaller 1), de cafetaria binnen rennen en zag ik dat hij voor de vitrine bleef staan. Ik zag dat hij een bivakmuts droeg en in zijn rechterhand een vuurwapen had. Ik dacht meteen dat het een neppistool was, want het leek niet echt, maar ik zag dat hij dat pistool op mij richtte en daarom had ik toch angst. Ik hoorde dat hij riep “overval.” Ik drukte vervolgens de alarmknop in. Op dat moment zag ik dat er een tweede overvaller (overvaller 2) achter de vitrine kwam gerend en naast mij kwam staan. Ik zag dat hij een sjaal, donkere kleding en een bivakmuts droeg. Ik zag dat overvaller 2 vervolgens tevergeefs probeerde de kassa te openen en dat overvallers 1 en 2 vervolgens samen de kassa probeerde op te tillen. Dat lukte niet. Ik zag dat overvaller 1 toen probeerde de kassa mee te trekken, maar ook dat lukte niet, waarna overvaller 1 de kassa tegen de grond aan gooide. Uit een ooghoek zag ik dat een derde overvaller (overvaller 3), die ook een bivakmuts droeg, in het cafetaria aanwezig was. Toen de kassa op de grond was gegooid, zag ik dat de drie overvallers naar buiten renden. Er is niets meegenomen. Het lukte hen niet om de kassa te openen of mee te nemen.
[slachtoffer 2] [3] verklaarde op 13 juli 2013 – zakelijk weergegeven – onder meer dat de friture van hem en zijn vrouw aan de [adres] te Kerkrade genaamd is friture [naam] .
Op 20 juli 2013 vond een doorzoeking plaats in de woning van verdachte [medeverdachte] . Daarbij werden onder andere diverse kledingstukken in beslag genomen. [4] Van de overval zijn tevens camerabeelden beschikbaar, die zijn bekeken. [5] Verbalisant [naam] heeft de camerabeelden vervolgens vergeleken met de in beslag genomen kleding en relateerde hierover – zakelijk weergegeven – als volgt: [6]
Gebleken is dat:
1. een van de daders een rood/witte sjaal droeg;
2. een van de daders zwarte schoenen met een witte zool en een witte horizontale streep droeg;
3. een van de daders een donkergekleurde wollen sjaal als gelaatsbedekking droeg;
4. meerdere daders een zwartgekleurde bivakmuts droegen;
5. een dader een zwartgekleurd petje droeg;
6. een van de overvallers zwarte schoenen droeg;
7. een van de daders donkergekleurde bovenkleding droeg;
8. een van de daders donkergekleurde bovenkleding droeg;
9. een van de andere daders zwartgekleurde schoenen met witte zool droeg;
10. een van de daders een met blauw gekleurde jas droeg;
In de woning van verdachte [medeverdachte] werd aangetroffen:
1. een rood/wit gekleurde sjaal (2228671), lijkende op de sjaal die een van de daders droeg;
2. een paar zwarte schoenen met witte zool en witte horizontale streep (2228666), lijkende op het paar schoenen dat een van de daders droeg;
3. een donkerkleurige wollen sjaal (2228670), lijkende op de sjaal die een van de daders droeg;
4. een zwartgekleurde muts (2228672), lijkende op het hoofddeksel dat een van de daders droeg;
5. een zwartgekleurde pet/muts met bont (2228667), lijkende op het hoofdeksel dat een van de daders droeg;
6. een paar zwarte schoenen (2228675), lijkende op het paar schoenen dat een van de daders droeg;
7. een zwartgekleurd vest met capuchon (2228674), lijkende op het kledingstuk dat een van de daders droeg;
8. een zwartgekleurd vest met capuchon (2228676), lijkende op het kledingstuk dat een van de daders droeg;
9. een paar zwartgekleurde schoenen met witte zool (2228677), lijkende op het paar schoenen dat een van de andere daders droeg;
10. een blauwgekleurde lederen jas (2228678), lijkende op het kledingstuk dat een van de daders droeg.
Feit 2: cafetaria [naam] aan de [adres] .
[slachtoffer 3] deed namens Friture [naam] aangifte van een poging tot een gewapende overval en verklaarde daarbij – zakelijk weergegeven – als volgt:
Op 11 juli 2013 omstreeks 20.55 uur arriveerde ik bij mijn friture aan de [adres] in Kerkrade. Ik bevond mij achter de balie en op dat moment stormden drie gemaskerde jongens de zaak binnen die riepen: “overval, overval.” Een van hen had een zogenoemde ploertendoder in zijn linkerhand en probeerde mij daarmee te slaan. Ze kwamen alle drie achter de balie en duwden tegen mij, er ontstond een handgemeen. Ik pareerde de aanvallen en het lukte mij om twee personen achter de balie weg te duwen. De derde jongen hield zich met de kassa bezig. Tijdens de schermutseling is achter de balie een petje achtergebleven en net buiten de zaak is een van de sjaals achtergebleven.
[slachtoffer 4] [7] verklaarde – zakelijk weergegeven – als volgt:
Mijn man en ik staan samen in de zaak. Op 11 juli 2013 had ik al zo’n vreemd voorgevoel. Toen mijn man de zaak binnenkwam, ging het heel snel. Toen mijn man goed en wel binnen was, kwamen drie jongens ‘binnenstormen.’ Direct liepen de drie jongens achter de toonbank: twee naar mijn man en een naar de kassa. Wat mij direct opviel was de lange zwarte stok die een van de jongens vast had. Hij hield hem omhoog, alsof hij er een slaande beweging mee wilde maken. Mijn man zag ik op dat moment voorover staan en de twee jongens stonden over hem heen gebogen. Voor zover ik kon zien, hielden zij mijn man vast, maar mijn man heeft zich ook geweerd. Ik wilde doorlopen richting mijn man, maar op dat moment kwamen ze alweer teruggelopen en werd ik aan de kant geduwd, waardoor ik tegen de koelkast viel.
Diezelfde avond vond een sporenonderzoek plaats in het pand waar Friture [naam] zich bevindt. Bij dat onderzoek werden op een van de werktafels achter de balie een witte pet en een zwart of donkerblauw stuk stof aangetroffen en veiliggesteld. [8] Vervolgens werd de binnenrand van de pet ter hoogte van het voorhoofd bemonsterd en werden de middengedeeltes van de oorspronkelijke buitenzijde en oorspronkelijke binnenzijde van het stuk textiel bemonsterd. [9] Deze monsters werden door het NFI onderworpen aan een vergelijkend DNA-onderzoek met de DNA-profielen van verdachten [medeverdachte] en [verdachte] . [10] Betreffende rapportage vermeldt – zakelijk weergegeven – dat in de bemonsteringen van de pet en de oorspronkelijke buitenzijde van het stuk textiel celmateriaal is aangetroffen dat afkomstig kan zijn van verdachte [verdachte] , waarbij de matchkans van het DNA-profiel kleiner is dan één op één miljard.
Algemeen
[getuige 1] [11] verklaarde op 21 juli 2013 – zakelijk weergegeven – als volgt:
Een paar dagen geleden kwam ik [medeverdachte] , [verdachte] en [naam] tegen. Zij deelden mij mede dat zij twee fritures hadden overvallen. Een keer de friture op de [adres] en een keer friture [naam] (fon.).
De overval aan de [adres] is niet goed afgelopen. De eigenaar heeft met hun gevochten. Ze hadden een ploertendoder bij zich.
De overval de dag erna is ook mislukt. [naam] of [verdachte] had een pistool. [naam] wilde de kassa open maken, maar dat lukte niet. Op dat moment liep [medeverdachte] ook in de friture. Toen [naam] de kassa pakte is deze gevallen en hierna zijn ze weggerend.
Het vuurwapen heb ik al eens gezien. Dat hadden [medeverdachte] , [verdachte] en [naam] gewoon bij zich op het moment dat ik hen tegen kwam, een week terug.
[getuige 2] [12] verklaarde op 21 juli 2013 – zakelijk weergegeven – als volgt:
Ik weet wie het gedaan heeft: [medeverdachte] , [verdachte] en [naam] . Dat is mij verteld door [medeverdachte] en [verdachte] zelf. Zij hebben mij verteld dat [naam] de kassa pakte en dat was het. En met dat witte petje was volgens mij [medeverdachte] , maar dat weet ik niet zeker. Dat zij het waren is mij verteld door hun zelf.
Van [naam] weet ik dat iemand met zo’n ding… is geslagen, hoe heet zo’n ding?
Van de [naam] weet ik dat [medeverdachte] naar achteren ging; dat heeft [naam] mij zelf gezegd.
Op 15 augustus 2013 werden verdachten [medeverdachte] en [verdachte] afgeluisterd terwijl zij op transport naar het politiebureau en van de rechtbank waren. Tijdens dit transport spraken zijn onder meer als volgt met elkaar: [13]
T: He mattie, je bek houden.
W: Jazeker.
[…]
T: Vies he, van [naam] .
W: Ja. Die Duitser ook. Maarja, van [naam] vind ik het vieste. Meteen he.
[…]
W: Oja en petje en die dingetje he, daar zit mijn DNA op. Hun hebben die.
T: Blijf maar gewoon wat zeggen.
[…]
W: Weet je wat het is? Ze kunnen ons toch niet voor iedere pakken, snap je. Kijk, als ze ons voor 1 of 2 pakken he.
[…]
W: Denk dat we toch wel een jaartje of twee krijgen. Wat lach je nou?
T: Kan er ook niet om huilen, weet je. Zo werkt dat niet.
[…]
W: Bivakmuts?
T: Hebben ze gezegd dat daar jouw DNA op zit?
W: Nee, kan niet. Kan ook niet, want is een andere. Want ik had dus de tweede.
[…]
W: We zitten onze tijd wel uit he.
3.3.2
Overwegingen en oordeel van de rechtbank
Op 11 en 12 juli 2013 werden in de Kerkraadse wijk [naam] twee snackbars overvallen. De rechtbank ziet zich thans voor de vraag gesteld of verdachte een van de daders is van die overvallen.
Allereerst blijkt de betrokkenheid van verdachten [medeverdachte] én [verdachte] bij beide overvallen uit de verklaring van [getuige 1] . Hij verklaarde dat verdachten [medeverdachte] en [verdachte] , samen met [naam] beide overvallen gepleegd hebben. Dit zouden zij [getuige 1] zelf verteld hebben. [getuige 1] weet bovendien specifieke kenmerken van beide overvallen te benoemen, zoals het gebruik van een ploertendoder, het gevecht en een kassa die niet opende en viel, die overeen blijken te komen met de aangiftes. De rechtbank heeft geen aanleiding te twijfelen aan deze verklaring en acht deze geloofwaardig.
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of deze verklaring bevestiging vindt in andere bewijsmiddelen. De rechtbank beantwoordt deze vraag positief. Zo wordt deze verklaring enerzijds bevestigd door:
het aantreffen van kleding – overeenkomstig de kleding die de daders droegen bij snackbar [naam] (feit 1) – in de woning van verdachte [medeverdachte] en;
het aantreffen van celmateriaal van verdachte [verdachte] op een pet en sjaal die zijn achtergebleven bij snackbar [naam] (feit 2).
De rechtbank realiseert zich dat per afzonderlijk feit niet de betrokkenheid van beide verdachten zijn bevestiging vindt in genoemd bewijs. De rechtbank zal in haar overwegingen echter ook betrekken de modus operandi van deze overvallen: beide overvallen hebben vlak na elkaar plaatsgevonden, telkens was sprake van drie daders, die steeds gemaskerd waren en telkens een wapen bij zich hadden. Bovendien vonden beide overvallen in dezelfde wijk, nog geen kilometer van elkaar vandaan, plaats. Zulks sterkt de rechtbank in haar overtuiging dat beide overvallen door dezelfde groep personen zijn gepleegd.
Wat de rechtbank verder sterkt in haar overtuiging dat het ook daadwerkelijk verdachte was die deel uitmaakte van die groep, zijn de verklaring van [getuige 2] en de opgenomen gesprekken tussen verdachten [medeverdachte] en [verdachte] . De verklaring van [getuige 2] blinkt weliswaar niet uit in helderheid, maar duidelijk is dat hij over specifieke kennis van beide overvallen beschikt, ontvangen van een of meer van de verdachten. Ook de transportgesprekken tussen verdachten [medeverdachte] en [verdachte] bieden niet het directe bewijs voor een van deze overvallen, maar tonen naar het oordeel van de rechtbank wel degelijk betrokkenheid aan bij overvallen in het algemeen. Ze bespreken immers dat ze mogelijk voor ‘een of twee gepakt kunnen worden’ en dat DNA-sporen op een bivakmuts niet gevonden zullen worden nu [verdachte] een tweede had. Uiteindelijk zeggen ze hun tijd wel uit te zitten.
Samenvattend is de rechtbank van oordeel dat de direct belastende verklaring van [getuige 1] bevestiging vindt in kleding aangetroffen bij verdachte [medeverdachte] en de DNA-match met verdachte [verdachte] , hetgeen in onderling verband en samenhang bezien met de omstandigheden zoals die blijken uit de verklaring van [getuige 2] alsmede uit de transportgesprekken tussen verdachten [medeverdachte] en [verdachte] , leiden tot de overtuiging dat verdachte een van de daders was van zowel de pogingen om snackbar [naam] en snackbar [naam] te beroven.
De rechtbank ziet zich ten slotte voor de vraag gesteld of de onderhavige overvallen (een poging tot) diefstal met geweld of afpersing opleveren. De rechtbank merkt op dat het bij diefstal met geweld in het bijzonder gaat om een wegnemingshandeling van de dader. Bij afpersing daarentegen staat niet de wegnemingshandeling van de dader centraal, maar de handeling van het slachtoffer die door dwang, geweld of bedreiging met geweld bewerkstelligd wordt. Uit de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen blijkt dat de daders vooral zelf actie ondernamen teneinde te verkrijgen wat ze wilden en dit niet lieten afhangen van een eventuele afgifte van de slachtoffers. Derhalve is in beide gevallen sprake van een poging tot diefstal met geweld.
De rechtbank acht derhalve feiten 1 primair en 2 primair wettig en overtuigend bewezen.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte:
1.op 12 juli 2013 in de gemeente Kerkrade, ter uitvoering van het door hem, verdachte, voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen geld en/of goederen van zijn, verdachtes, gading, toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of aan [slachtoffer 2] , en daarbij die voorgenomen diefstal te doen vergezellen van geweld en bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer 1] , te plegen met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, met voornoemd oogmerk tezamen met zijn mededaders een cafetaria/friture, gelegen aan de [adres] gemaskerd met bivakmutsen is binnengegaan en een op een vuurwapen gelijkend voorwerp heeft gericht op voornoemde [slachtoffer 1] en vervolgens tegen voornoemde [slachtoffer 1] heeft geroepen ‘overval’ en aan de aldaar aanwezige kassa heeft getrokken en die kassa heeft opgetild en op de grond gegooid.
2.op 11 juli 2013 in de gemeente Kerkrade, ter uitvoering van het door hem, verdachte, voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen geld en/of goederen van zijn, verdachtes, gading, toebehorende aan [slachtoffer 3] , en daarbij die voorgenomen diefstal te doen vergezellen van geweld en bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer 3] , te plegen met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, met voornoemd oogmerk tezamen met zijn mededaders gemaskerd een friture, gelegen aan de [adres] is binnengegaan en vervolgens tegen voornoemde [slachtoffer 3] heeft geroepen: "overval, overval", en een slaande beweging heeft gemaakt in de richting van voornoemde [slachtoffer 3] met een ploertendoder en voornoemde [slachtoffer 3] heeft geduwd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank heeft terwille van de leesbaarheid van deze bewezenverklaring de tekst enigermate aangepast. De verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert het/de volgende strafbare feit/en op:
Ten aanzien van feit 1 primair en feit 2 primair:
poging tot diefstal, vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De straf en/of de maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd, gelet op het gewijzigde advies van de Reclassering, toepassing te geven aan het zogenaamde adolescentenstrafrecht ex artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht.
Vervolgens heeft zij gevorderd aan verdachte op te leggen 18 maanden jeugddetentie met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en met de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd. Daartoe heeft zij aangevoerd dat sprake is van zeer ernstige feiten gepleegd door meerdere personen, met vermommingen en bedreiging van wapens, jegens kwetsbare slachtoffers. De officier van justitie neemt het verdachte bovendien kwalijk dat hij geen enkel inzicht heeft getoond in zijn gedrag. Ten voordele van verdachte houdt zij rekening met zijn blanco strafblad.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht toepassing te geven aan het zogenaamde adolescentenstrafrecht ex artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht en het onvoorwaardelijke gedeelte van de vrijheidsstraf te beperken tot de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, eventueel met een voorwaardelijke straf. Daartoe heeft de raadsman aangevoerd dat de voorlopige hechtenis inmiddels anderhalf jaar geschorst is en verdachte werk heeft. Alsnog detentie zou dan ook contra-productief zijn.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht biedt de mogelijkheid om ten aanzien van zogenaamde jongvolwassenen van 18 tot en met 22 jaar het jeugdstrafrecht toe te passen indien de rechter daartoe grond vindt in de persoonlijkheid van de dader of de omstandigheden waaronder het feit is begaan. De rechtbank ziet die grond echter niet. De rechtbank leest een zodanig advies ook niet met zoveel woorden in het aanvullende reclasseringsadvies, terwijl in het oudere advies juist niet van een noodzaak bleek tot toepassing van het adolescentenstrafrecht. De rechtbank zal derhalve geen toepassing geven aan het adolescentenstrafrecht.
Verdachte heeft samen met anderen twee gewapende overvallen op snackbars gepleegd. Beide overvallen zijn weliswaar mislukt, maar dat heeft naar het oordeel van de rechtbank nauwelijks gevolgen voor de ernst van het feit en voor het leed dat de slachtoffers is aangedaan. Het plegen van een overval houdt immers meer in dan het verwerven van geld. Deze overvallen werden gekenmerkt door brutaliteit: onder bedreiging van een vuurwapen dan wel een ploertendoder probeerden vermomde jonge mannen goederen van nietsvermoedende, werkende, slachtoffers te stelen. Hoewel er geen buit is, is de emotionele schade bij slachtoffers van onderhavig soort feiten vaak onoverzienbaar. Zij worden vaak nog lang met een gevoel van onveiligheid geconfronteerd, te meer zoals in het geval van snackbar [naam] zij al voor de derde keer werden overvallen. Uit de verklaringen van de uitbaters van snackbar [naam] blijkt bovendien dat de overval ook verstrekkende gevolgen heeft voor de dagelijkse exploitatie. Dat de slachtoffers zeer angstige momenten doorgemaakt moeten hebben, was voor de verdachte en zijn mededaders blijkbaar van ondergeschikt belang. De rechtbank acht het zorgwekkend dat verdachte, ondanks zijn nog jeugdige leeftijd, is overgegaan tot het plegen van zo ernstige feiten. Verdachte heeft hierbij kennelijk enkel zijn eigen belang, te weten geldelijk gewin, voor ogen gehad. Verdachte moet zich echter realiseren dat zulk gedrag absoluut niet getolereerd wordt. De rechtbank neemt het verdachte bovendien kwalijk dat hij geen enkel inzicht heeft getoond in de strafwaardigheid van zijn handelen. Integendeel, verdachte probeerde er naar het oordeel van de rechtbank ‘onderuit te komen.’ De rechtbank is van oordeel dat op ernstige feiten als deze in beginsel een langdurige gevangenisstraf de enige passende reactie is.
De oriëntatiepunten voor straftoemeting kennen een uitgangspunt van twee tot drie jaren onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor een overval. Een uitgangspunt in deze zaak van vier jaren gevangenisstraf acht de rechtbank dan ook passend.
De rechtbank zal echter ook diverse externe en persoonlijke factoren ten voordele van verdachte in haar overweging betrekken.
Ten eerste zal de rechtbank rekening houden met het tijdsverloop in onderhavige zaak. Verdachte is aangehouden op 20 juli 2013, terwijl thans ruim twee jaren later vonnis wordt gewezen, zonder dat hiervoor een reden ter rechtvaardiging is aan te wijzen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat in onderhavige zaak de redelijke termijn is overschreden, hetgeen volgens vaste rechtspraak dient te leiden tot strafvermindering. De rechtbank zal dan ook als uitgangspunt nemen een gevangenisstraf van 36 maanden in plaats van vier jaren.
Verder ziet de rechtbank het nagenoeg blanco strafblad, de jeugdige leeftijd en de positieve ontwikkeling van verdachte op persoonlijk vlak als een matigende factor voor de op te leggen straf, meer in het bijzonder een reden om een groot deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen. Verdachte is gedurende de schorsing van de voorlopige hechtenis, inmiddels bijna anderhalf jaar, niet meer in aanraking gekomen met politie en justitie. Ondanks het problematische verleden van verdachte, lijkt hij zijn leven momenteel enigszins op orde te hebben. Zo heeft verdachte een relatie en zicht op een baan.
Deze positieve ontwikkelingen zorgen tegelijkertijd voor een dilemma voor wat betreft de op te leggen straf. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van langere duur dan circa 8 maanden, heeft, gelet op de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, tot gevolg dat verdachte opnieuw gedetineerd zal raken, terwijl een kortere onvoorwaardelijke gevangenisstraf naar het oordeel van de rechtbank nauwelijks recht zou doen aan de ernst van de feiten. Laatstgenoemde overweging geeft voor de rechtbank evenwel de doorslag. In verhouding tot de persoonlijke omstandigheden, zijn de feiten die verdachte gepleegd heeft té ernstig om thans te volstaan met een dergelijke kortdurende gevangenisstraf.
De rechtbank zal verdachte derhalve veroordelen tot een gevangenisstraf van 36 maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht, waarvan 18 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. Deze aanzienlijk hogere strafoplegging dan gevorderd, komt mede door toepassing van het volwassenenstrafrecht, terwijl de officier van justitie de eis formuleerde op basis van het jeugdstrafrecht.
De rechtbank zal bovendien een meldplicht, verplichte ambulante behandeling en het opvolgen van aanwijzingen van de Reclassering ter zake dagbesteding als bijzondere voorwaarden opleggen, zoals ook geadviseerd. Hoewel verdachte heeft verklaard geen meerwaarde te zien in Reclasseringstoezicht, acht de rechtbank zulk toezicht, zeker na de tijd die verdachte nog in detentie zal moeten doorbrengen, noodzakelijk ter voorkoming van recidive en ter structurering van een stabiele leefsituatie voor verdachte.

7.De benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vordering van de benadeelde partijen
De benadeelde partij [slachtoffer 3] vordert ter zake feit 2 een schadevergoeding van 250 euro (immateriële schade) te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De benadeelde partij [slachtoffer 4] e/v [slachtoffer 3] vordert ter zake feit 2 een schadevergoeding van
4.848,92 euro (waarvan 4.548,92 euro inkomstenderving en 300 euro immateriële schade) te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht voor beide vorderingen de immateriële schadevergoeding toewijsbaar met vermeerdering van de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De post omzet/winstderving van benadeelde [slachtoffer 4] e/v [slachtoffer 3] acht zij te ingewikkeld voor het strafproces, hetgeen dient te leiden tot niet-ontvankelijkheid.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen verweer gevoerd inzake de gevorderde immateriële schadevergoedingen. De post ‘verlies inkomsten catering’ van benadeelde [slachtoffer 4] e/v [slachtoffer 3] acht de raadsman zeer ingewikkeld en het alsnog uitzoeken zou een onevenredige belasting van het strafgeding zijn, hetgeen dient te leiden tot niet-ontvankelijkheid.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
Ten laste van verdachte is feit 2 (art. 312 Sr) bewezen. Het is een strafbaar feit en verdachte zal ter zake van dat feit worden veroordeeld.
Beide vorderingen immateriële schade, die door verdachte niet zijn weersproken, zijn naar het oordeel van de rechtbank voor toewijzing vatbaar. Het bedrag zal telkens worden vermeerderd met de wettelijke rente over dat bedrag, te rekenen vanaf 11 juli 2013 tot de dag der algehele voldoening.
Voor wat betreft het overige gedeelte van de vordering van [slachtoffer 4] e/v [slachtoffer 3] , namelijk de post ‘verlies inkomsten catering,’ is de rechtbank van oordeel dat deze op dit moment niet goed te beoordelen is. De zaak aanhouden voor een nadere onderbouwing acht de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding. De rechtbank zal de benadeelde partij [slachtoffer 4] e/v [slachtoffer 3] voor dat deel niet-ontvankelijk in haar vordering verklaren en bepalen dat zij dat deel van de vordering, slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
De rechtbank zal de verdachte veroordelen in de kosten door de benadeelde partijen in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot heden op nihil.
Verdachte is naar burgerlijk recht samen met zijn mededader(s) aansprakelijk voor de toewijsbare immateriële schade.
De rechtbank zal tevens aan de verdachte (hoofdelijk) de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat ten behoeve van de hierna te noemen slachtoffers de daarbij vermelde bedragen, bij niet betaling en verhaal te vervangen door het daarbij vermelde aantal dagen hechtenis:
- [slachtoffer 3] € 250,00 5 dagen hechtenis 11 juli 2013,
- [slachtoffer 4] e/v [slachtoffer 3] € 300,00 6 dagen hechtenis 11 juli 2013,
met dien verstande dat de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode vanaf de datum, genoemd bij bovenvermelde bedragen, tot aan de dag van de volledige voldoening.

8.Het beslag

Voor zover nog beslag rust op het vel papier met telefoonnummers, zal de rechtbank bepalen dat dit dient te worden teruggegeven aan verdachte, nu niet (meer) wordt voldaan aan de voorwaarden van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 24c, 36f, 57 en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte voor feiten 1 primair en 2 primair tot een
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • bepaalt dat het voorwaardelijke gedeelte van de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd:
  • zich heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit of
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de Identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of
  • geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt voorts de volgende
bijzondere voorwaarden, waaraan de veroordeelde gedurende de proeftijd heeft te voldoen:
een
meldplicht, inhoudende dat verdachte zich binnen drie werkdagen na onherroepelijk worden van het vonnis in persoon meldt bij de Reclassering Nederland op het adres Heerderweg 25, 6224 LA te Maastricht en zich hierna blijft melden zo frequent en zo lang de Reclassering dit noodzakelijk acht;
de verplichting om mee te werken aan een
intake/verdiepingsonderzoekbij een forensisch psychiatrische polikliniek en een eventueel hieruit voortvloeiende
behandelinggericht op de vastgestelde problematiek ter voorkoming van toekomstig delictgedrag;
verdachte houdt zich aan de aanwijzingen van de Reclassering op het gebied van
dagbesteding;
- geeft de reclassering opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
Benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregelen
- wijst de vordering van de
benadeelde partij [slachtoffer 3], wonende te [adres] , volledig toe en veroordeelt de verdachte (hoofdelijk) om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij te betalen 250,00 euro (immateriële schade), te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode van 11 juli 2013 tot aan de dag van de volledige voldoening;
- veroordeelt de verdachte (hoofdelijk) in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot heden op nihil;
- legt aan de verdachte de (hoofdelijke) verplichting op tot betaling aan de Staat ten behoeve van benadeelde [slachtoffer 3] voornoemd (art. 312 Sr), van een bedrag van 250 euro, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 5 dagen hechtenis, met dien verstande dat de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode van 11 juli 2013 tot aan de dag van de volledige voldoening;
- bepaalt dat verdachte van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd is voor zover hij of een van zijn mededader(s) heeft voldaan aan een van hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade;
- wijst de vordering van de
benadeelde partij [slachtoffer 4] e/v [slachtoffer 3], wonende te [adres] , gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte (hoofdelijk) om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij te betalen 300,00 euro (immateriële schade), te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode van 11 juli 2013 tot aan de dag van de volledige voldoening;
- bepaalt dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4] e/v [slachtoffer 3] ten aanzien van het overige niet-ontvankelijk is en dat zij dit gedeelte van haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- veroordeelt de verdachte (hoofdelijk) in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot heden op nihil;
- legt aan de verdachte de (hoofdelijke) verplichting op tot betaling aan de Staat ten behoeve van benadeelde [slachtoffer 4] e/v [slachtoffer 3] voornoemd (art. 312 Sr), van een bedrag van 300 euro, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 6 dagen hechtenis, met dien verstande dat de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode van 11 juli 2013 tot aan de dag van de volledige voldoening;
- bepaalt dat verdachte van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd is voor zover hij of een van zijn mededader(s) heeft voldaan aan een van hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade;
Beslag
- gelast de
teruggavevan de volgende in beslag genomen voorwerpen aan verdachte:
- # 01: # 01: papier, vel papier met telefoonnummers (2228626).
Dit vonnis is gewezen door mr. P.H.M. Kuster, voorzitter, mr. M.E. Kramer en mr. C.C.W.M. Aretz, rechters, in tegenwoordigheid van mr. O.A.G. Corten, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 25 september 2015.
Buiten staat
Mr. M.E. Kramer en mr. C.C.W.M. Aretz zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is – na aanpassing ex art. 314 Sv – ten laste gelegd dat:
1.hij, verdachte, op of omstreeks 12 juli 2013 in de gemeente Kerkrade ter uitvoering van het door hem, verdachte, voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen geld en/of goederen van zijn, verdachtes, gading, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of aan [slachtoffer 2] , in elk geval toebehorende aan een ander of aan anderen dan aan hem, verdachte en/of aan zijn, verdachtes, mededader(s), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, welke poging tot diefstal werd vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte en/of zijn, verdachtes, mededader(s) met voornoemd oogmerk een cafetaria/friture, gelegen aan de [adres] gemaskerd met bivakmutsen is/zijn binnengegaan en/of vervolgens een pistool/vuurwapen, in elk geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp heeft/hebben gericht op voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of vervolgens tegen voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft/hebben gezegd/geroepen/geschreeuwd "Overval", althans (een) woord(en) van soortgelijke aard en/of strekking en/of aan de aldaar aanwezige kassa heeft/hebben getrokken en/of die kassa heeft/hebben opgetild en/of op/tegen de grond gegooid en/of daarop/daartegen hebben geslagen;
Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij, verdachte, op of omstreeks 12 juli 2013 in de gemeente Kerkrade ter uitvoering van het door hem, verdachte, voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] te dwingen tot de afgifte van geld, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan voornoemde [slachtoffer 1] en/of voornoemde [slachtoffer 2] , in elk geval toebehorende aan een ander of aan anderen dan aan hem, verdachte en/of aan zijn, verdachtes, mededader(s), met voornoemd oogmerk een cafetaria/friture, gelegen aan de [adres] gemaskerd met bivakmutsen is/zijn binnengegaan en/of vervolgens een pistool/vuurwapen, in elk geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp heeft/hebben gericht op voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of vervolgens tegen voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft/hebben gezegd/geroepen/geschreeuwd "Overval", althans (een) woord(en) van soortgelijke aard en/of strekking en/of aan de aldaar aanwezige kassa heeft/hebben getrokken en/of die kassa heeft/hebben opgetild en/of op/tegen de grond gegooid en/of daarop/daartegen hebben geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; (zaak 1)
2.hij, verdachte, op of omstreeks 11 juli 2013 in de gemeente Kerkrade, ter uitvoering van het door hem, verdachte, voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen geld en/of goederen van zijn, verdachtes, gading, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3] , in elk geval toebehorende aan een ander of aan anderen dan aan hem, verdachte en/of aan zijn, verdachtes, mededader(s) en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer 3] , te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, met voornoemd oogmerk gemaskerd een cafetaria/friture, gelegen aan de [adres] is/zijn binnengegaan en/of vervolgens tegen voornoemde [slachtoffer 3] heeft/hebben gezegd/geschreeuwd/geroepen: "overval, overval", in elk geval (een) woord(en) van soortgelijke aard en/of strekking en/of (een) slaande beweging(en) heeft/hebben gemaakt in de richting van voornoemde [slachtoffer 3] met een ploertendoder, in elk geval met een op een ploertendoder gelijkend voorwerp en/of voornoemde [slachtoffer 3] heeft/hebben geslagen/gestompt/geduwd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij, verdachte, op of omstreeks 11 juli 2013 in de gemeente Kerkrade, ter uitvoering van het door hem, verdachte, voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 3] te dwingen tot de afgifte van geld en/of goed(eren) van zijn, verdachtes, gading, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3] en/of aan friture [naam] , in elk geval toebehorende aan een ander of aan anderen dan aan hem, verdachte en/of aan zijn, verdachtes, mededader(s), met voornoemd oogmerk gemaskerd een cafetaria/friture, gelegen aan de [adres] is/zijn binnengegaan en/of vervolgens tegen voornoemde [slachtoffer 3] heeft/hebben gezegd/geschreeuwd/geroepen: "overval, overval", in elk geval (een) woord(en) van soortgelijke aard en/of strekking en/of (een) slaande beweging(en) heeft/hebben gemaakt in de richting van voornoemde [slachtoffer 3] met een ploertendoder, in elk geval met een op een ploertendoder gelijkend voorwerp en/of voornoemde [slachtoffer 3] heeft/hebben geslagen/gestompt/geduwd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; (zaak 2)

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie regio Limburg-Zuid, High Impact Crime Team, BVH-nummer 2013074731, BVO-nummer 2466513038, onderzoeksnaam Crassus, gesloten d.d. 26 oktober 2013, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 675.
2.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer 1] d.d. 13 juli 2013, p. 319-322.
3.Proces-verbaal verhoor getuige [slachtoffer 2] d.d. 13 juli 2013, p. 324-325.
4.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 20 juli 2013, p. 26-35 (in beslag genomen voorwerpen).
5.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 juli 2013, p. 345-351 (weergave/beschrijving beelden).
6.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 juli 2013, p. 352-358 (vergelijking prints/voorwerpen).
7.Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 4] d.d. 12 juli 2013, p. 404-406.
8.Proces-verbaal sporenonderzoek d.d. 10 augustus 2013, p. 420-422.
9.Proces-verbaal sporenonderzoek d.d. 16 juli 2013, p. 437-439.
10.NFI rapportage d.d. 12 augustus 2013, p. 445-446.
11.Proces-verbaal verhoor verdachte [getuige 1] d.d. 21 juli 2013, p. 112-117.
12.Proces-verbaal verhoor verdachte [getuige 2] d.d. 21 juli 2013, p. 118-121.
13.Proces-verbaal van bevindingen uitluisteren OVC d.d. 22 augustus 2013, p. 187-203.