ECLI:NL:RBLIM:2015:8078

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
25 september 2015
Publicatiedatum
24 september 2015
Zaaknummer
AWB - 15 _ 1533u
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toetsing van de status van een werkgroep als belanghebbende in bestuursrechtelijke procedures

In deze uitspraak van de Rechtbank Limburg, gedateerd 25 september 2015, werd de status van een werkgroep als belanghebbende in een bestuursrechtelijke procedure beoordeeld. De zaak betreft een beroep van de werkgroep tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Weert, waarbij een omgevingsvergunning was verleend aan een derde-partij. De rechtbank moest vaststellen of de werkgroep als belanghebbende kon worden aangemerkt volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De rechtbank concludeerde dat de werkgroep niet voldeed aan de vereisten voor een vereniging met beperkte rechtsbevoegdheid. Er was geen ledenbestand en de maillijsten die de werkgroep gebruikte, konden niet als een ledenadministratie worden beschouwd. De rechtbank stelde vast dat de werkgroep geen regelmatige ledenvergaderingen hield en geen bestuur had, wat essentieel is voor de erkenning als een organisatorisch verband.

Op basis van deze overwegingen oordeelde de rechtbank dat de werkgroep ten onrechte door de verweerder als belanghebbende was aangemerkt. Het beroep van de werkgroep werd gegrond verklaard, het bestreden besluit werd vernietigd en het bezwaar werd niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank bepaalde tevens dat de verweerder het griffierecht aan de eiser moest vergoeden. Deze uitspraak benadrukt het belang van een duidelijke structuur en ledenadministratie voor organisaties die als belanghebbende willen optreden in bestuursrechtelijke procedures.

Uitspraak

RECHTBANK limburg

Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB/ROE 15/1706

uitspraak van de meervoudige kamer van 25 september 2015 in de zaak tussen

[werkgroep] , te [plaats 1] , eiser

(gemachtigde: drs. F.J.F. Smit),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Weert, verweerder

(gemachtigde: mr. S. Chalh).

Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen: Stichting ARK, te [plaats 2]

(gemachtigde: [naam 1] ).

Procesverloop

Bij besluit van 13 november 2014 (het primaire besluit) heeft verweerder aan de derde-partij (vergunninghouder) een omgevingsvergunning verleend voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden op de percelen tussen de [adres 1] en de [adres 2] en enkele landbouwpercelen nabij de [adres 3] in [plaats 3].
Bij besluit van 8 april 2015 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 augustus 2015. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Overwegingen

1. De rechtbank ziet zich ambtshalve voor de vraag gesteld of de [werkgroep] (hierna: de werkgroep) belanghebbende is als bedoeld in artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). In dat artikellid is bepaald dat onder belanghebbende wordt verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken. In artikel 1:2, derde lid, van de Awb is bepaald dat ten aanzien van rechtspersonen als hun belangen mede worden beschouwd de algemene en collectieve belangen die zij krachtens hun doelstellingen en blijkens hun feitelijke werkzaamheden in het bijzonder behartigen.
2. Vast staat dat de werkgroep geen bij notariële akte opgerichte rechtspersoon is en ook niet beschikt over statuten. Beoordeeld moet daarom worden of de werkgroep is aan te merken als een vereniging met beperkte rechtsbevoegdheid, ook wel informele vereniging genoemd, in de zin van artikel 2:26 van het Burgerlijk Wetboek.
3. Volgens vaste rechtspraak is sprake van een vereniging met beperkte rechtsbevoegdheid wanneer er een ledenbestand is en indien gesproken kan worden van een organisatorisch verband dat is opgericht voor een bepaald doel. Gewezen zij op bijvoorbeeld de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 12 maart 2008, ECLI:NL:RVS:2008:BC6406 en van 8 juli 2015, ECLI:NL:RVS:2015:2141. Naar het oordeel van de rechtbank voldoet de werkgroep niet aan die vereisten.
4. Een ledenbestand zal moeten blijken uit een administratie van leden en het heffen van contributie. Uit de stukken en de verklaringen ter zitting komt naar voren dat de werkgroep wordt gevormd door twee groepen: de werkgroep [naam 2] en de inventarisatiegroep [naam 3]. De werkgroepen komen met enige regelmaat bij elkaar in de natuur. Voor beide groepen bestaat een maillijst van enkele tientallen mensen. Tussen de groepen is een overlap; sommige mensen staan op beide lijsten. Niet iedereen op de maillijst neemt deel aan activiteiten of bijeenkomsten. Sommigen willen enkel op de hoogte blijven van activiteiten van de beide werkgroepen. Wanneer er een mail uitgaat over een bijeenkomst “[naam bijeenkomst]” komen er soms een paar mensen en soms een stuk of twaalf, zo is ter zitting gesteld. Naar het oordeel van de rechtbank kunnen deze maillijsten niet als een ledenadministratie worden aangemerkt. De lijsten zijn daarvoor te vrijblijvend en bevatten te weinig gegevens over wie de leden van de werkgroep zijn. Ook anderszins is niet van een ledenadministratie gebleken. Weliswaar heeft de gemachtigde van de werkgroep ter zitting gesteld dat er een adressenlijst is, maar een dergelijke lijst is niet overgelegd. Onduidelijk is daardoor gebleven of de personen op de lijst daadwerkelijk als “leden” van de vereniging kunnen worden beschouwd. Verder staat vast dat geen contributie wordt geheven. Ook om die reden is van een ledenbestand geen sprake. Aan dit eerste vereiste wordt dus niet voldaan.
5. Een tweede vereiste is dat de werkgroep een “organisatorisch verband” is dat is opgericht voor een bepaald doel. Dit betekent bijvoorbeeld dat de werkgroep regelmatig een ledenvergadering moet hebben en dat zij moet beschikken over een bestuur. Ook daaraan wordt niet voldaan. Overleg vindt buiten plaats, voorafgaand of tijdens activiteiten in het veld tussen de dan aanwezige deelnemers. De gemachtigde van eiser maakt hiervan meestal een kort verslagje en plaatst dat op de website. Ledenvergaderingen, anders dan het hiervoor bedoelde overleg, worden niet gehouden. De werkgroep heeft ook geen bestuur. De gemachtigde van de werkgroep is als het ware de spil van de organisatie en voorts zouden er, zo is verklaard, “kerngroepen” zijn. Hoewel de rechtbank respecteert dat dit systeem voor de werkgroep goed functioneert en er geen behoefte is aan een traditionele verenigingsstructuur, kan niet anders dan worden geconstateerd dat de werkgroep, met het ontbreken van een regelmatige ledenvergadering en een bestuur, geen organisatorisch verband is.
6. Op grond van het voorgaande heeft verweerder de werkgroep ten onrechte als belanghebbende aangemerkt en heeft hij het bezwaar van de werkgroep dus ten onrechte ontvankelijk geacht. Dit heeft tot gevolg dat het beroep gegrond is en het bestreden besluit moet worden vernietigd. De rechtbank zal zelf in de zaak voorzien door het bezwaar alsnog niet-ontvankelijk te verklaren en te bepalen dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit.
7.Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. Omdat het beroep gegrond is, dient verweerder aan eiser het griffierecht (€ 331,-) te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
 verklaart het beroep gegrond;
 vernietigt het bestreden besluit;
 verklaart het bezwaar niet-ontvankelijk en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
 bepaalt dat verweerder het door eiser betaalde griffierecht (€ 331,-) vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.M. Nollen (voorzitter) mr. P.J.M. Bruijnzeels en mr. J.M.E. Derks, leden, in aanwezigheid van mr. drs. P.M. van den Brekel, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 25 september 2015.
w.g. P. van den Brekel,
griffier
w.g. mr. C.M. Nollen,
voorzitter
Voor eensluidend afschrift:
de griffier,
Afschrift verzonden aan partijen op: 25 september 2015

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.