ECLI:NL:RBLIM:2015:789

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
2 februari 2015
Publicatiedatum
2 februari 2015
Zaaknummer
04/800211-12
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van moord in Weert met voorbedachte raad

Op 2 februari 2015 heeft de Rechtbank Limburg uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die wordt beschuldigd van medeplegen van moord op [slachtoffer] op 6 november 2012 in Weert. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met een medeverdachte opzettelijk en met voorbedachte raad het leven van [slachtoffer] heeft beëindigd. De verdachte heeft [slachtoffer] tweemaal in de rug en eenmaal in de borst geschoten, waarna hij het slachtoffer nog heeft bewerkt met een mes. De rechtbank heeft de betrouwbaarheid van de verklaringen van de verdachte en de medeverdachte beoordeeld en geconcludeerd dat er voldoende bewijs is voor de beschuldiging van moord. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijftien jaar. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de geestelijke toestand van de verdachte, die licht verminderd toerekeningsvatbaar werd geacht, maar dit was niet voldoende om de straf te verlagen. De benadeelde partij, de zus van het slachtoffer, heeft een schadevergoeding van € 415,04 toegewezen gekregen.

Uitspraak

RECHTBANK Limburg

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer : 04/800211-12
Datum uitspraak : 2 februari 2015
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Limburg, meervoudige kamer voor strafzaken,
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte],
thans preventief gedetineerd in Penitentiaire Inrichting Zuid Oost, HvB Roermond, te Roermond.
Raadslieden zijn mr. F.A. Dronkers en mr. G.G.J. Geerlings, beiden advocaat te Roermond.

1.Het onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 9 en 12 januari 2015. De rechtbank heeft gehoord de officier van justitie en de verdachte, bijgestaan door zijn raadslieden.
De rechtbank heeft op 19 januari 2015 het onderzoek gesloten.

2.De tenlastelegging

De verdachte staat terecht ter zake dat:
primair
hij op of omstreeks 06 november 2012 in de gemeente Weert tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, met een vuurwapen (een) kogel(s) geschoten in het lichaam van die [slachtoffer], tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden;
subsidiair
hij op of omstreeks 06 november 2012 in de gemeente Weert tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) met dat opzet met een vuurwapen (een) kogel(s) geschoten in het lichaam van die [slachtoffer], tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden.

3.De voorvragen

Bij het onderzoek ter terechtzitting:
  • is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is;
  • is gebleken dat de rechtbank krachtens de wettelijke bepalingen bevoegd is van het ten laste gelegde kennis te nemen;
  • zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. De officier van justitie kan dus in de vervolging worden ontvangen;
  • zijn geen gronden voor schorsing van de vervolging gebleken.
4.
Het oordeel van de rechtbank omtrent het bewijs [1]
4.1
Inleiding
Op 6 november 2012 werd in Weert het stoffelijk overschot aangetroffen van [slachtoffer]. Uit sectie op het lichaam van [slachtoffer] bleek dat hij tweemaal in zijn rug en eenmaal in zijn borst was geschoten. Voorts had hij diverse steek- en/of snijwonden in zijn gelaat en zijn hals. Verdachte heeft erkend dat hij op [slachtoffer] heeft geschoten.
Aan verdachte is ten laste gelegd: medeplegen van moord, dan wel medeplegen van doodslag.
De officier van justitie acht de primair ten laste gelegde moord bewezen. De verdediging heeft daarentegen verzocht verdachte vrij te spreken van (medeplegen van) moord. De subsidiair ten laste gelegde doodslag kan volgens de verdediging wel worden bewezen.
De rechtbank zal eerst bezien of kan worden bewezenverklaard of verdachte [slachtoffer] opzettelijk van het leven heeft beroofd. Indien dit kan worden bewezen, zal de rechtbank vervolgens ingaan op de vraag of er sprake is geweest van voorbedachte raad en/of van medeplegen.
Indien de rechtbank in haar oordeel afwijkt van uitdrukkelijk onderbouwde standpunten van de officier van justitie of de verdediging, zal zij dit nader motiveren.
4.2
De bewijsmiddelen voor het opzettelijk van het leven beroven van [slachtoffer]
4.2.1
Het aantreffen van het stoffelijk overschot van [slachtoffer]
Op 6 november 2012 te 01:28 uur reden de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] de parkeerplaats op van het winkelcentrum gelegen aan de Willem de Zwijgerstraat te Weert. Zij zagen een persoon op de grond op zijn linkerzij liggen. Het betrof een man. De man miste een gedeelte van zijn rechteroor. Zijn oor was bebloed en er kwam bloed uit zijn mond. Verbalisant [verbalisant 1] herkende de man, nadat deze op zijn rug was gedraaid, als de hem ambtshalve bekende [slachtoffer] van Somalische afkomst. [2]
Even later zagen de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] een snee in de nek van de man.
Op 6 november 2012 te 01:42 uur deelde een ambulanceverpleegkundige de verbalisanten mede dat de man was overleden. [3]
In het kader van het ingestelde onderzoek naar aanleiding van de moord/doodslag, gepleegd op de parkeerplaats aan de Willem de Zwijgerstraat te Weert, is door verbalisant [verbalisant 3] op 6 november 2012 omstreeks 03:20 uur het stoffelijk overschot inbeslaggenomen. Dit stoffelijk overschot werd op 8 november 2012 getoond aan [getuige 1], wonende te Weert. [getuige 1] verklaarde dat hij het stoffelijk overschot herkende als [slachtoffer].
De overledene bleek te zijn: [slachtoffer], geboren op [geboortedatum slachtoffer] te [geboorteplaats slachtoffer], Somalische nationaliteit. [4]
4.2.2
De doodsoorzaak
Dr. B. Kubat, arts en patholoog, heeft een pathologie-onderzoek ingesteld naar aanleiding van de dood van [slachtoffer]. Haar is bij de sectie op het lichaam van [slachtoffer] het volgende gebleken:
Drie schotletsels met bloeduitstortingen rond de schotkanalen:
Letsel A: rechts op de borst (inschot), door de ruimte tussen rib 5 en 6 aan de voorzijde, beschadiging van deze ribben, door het middenrif, door de rechterleverkwab, door de rechternier, door de ruimte tussen rib 11 en 12 rechts aan de rugzijde, naar kogel 3 in de weke delen van de rug. Het schotkanaal verloopt naar links, voetwaarts en rugwaarts.
Letsel G: links op de rug (inschot), door de ruimte tussen rib 5 en 6 links aan rugzijde, beschadiging van deze ribben, door de bovenkwab van de linkerlong, door de ruimte tussen rib 3 en 4 aan de voorzijde, beschadiging van deze ribben, naar kogel 1. Het schotkanaal verloopt buikwaarts, iets naar rechts en vrijwel horizontaal.
Letsel H: links op de rug (inschot), door het linkerschouderblad en spieren van de rug naar kogel 2. Het schotkanaal verloopt naar rechts, voetwaarts in de weke delen van de rug met alhier uitgebreide bloeduitstorting in de rugspieren.
In de borstholte links 900 ml en rechts 100 ml bloed en stolsels.
In de bovenbuik rechts (rond het schotletsel in de lever) een geringe hoeveelheid bloed.
Talrijke vrij scherprandige en streepvormige/gebogen, verschillend diep reikende huidbeschadigingen, met opvallend weinig kneuzingen van de wondranden, op het hoofd en in het gelaat, rechts talrijker dan links, met onder meer verbrijzeling van de oorschelp rechts en deels met een specifiek patroon; bloeduitstortingen rond deze letsels en in de rechterslaapspier.
Geringe bloeduitstorting onder het harde hersenvlies in de middelste schedelgroeve rechts en een kleine bloeduitstorting onder de zachte hersenvliezen links zijwaarts op de grote hersenen.
Scherprandige, streepvormige klieving van de huid en onderhuidse weefsels en halsspieren rechts in de hals reikend tot achter het strottenhoofd, en van de huid en onderhuids weefsel links in de hals (snij- en mogelijk steekletsels), met beperkte omgevende bloeduitstortingen, geen letsels aan de grote(re) halsvaten.
Weinig lijkvlekken en iets bleke slijmvliezen en inwendige organen, weinig bloed in de bloedsomloop.
Interpretatie van resultaten
Bij de sectie waren er tekenen van inwerking van drie verschillende soorten geweld.
De letsels sub 1 waren het gevolg van inwerking van uitwendig mechanisch perforerend geweld – schotletsels. Zij waren bij leven ontstaan en hebben geleid tot zeer ernstig inwendig bloedverlies (2, 3) en verbloeding. Zij kunnen op zich het overlijden zondermeer verklaren door verbloeding.
De bevindingen sub 7 passen bij verbloeding. Gelet op het gegeven dat er in de buikholte slechts een beperkte hoeveelheid bloed werd aangetroffen is het goed mogelijk dat het schotletsel A zeer kort voor het overlijden, mogelijk als laatste, was toegebracht.
De letsels sub 4 waren het gevolg van herhaalde inwerking van heftig uitwendig mechanisch kantig (haast scherprandig) botsend geweld. Het geweld is bij leven toegepast en heeft beperkt bijgedragen aan het bloedverlies en dus aan het overlijden. Het geweld op het hoofd heeft geleid tot (voor zover middels sectie beoordeelbaar) geringe letsels aan de hersenen (5).
De letsels sub 6 waren het gevolg van inwerking van uitwendig mechanisch klievend geweld – snijletsels, mogelijk met een steekcomponent, gelet op de uitbreiding van de letsels achter het strottenhoofd. De letsels waren bij leven ontstaan. Gezien het gegeven dat er geen grotere bloedvaten in de hals waren geraakt is het goed mogelijk dat dit letsel slechts geleid heeft tot beperkt bloedverlies en zodoende eveneens slechts gering heeft bijgedragen aan het overlijden.
Conclusie
Het overlijden van [slachtoffer], geboren op [geboortedatum slachtoffer], wordt verklaard door het falen van orgaanfuncties ten gevolge van verbloeding opgetreden in het kader van talrijke letsels, waarbij de schotletsels (met name het schotletsel links door de borst) de grootste bijdrage hebben geleverd. [5]
4.2.3
De rol van verdachte
Verdachte heeft [slachtoffer] op 6 november 2012 twee keer in zijn rug geschoten. Hierop draaide [slachtoffer] zich om en begon met verdachte te vechten. Verdachte weet niet wanneer de schotwond in de borst van [slachtoffer] is ontstaan. [slachtoffer] vocht voor zijn leven. Verdachte is nog achter [slachtoffer] aangerend naar de plaats waar hij is gevonden. [6] Hij ging achter [slachtoffer] aan om het af te maken; [7] om [slachtoffer] dood te maken. [8]
4.3
Bewijsoverweging 1
Gelet op bovenstaande bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verdachte het slachtoffer [slachtoffer] op 6 november 2012 te Weert opzettelijk van het leven heeft beroofd door hem tweemaal in de rug en eenmaal in de borst te schieten. Daarnaast stelt de rechtbank vast dat bij het slachtoffer ook ander letsel dan alleen schotletsel is geconstateerd, onder meer: talrijke huidbeschadigingen op het hoofd en in het gelaat, met onder meer verbrijzeling van de oorschelp rechts, klieving van de huid en onderhuidse weefsels en halsspieren rechts in de hals en klieving van de huid en onderhuids weefsel links in de hals (snij- en mogelijk steekletsels).
4.4
De bewijsmiddelen voor de voorbedachte raad en het medeplegen
4.4.1
De camerabeelden
De camerabeelden van het winkelcentrum ‘Moesel’ en van de Rabobank te Weert, opgenomen op 5 en 6 november 2012 tussen 18:00 uur en 01:30 uur, zijn inbeslaggenomen. Tijdens diverse verhoren heeft verdachte verklaard dat hij zichzelf en het slachtoffer [slachtoffer] herkende op de aan hem getoonde camerabeelden en fotoprints. Van de inbeslaggenomen beelden waarop het slachtoffer en de verdachte te zien zijn, is door verbalisant [verbalisant 4] een compilatie gemaakt. De camerabeelden zijn door de verbalisant in chronologische volgorde achter elkaar gezet. Op de beelden is te zien dat:
  • om 1:12:03 uur slachtoffer en verdachte over de parkeerplaats bij winkelcentrum Moesel lopen (beeldfragment 1);
  • om 1:13:06 uur slachtoffer en verdachte lopen in de steeg, komende uit de richting Willem de Zwijgerstraat en gaande richting Nassaulaan, beide handen van verdachte niet zichtbaar zijn, verdachte kennelijk zijn linkerhand in zijn linkerjaszak en zijn rechterhand in zijn rechterjaszak heeft en verdachte rechtsachter het slachtoffer loopt en dat de onderlinge afstand zeer kort is (beeldfragment 9);
  • om 1:13:06 uur en om 1:13:07 uur de rechterarm/-hand van verdachte beweegt (beeldfragmenten 10 en 11);
  • om 1:13:07 uur een klein gedeelte van de rechterhand van verdachte zichtbaar wordt (beeldfragment 12);
  • om 1:13:07 uur de rechterhand van verdachte nagenoeg niet meer zichtbaar is, omdat deze zich voor het lichaam ter hoogte van zijn middel of in de rechterjaszak bevindt (beeldfragment 13);
  • om 1:13:07 uur de rechteronderarm van verdachte een stukje omhoog wordt gebracht en de rechterhand van verdachte zich bevindt ter hoogte van zijn middel (beeldfragment 14);
  • om 1:13:08 uur verdachte gedeeltelijk achter het slachtoffer is gaan lopen en de rechterhand van verdachte niet zichtbaar is, omdat deze zich in de rechterjaszak of voor het lichaam bevindt (beeldfragment 15);
  • om 1:13:08 uur verdachte zijn rechterarm/-hand iets naar beneden heeft gebracht (beeldfragmenten 16 en 17);
  • om 1:13:09 uur verdachte zich iets laat terugvallen ten opzichte van het slachtoffer en hij meer achter het slachtoffer gaat lopen (beeldfragment 18);
  • om 1:13:09 uur verdachte nagenoeg achter het slachtoffer loopt (beeldfragment 19);
  • om 1:13:10 uur verdachte achter het slachtoffer loopt, de afstand tussen verdachte en slachtoffer iets groter wordt ten opzichte van beeldfragment 19 en kennelijk de rechterhand van verdachte zich bevindt ter hoogte van de rechterschouder van het slachtoffer (beeldfragment 20);
  • om 1:13:12 uur kennelijk het slachtoffer zijn rechterarm omhoog brengt, verdachte direct achter het slachtoffer staat en verdachte zijn onderlichaam een kwartslag naar links draait (beeldfragment 21);
  • om 1:13:12 uur het slachtoffer zich plotseling heeft omgedraaid en er een vechtpartij is ontstaan (beeldfragment 22);
  • om 1:13:13 uur verdachte en slachtoffer zich, al vechtend, verplaatsen richting de Willem de Zwijgerstraat (beeldfragment 23).
4.4.2
Het buurtonderzoek – getuigen
Diverse personen, wonend in de omgeving van de plaats waar het stoffelijk overschot van [slachtoffer] is aangetroffen, hebben schoten gehoord, Zoals de getuigen [getuige 2], [getuige 3] en [getuige 4].
Op 6 november 2012 om 01:17 uur hoorde getuige [getuige 2], wonende aan de [adres 1] te Weert, vier knallen die zij beschrijft als: ‘poef-poef…poef-poef’. Zij vermoedt dat tussen de tweede en de derde knal ongeveer een seconde zat. [10]
Getuige [getuige 3], wonende aan de [adres 2] te Weert, was op 6 november 2012 vanaf 01:00 uur op zijn slaapkamer, grenzend aan de Willem de Zwijgerstraat. Even na 01:00 uur hoorde hij vier harde knallen. Direct daaropvolgend hoorde hij mannen schreeuwen. De knallen klonken heel snel achter elkaar. Het waren opeenvolgende schoten. [11]
Getuige [getuige 4], wonende aan de [adres 3] te Weert, gelegen bij de kruising Dillenburg/Oranjeplein/Willem de Zwijgerstraat, heeft verklaard dat zij op 6 november 2012 tussen 01:20 uur en 01:30 uur op haar slaapkamer was. Opeens hoorde zij het geluid van harde knallen. Het waren drie tot vier hele harde knallen. Kort daarop hoorde zij iemand kreunen. [12]
4.4.3
Onderzoek op de plaats delict
In het gebied vanaf de Nassaulaan, ter hoogte van de ABN-geldautomaat, tot de Willem de Zwijgerstraat werden door verbalisanten aangetroffen:
  • een schilmes met geel handvat (spoor PD1-02). Het lemmet van het mes was sterk verbogen en op het lemmet en heft was bloed aanwezig;
  • drie hulzen, voorzien van bodemstempel W-W 32 AUTO kaliber 7.65 mm (sporen PD1-08, PD1-09 respectievelijk PD1-13);
  • een patroon, voorzien van bodemstempel W-W 32 AUTO kaliber 7.65 mm (spoor PD1-15).
De hulzen lagen kort bij elkaar nabij de geldautomaat van de ABN, onder de overkapping. [14]
Verbalisant [verbalisant 5] zag op 8 november 2012 dat zich op een afvalcontainer op de plaats delict, Willem de Zwijgerstraat te Weert, bij welke container het stoffelijk overschot van [slachtoffer] zeer kort daarvoor werd aangetroffen, meerdere bloedsporen bevonden. Het betrof bloedspatten met een enigszins ronde vorm. Het betrof een spattenbeeld dat veroorzaakt kan zijn door een krachtinwerking op bloed dat in de onmiddellijke omgeving van de container heeft plaatsgevonden. Van een van de bloedspatten werd een monster (spoor PD1-16) veiliggesteld. [15]
4.4.3.1 Onderzoek aan het mes
Het aardappelschilmes is onderzocht op de aanwezigheid van bloed. Op het heft en het lemmet van het mes zijn meerdere bloedsporen aangetroffen. Een selectie van de bloedsporen is bemonsterd en veiliggesteld voor een DNA-onderzoek. Het gehele heft van het mes is bemonsterd met als doel celmateriaal te verzamelen van diegene(n) die met het heft in contact is/zijn geweest. Ook deze bemonstering is veiliggesteld voor een DNA-onderzoek.
Op het heft is een DNA-mengprofiel aangetroffen van minimaal twee personen. Het DNA-hoofdprofiel matcht met dat van verdachte. De kans dat het DNA-profiel van een willekeurig gekozen persoon matcht met dit DNA-profiel is kleiner dan één op één miljard.
In de bloedsporen van het mes zijn DNA-profielen aangetroffen van een man. Deze profielen matchen met het DNA-profiel van het slachtoffer [slachtoffer]. De kans dat het DNA-profiel van een willekeurig gekozen persoon matcht met dit DNA-profiel is kleiner dan één op één miljard. [16]
4.4.3.2 Onderzoek aan een huls
In de analyse van de bemonstering van een van de aangetroffen hulzen (AAFM6301NL) is een partieel mannelijk DNA-mengprofiel aangetoond met celmateriaal van minimaal twee donoren van wie zeker één man. [17]
Het DNA-profiel van de huls is vergeleken met het DNA-profiel van [medeverdachte]. De conclusie is dat deze [medeverdachte] donor kan zijn van celmateriaal in de bemonstering. Van het DNA-profiel van [medeverdachte] dat in totaal 30 DNA-kenmerken bevat, komen 24 DNA-kenmerken overeen met het DNA-profiel van de huls (dat in totaal 29 DNA-kenmerken bevat). Vijf DNA-kenmerken zijn niet gelijk aan het DNA-profiel van [medeverdachte]. Deze vijf DNA-kenmerken komen overeen met het DNA-profiel van verdachte.
Bij vergelijking van het DNA-profiel van de huls met de DNA-profielen van verdachte en [medeverdachte] kunnen alle aangetoonde DNA-kenmerken verklaard worden uit het DNA-profiel van [medeverdachte] (24 van de 29 DNA-kenmerken) en het DNA-profiel van verdachte (11 van de 29 DNA-kenmerken). [18]
4.4.3.3 Onderzoek aan een bloedspat op de container
In het bloedmonster van een van de bloedspatten op de container (spoor PD1-16) is het DNA-profiel aangetroffen van een man. Het profiel matcht met dat van het slachtoffer [slachtoffer]. De kans dat het DNA-profiel van een willekeurig gekozen persoon matcht met dit DNA-profiel is kleiner dan één op één miljard. [19]
4.4.4
Verwondingen gelaat slachtoffer en de bloedstromen
De rechtbank heeft op de foto’s op de pagina’s 2712 tot en met 2715 waargenomen dat:
  • het slachtoffer [slachtoffer] diverse bloedende verwondingen had, te weten in zijn gelaat, aan zijn rechteroor en in zijn hals;
  • de bloedstromen in het gelaat van [slachtoffer] in horizontale richting over zijn gezicht lopen en niet in verticale richting (voetwaarts);
  • het bloed zich nauwelijks heeft verspreid.
Dit wordt bevestigd door de verbalisanten [verbalisant 5] en [verbalisant 6]. [21]
4.4.5
Verklaringen over de hennepplantage
Van 2 tot en met 4 november 2012 was verdachte in Kerkrade bij zijn ex-partner [naam ex-partner verdachte]. Vervolgens hadden zij op 5 november 2012 voor de laatste keer telefonisch contact. [22]
[naam ex-partner verdachte] is gehoord als getuige. Verdachte heeft, zo verklaart zij, aan [naam ex-partner verdachte] het volgende verteld: Verdachte had met [medeverdachte] een hennepplantage in huis geplaatst voor een jongen, genaamd [slachtoffer], een goede vriend van [medeverdachte]. Daar ze hoorden van een inval, hebben verdachte en [medeverdachte] alles snel weggehaald. Met [slachtoffer] hadden ze een betalingsregeling getroffen. Ze hoefden minder te betalen dan de eigenlijke schade. [medeverdachte] was het met de betalingsregeling niet eens. [slachtoffer] was een tussenpersoon. Hij zou een baas boven zich hebben. [medeverdachte] zou die baas willen uitschakelen, zodat [slachtoffer] genoeg afgeschrokken zou zijn om hen met rust te laten. Verdachte heeft zelf met een pistool bij de baas van [slachtoffer] aan de deur gestaan. Die man kwam echter niet thuis. Vervolgens is verdachte met [medeverdachte] akkoord gegaan dat ze het iemand anders zouden laten afmaken. Met ‘afmaken’ bedoelde verdachte niet de klus afmaken, maar die vent afmaken. Verdachte had het pistool van [medeverdachte] gekregen. [23]
Voorts heeft [naam ex-partner verdachte] verklaard dat [medeverdachte] constant belde naar verdachte. Er gingen geen drie uur voorbij zonder dat [medeverdachte] hem belde. [24]
Op het moment dat verdachte het verhaal over de plantage vertelde tegen [naam ex-partner verdachte], was haar vriend, [getuige 5], daarbij aanwezig. Volgens [getuige 5], die hieromtrent ook door de politie als getuige is gehoord, heeft verdachte het volgende verteld: Verdachte had voor een ander persoon een plantage met [medeverdachte] waarop hij moest letten. Dat ging mis, omdat er een inval zou komen. Zij hebben toen de plantage opgeruimd. Verdachte moest het geld van die plantage aan die mensen teruggeven, waarop een betalingsregeling werd getroffen. Verdachte was die afspraak nagekomen; [medeverdachte] echter niet. Verdachte heeft bij die man met wie hij problemen had voor de deur gestaan met een wapen in zijn hand. Hij was weer weggegaan zonder iets te doen. De man was niet thuis.
Ook [getuige 5] heeft verklaard dat [medeverdachte] verdachte wel ieder uur belde of een sms-bericht stuurde. Verdachte moest aan [medeverdachte] laten weten wat hij aan het doen was. [25]
Ook verdachtes zus, [naam zus verdachte], heeft van verdachte gehoord over de hennepkwekerij, het opruimen ervan en het door hem en [medeverdachte] moeten betalen van kosten, waarmee [medeverdachte] het niet eens was. [26]
4.4.6
De telefoongegevens
Uit onderzoek is gebleken dat [medeverdachte] de beschikking heeft gehad over (onder meer) het telefoonnummer [gsm-nummer 1] (aangetroffen in een chatsessie tussen [slachtoffer] en [medeverdachte]; tevens bekend bij provider Ziggo als het contactnummer van [medeverdachte]). [27]
Voorts is uit onderzoek gebleken dat verdachte de beschikking heeft gehad over (onder meer) het telefoonnummer [gsm-nummer 2] (door de werkgever van verdachte doorgegeven als zijnde het telefoonnummer van verdachte).
Uit de historische verkeersgegevens van telefoonnummer [gsm-nummer 2] met betrekking tot de periode van 5 november 2012 te 19:00 uur en 6 november 2012 te 12:00 uur blijkt het volgende:
  • Op 5 november 2012 te 21:49:03 uur werd met het telefoonnummer [gsm-nummer 1] gebeld naar het telefoonnummer [gsm-nummer 2] met een gespreksduur van 4.185 seconden, hetgeen wil zeggen dat dit gesprek op 5 november 2012 te 22:58:48 uur werd beëindigd.
  • Op 5 november 2012 te 23:07:46 uur werd met het telefoonnummer [gsm-nummer 1] gebeld naar het telefoonnummer [gsm-nummer 2] met een gespreksduur van 684 seconden, hetgeen wil zeggen dat dit gesprek op 5 november 2012 te 23:19:10 uur werd beëindigd.
  • Op 5 november 2012 te 23:25:37 uur werd met het telefoonnummer [gsm-nummer 1] een sms-bericht verstuurd naar het telefoonnummer [gsm-nummer 2].
  • Op 5 november 2012 te 23:42:39 uur werd met het telefoonnummer [gsm-nummer 1] gebeld naar het telefoonnummer [gsm-nummer 2] met een gespreksduur van 1.227 seconden, hetgeen wil zeggen dat dit gesprek op 6 november 2012 te 00:03:06 uur werd beëindigd.
  • Op 6 november 2012 te 00:14:32 uur werd met het telefoonnummer [gsm-nummer 1] gebeld naar het telefoonnummer [gsm-nummer 2] met een gespreksduur van 150 seconden, hetgeen wil zeggen dat dit gesprek op 6 november 2012 te 00:17:02 uur werd beëindigd.
  • Op 6 november 2012 te 00:25:01 uur belde verdachte met het telefoonnummer [gsm-nummer 2] naar het telefoonnummer [gsm-nummer 1] met een gespreksduur van 3.263 seconden, hetgeen wil zeggen dat dit gesprek op 6 november 2012 te 01:19:24 uur werd beëindigd.
  • Op 6 november 2012 te 01:19:55 uur belde verdachte met het telefoonnummer [gsm-nummer 2] naar het telefoonnummer op naam van [naam], waarvan uit onderzoek is gebleken dat dit het nummer is van taxibedrijf Motax uit Roermond. De gespreksduur was 68 seconden, hetgeen wil zeggen dat dit gesprek op 6 november 2012 te 01:21:03 uur werd beëindigd.
  • Op 6 november 2012 te 01:23:39 uur belde verdachte met het telefoonnummer [gsm-nummer 2] naar het telefoonnummer [gsm-nummer 1] met een gespreksduur van 106 seconden, hetgeen wil zeggen dat dit gesprek op 6 november 2012 te 01:25:25 uur werd beëindigd.
  • Op 6 november 2012 te 01:29:19 uur werd met het telefoonnummer [gsm-nummer 1] gebeld naar het telefoonnummer [gsm-nummer 2] met een gespreksduur van 294 seconden, hetgeen wil zeggen dat dit gesprek op 6 november 2012 te 01:34:13 uur werd beëindigd.
  • Op 6 november 2012 te 01:36:29 uur werd met het telefoonnummer [gsm-nummer 1] gebeld naar het telefoonnummer [gsm-nummer 2] met een gespreksduur van 130 seconden, hetgeen wil zeggen dat dit gesprek op 6 november 2012 te 01:38:39 uur werd beëindigd.
  • Op 6 november 2012 te 01:45:07 uur werd met het telefoonnummer [gsm-nummer 1] gebeld naar het telefoonnummer [gsm-nummer 2] met een gespreksduur van 278 seconden, hetgeen wil zeggen dat dit gesprek op 6 november 2012 te 01:49:45 uur werd beëindigd.
  • Op 6 november 2012 te 01:50:52 uur werd met het telefoonnummer [gsm-nummer 1] gebeld naar het telefoonnummer [gsm-nummer 2] met een gespreksduur van 40 seconden, hetgeen wil zeggen dat dit gesprek op 6 november 2012 te 01:51:32 uur werd beëindigd.
  • Op 6 november 2012 te 01:53:10 uur werd met het telefoonnummer [gsm-nummer 1] gebeld naar het telefoonnummer [gsm-nummer 2] met een gespreksduur van 15 seconden hetgeen wil zeggen dat dit gesprek op 6 november 2012 te 01:53:25 uur werd beëindigd.
Bij aanvang, dan wel tijdens, deze gesprekken bevond de gebruiker van telefoonnummer [gsm-nummer 2] zich in Weert.
De telefoonnummers [gsm-nummer 1] en [gsm-nummer 2] werden na het contact van 01:53:10 uur tot 01:53:25 uur niet meer gebruikt. [28]
4.4.7
Verklaring van verdachte
Toen verdachte op 5 november 2012 met de trein van Roermond naar Weert reisde, had hij onder meer zijn werktelefoon, een pistool en een aardappelschilmesje bij zich. [29]
In de trein laadde verdachte het pistool door. [30]
Op het moment dat verdachte met [slachtoffer] in de steeg bij de ABN liep, zag hij rechts een camera aan de muur bij de bank hangen. Om die reden liet hij het pistool nog in zijn jas. Ze liepen door en vervolgens heeft hij geschoten, niet wetend dat er nog meer camera’s hingen. [31]
Verdachte schoot [slachtoffer] op 6 november 2012 twee keer in zijn rug. Op dat moment stond verdachte een halve meter tot maximaal één meter van [slachtoffer] vandaan. Hierop draaide [slachtoffer] zich om en begon met verdachte te vechten. Verdachte weet niet wanneer de schotwond in de borst van [slachtoffer] is ontstaan. [slachtoffer] vocht voor zijn leven. Verdachte rende nog achter [slachtoffer] aan naar de plaats waar hij is gevonden. [32] Hij ging achter [slachtoffer] aan om het af te maken; [33] om [slachtoffer] dood te maken. Op de parkeerplaats maakte verdachte het af. [34] Op het moment dat verdachte wegliep van [slachtoffer] bewoog hij niet meer. [35]
Aanvankelijk dacht verdachte, nadat hij had geschoten, dat hij had misgeschoten. [36] Het waren immers ‘goeie kogels’. Als je op de goede afstand op iemand schiet, weet je dat hij het niet overleeft. [37]
Tijdens de worsteling met [slachtoffer] verloor verdachte zijn gsm, de patroonhouder en zijn mesje. Hij liep nog vier keer op en neer om zijn spullen te zoeken. Zijn gsm en de patroonhouder vond hij terug. Het mesje niet. Diezelfde dag heeft verdachte alles weggegooid, zijn gsm, zijn kleding en het wapen. [38]
Op 6 november 2012 belde verdachte tussen 01:19 uur en 01:51 uur met zijn werktelefoon met het nummer [gsm-nummer 2] naar het telefoonnummer [gsm-nummer 1], in gebruik bij [medeverdachte]. [39]
Nadat verdachte het taxibedrijf had gebeld, belde hij naar [medeverdachte] met de vraag of [medeverdachte] de taxi kon bellen. Verdachte kwam namelijk niet uit zijn woorden. [medeverdachte] zegde toe de taxi te bellen. Vervolgens was er een paar keer telefonisch contact tussen [medeverdachte] en verdachte om na te vragen of de taxi er al was. Nadat de taxi was aangekomen op de Venloseweg te Roermond, stond [medeverdachte] daar om te betalen. [40]
Voorts heeft verdachte verklaard dat hij erg onder invloed stond van [medeverdachte] en dat hij elk half uur door hem werd gebeld. [41]
4.4.8
Verklaring van [medeverdachte]
heeft verklaard dat hij door verdachte werd gebeld. Verdachte had geprobeerd een taxi te bestellen. De taximan begreep hem echter niet. Vervolgens belde [medeverdachte] naar Motax voor een taxi voor verdachte. Hierna belde [medeverdachte] verdachte nog een paar keer terug. [42] zou de taxi betalen. [43] Op dinsdag (de rechtbank begrijpt op 6 november 2012) gooide [medeverdachte] zijn telefoon weg. [44]
Op enig moment heeft [medeverdachte] thuis het pistool in handen gehad. Hij duwde het magazijn eruit en haalde de patronen eruit. Daarna deed hij de patronen er weer in. [45]
4.5
Bewijsoverweging 2: de betrouwbaarheid van de verklaring van de verdachte
De verdediging heeft in haar pleitnota over de momenten voorafgaand aan het overlijden van [slachtoffer] een andere gang van zaken geschetst dan die uit de bewijsmiddelen naar voren komt. Volgens de verdediging zou een opmerking van [slachtoffer] bij verdachte in het verkeerde keelgat zijn geschoten, waarop verdachte het latere slachtoffer vanachteren bij zijn schouder vastpakte. Hierop zou een handgemeen zijn ontstaan, waarbij verdachte zijn pistool heeft gepakt dat per ongeluk is afgegaan. Deze gang van zaken wordt echter weerlegd door de gebezigde bewijsmiddelen, onder meer door de verklaring die verdachte zelf heeft afgelegd op 5 februari 2013.
Over deze verklaring heeft de verdediging aangevoerd dat de inhoud hiervan op onderdelen strijdig is met de verklaring die verdachte had willen afleggen en overigens vele malen heeft afgelegd. De reden hiervoor zou zijn gelegen in de totale duur van het verhoor (13 uur), waarbij verdachte over een zeer heftig thema stevig aan de tand is gevoeld door twee verbalisanten. De verdediging wijt het aan ‘compliance en suggestibiliteit’ dat verdachte is teruggekomen van eerdere verklaringen.
De rechtbank verwerpt dit verweer van de verdediging en overweegt hiertoe het volgende.
Professor P.J. van Koppen heeft zich in deze zaak, mede naar aanleiding van vragen van de verdediging, als deskundige uitgelaten over het verhoor van verdachte van 5 februari 2013. Hiertoe had hij onder meer de beschikking over een DVD met daarop een audiovisuele registratie van dat verhoor en het proces-verbaal van het verhoor. In zijn rapport van 19 december 2014 heeft hij onder meer het volgende naar voren gebracht:
Het is een verhoor dat in relatieve harmonie tussen de twee verbalisanten en de verdachte plaatsvond. [verdachte] sloeg zich, voor zover dat kan worden beoordeeld op basis van de beelden en het gevoerde gesprek, vrij monter door het verhoor heen. (p. 13)
Uit niets blijkt dat [verdachte] op enig moment aan het einde van zijn latijn was of iets dergelijks, opnieuw voor zover dat op basis van de opnames van het verhoor kan worden beoordeeld. Sterker: toen na het lange verhoor hij ’s avonds laat ook nog de tekst van het proces-verbaal moest doorlezen, maakte hij grapjes met de verbalisanten. (p. 14)
Van volgzaamheid is in het verhoor weinig te merken. [verdachte] sprak voortdurend de verbalisanten tegen en bleef standvastig bij zijn verhaal. (p. 14)
Het lijkt mij onwaarschijnlijk dat zij [de door de verbalisanten aan de muur opgehangen teksten en foto’s; Rb] van invloed zijn geweest. Daarvoor is een aantal redenen. De eerste is dat de teksten en foto’s gewoon eerder in het verhoor werden gebruikt en pas toen werden opgehangen. Ten tweede heb ik nergens kunnen zien dat [verdachte] naar die teksten en foto’s keek als zij eenmaal waren opgehangen of op een andere manier daarop reageerde. Daarvoor was ook geen reden, omdat het verhoor na het ophangen in de regel gewoon over een ander onderwerp door ging. [verdachte] richtte zich eigenlijk vrijwel voortdurend op de twee verbalisanten. Ten derde deden de verbalisanten niks bijzonders met wat één van hen had opgehangen. Zij vestigden er de aandacht niet op. Zij liepen de teksten niet nog eens door. (pp. 14, 15)
Er is wel een ander probleem in het verhoor. [verdachte] maakte steeds duidelijk dat hij van alles niet meer weet. Dat is ook wat op grond van geheugenonderzoek kan worden verwacht. De verbalisanten putten zich uit in het opperen van allerlei details. [verdachte] kon niet anders dan erkennen dat de versies van de verbalisanten wel mogelijk zijn. Dat is natuurlijk wat anders dan toegeven dat hij zich iets zo herinnert. De manier van verhoren van de verbalisanten maakt het zodoende lastig om verklaringen van de verdachte en reacties op geopperde mogelijkheden door de verbalisanten uit elkaar te houden. (p. 16)
Ik heb geen aanwijzingen kunnen vinden dat er bij [verdachte] bijzondere vermoeidheid en stress was tijdens het verhoor van 5 februari 2013. Hij voerde actief het gesprek met de verbalisanten, sprak hen regelmatig tegen en hield in zijn verklaring voet bij stuk. Ik heb ook geen invloed kunnen vinden van het ophangen van teksten en foto’s. Terzijde zij opgemerkt dat in het verhoor het tonen van de foto’s steeds functioneel was omdat wat erop te zien was met [verdachte] werd besproken. (…) Er is geen reden om aan te nemen dat in casu de validiteit – in lekentermen betrouwbaarheid – van de verklaringen van [verdachte] op 5 februari merkbaar beïnvloed is door de wijze van verhoren. (p. 18)
In de onderhavige zaak hanteerden de verbalisanten het onjuiste standpunt dat [verdachte] zich nog bijzonder veel details zou moeten kunnen herinneren van de gebeurtenis. Hun doorhameren op die details kan er, naast de duur van het verhoor, in het algemeen toe leiden dat verdachten maar daarin meegaan. [verdachte] hield echter op zoveel punten voet bij stuk dat hij het niet meer wist, dat kan worden aangenomen dat de manier van werken van de verbalisanten niet van bijzondere invloed is geweest op zijn verklaring. (p. 19)
De vraag die ik zou kunnen beantwoorden, is of ik in de manier van verhoren invloeden heb waargenomen die, gezien de persoon van [verdachte], ervoor hebben gezorgd dat zijn verklaring misschien niet conform de waarheid is. Die invloeden heb ik in overwegende mate (…) niet waargenomen. (p. 20)
Achteraf gezien, heb ik niet kunnen ontdekken dat de gehanteerde verhoormethode van overwegend sturende invloed is geweest op [verdachte]. Met andere woorden: ik zou geen delen van de verklaring van [verdachte] kunnen aanwijzen die zijn ontstaan door de manier van verhoren. (p. 20)
De rechtbank neemt deze bevindingen van deskundige Van Koppen over en is op die grond van oordeel dat er geen enkele grond bestaat om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaring van de verdachte van 5 februari 2013 zoals deze voor het bewijs is gebezigd. Daarbij overweegt de rechtbank bovendien dat de omslag in de verklaring van de verdachte al in de middag plaatsvond en niet pas tegen het einde van het verhoor. Dit nuanceert in belangrijke mate de invloed van de duur van het verhoor op de gewijzigde verklaring van verdachte.
Het enige kritiekpunt van de deskundige dat de manier van verhoren van de verbalisanten het lastig maakt om de verklaringen van de verdachte en de reacties op geopperde mogelijkheden door de verbalisanten uit elkaar te houden, wordt ondervangen door het aandachtig doorlezen en bestuderen van het verhoor.
4.6
Bewijsoverweging 3: voorbedachte raad en medeplegen
De rechtbank is van oordeel dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte de dood van [slachtoffer] op voorhand heeft bedacht. Dit ondanks het feit dat er geen direct bewijs voorhanden is voor voorbedachte raad in de zin dat verdachte, een medeverdachte of getuige verklaard heeft dat de doodslag op voorhand bedacht was. Verdachte heeft integendeel steeds benadrukt dat hij pas op het moment dat hij samen met [slachtoffer] bij het winkelcentrum liep, getriggerd door een beledigende opmerking van [slachtoffer], hij hem in een woede-uitbarsting beschoot en om het leven bracht. Zoals hierna zal worden uiteengezet, acht de rechtbank deze verklaring niet geloofwaardig omdat ze strijdig is met wat bekend is over wat er ter plaatse is gebeurd alsmede omdat er veel andere (zoals gezegd: indirecte) bewijsmiddelen zijn die, passend bij het handelen van verdachte, ondersteunen dat hij een plan uitvoerde.
Alvorens in te gaan op de bewijsmiddelen, wordt opgemerkt dat voor het aannemen van voorbedachte raad moet komen vast te staan dat verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven (HR 28 februari 2012, NJ 2012, 518). Niet voldoende is derhalve dat hij op enig moment heeft besloten tot zijn daad, als dit is gebeurd in woede als reactie op een bepaald handelen van het latere slachtoffer. Toegepast op onderhavige zaak is voor het aannemen van voorbedachte raad onvoldoende als verdachte op het moment dat hij samen met [slachtoffer] van diens woning vertrok, door een opmerking van [slachtoffer] besloot om hem te doden, zelfs als de uitvoering ‘in koelen bloede’ gebeurde. Vereist is dat voldoende komt vast te staan dat verdachte het voornemen al had op het moment dat hij met [slachtoffer] vanuit diens woning naar het winkelcentrum toeliep.
Wat betreft de uitvoering van het doden, kan niet anders worden gezegd dan dat dit gebeurd is in koelen bloede. Uit de camerabeelden in combinatie met de plek waar de patroonhulzen zijn aangetroffen en het feit dat meerdere buurtbewoners drie tot vier knallen kort na elkaar hoorden, kan geconcludeerd worden dat verdachte op enig moment zich ten opzichte van het slachtoffer heeft laten terugzakken, zodat hij achter hem kwam te lopen. Op dat moment heeft verdachte het door hem meegenomen en op voorhand al doorgeladen pistool uit zijn zak gehaald en het slachtoffer van korte afstand van achteren tweemaal in de rug geschoten. Toen het slachtoffer zich omdraaide, heeft verdachte het slachtoffer opnieuw beschoten, welke kogel hem in de borst raakte. Verdachte is dan zelf verbaasd dat [slachtoffer] niet omvalt (hem was gezegd dat het ‘goeie’ kogels waren, waarvan je niet meer opstond), maar aarzelt niet om na een korte schermutseling het slachtoffer te achtervolgen als deze de benen neemt. Uit het aantreffen van het verbogen en bebloede mesje van verdachte vlak bij het slachtoffer met daarop DNA van zowel verdachte als het slachtoffer, de aanwezigheid van ernstig snijletsel aan gezicht en hals van het slachtoffer (waarbij het bloed zich nauwelijks heeft verspreid) en ten slotte de verklaring van verdachte zelf dat hij besloot om het af te maken, kan vervolgens geconcludeerd worden dat verdachte het slachtoffer, nadat deze een vijftigtal meters van het punt waar hij beschoten is op de grond terecht komt, nog bewerkt heeft met zijn mes. Afgaande op de letsels in de hals van het slachtoffer bestaat bij de rechtbank zelfs de indruk dat verdachte getracht heeft de keel van het slachtoffer door te snijden.
Verdachte legt wisselende verklaringen af over de reden dat hij die avond naar het slachtoffer toeging en hem om het leven bracht. In eerste verklaringen heette het dat [slachtoffer] ontevreden was over plankjes die verdachte in de keuken bevestigd zou hebben. In verklaringen daarna vertelt verdachte dat hij een computerscherm van [slachtoffer] had geleend toen hij (een klein jaar voor het bezoek aan [slachtoffer]) van Weert naar Linne verhuisde en dat dit scherm kapot was gegaan. Verdachte wilde dit aan [slachtoffer] vergoeden. Van tevoren nam hij geen telefonisch contact op over zijn komst. Van [medeverdachte] had hij begrepen dat 50 euro als vergoeding voor het scherm voldoende was, welk bedrag hij ook bij zich had. Tijdens de terechtzitting verklaart verdachte dat [slachtoffer] met dat bedrag al direct na zijn aankomst genoegen nam, maar kan hij niet verklaren waarom hij hem dan dat bedrag niet gaf. Dan verklaart verdachte dat hij [slachtoffer] ook wilde spreken omdat [slachtoffer] via de MSN tegenover [medeverdachte] neerbuigend over hem zou spreken. Die berichten (die in het dossier blijken te zitten) had hij echter nooit concreet gezien. Volgens verdachte wilde [slachtoffer] tijdens de wandeling opeens meer geld van verdachte ontvangen, namelijk 200 euro. Toen verdachte daarmee niet instemde, zou [slachtoffer] iets over de dochter van verdachte hebben gezegd, waardoor verdachte zou zijn uitgeflipt.
Naast het gebrek aan consistentie in de verklaringen van verdachte over het doel van zijn bezoek aan [slachtoffer], is de door verdachte genoemde plotselinge opwelling van woede niet te rijmen met de ogenschijnlijke afwezigheid van elk dispuut tussen verdachte en het slachtoffer en het zonder enige aankondiging koelbloedig neerschieten van [slachtoffer]. Daarmee is de verklaring die verdachte geeft aan zijn handelen niet aannemelijk geworden. Aan die koelbloedigheid en onaannemelijkheid draagt ook bij dat verdachte spontaan tijdens verhoor aan de politie verklaarde dat hij een camera zag hangen en daarom wachtte met schieten totdat hij uit beeld van die camera was (waarbij hij zich naar eigen zeggen niet realiseerde dat er meer camera’s hingen).
De indruk van een executie die uit de feitelijke gang van het neerschieten en het afmaken erna ontstaat, wordt bovendien ondersteund door bewijsmiddelen, waaruit naar het oordeel van de rechtbank tot voorbedachte raad mag worden geconcludeerd.
[naam ex-partner verdachte] (de ex-partner van verdachte) legt in dit verband een zeer belangrijke verklaring af. Zij verklaart dat verdachte in de dagen voorafgaand aan de 6e november 2012 bij haar heeft gelogeerd en haar in vertrouwen heeft verteld dat [medeverdachte] en hij problemen hadden met degene die de hennepkwekerij had gefinancierd die voortijdig geruimd moest worden. Die persoon zou namelijk de kosten vergoed willen zien van [medeverdachte] en verdachte. [naam ex-partner verdachte] verklaart dat verdachte haar vertelde dat het hun plan was om die persoon om het leven te brengen en dat verdachte daartoe met een pistool aan de deur van die persoon heeft gestaan, maar dat hij het uiteindelijk niet kon opbrengen om die persoon op te wachten. Hoewel verdachte betwist dat hij dit zo aan [naam ex-partner verdachte] heeft verteld, wordt dit verhaal bevestigd door haar partner [getuige 5] (die bij dit gesprek aanwezig was) en is er geen reden om aan de betrouwbaarheid van deze getuigen te twijfelen. Te meer daar ook verdachtes zus van verdachte heeft gehoord over de hennepkwekerij, het opruimen ervan en het door hem en [medeverdachte] moeten betalen van kosten, waarmee [medeverdachte] het niet eens was.
De samenwerking die er uit de getuigenverklaring van [naam ex-partner verdachte] en [getuige 5] blijkt tussen verdachte en [medeverdachte], wordt bevestigd doordat er de betreffende avond nagenoeg constant telefonisch contact is geweest tussen verdachte en [medeverdachte] en [medeverdachte] ervoor gezorgd heeft dat verdachte met een taxi uit Weert naar Roermond werd gebracht. De verklaring van verdachte en [medeverdachte] dat [medeverdachte] niet wist wat verdachte in Weert ging doen, is in strijd met de uit meerdere verklaringen (ook die van verdachte) blijkende haast symbiotische verhouding tussen verdachte en [medeverdachte]. Voorts rijmt het niet met het feit dat (ook) de telefoon die [medeverdachte] die nacht voor het contact met verdachte gebruikt, de dag erna ‘verdwijnt’ alsmede met het (daarmee in lijn liggende feit) dat zowel verdachte als [medeverdachte] lange tijd (totdat de printgegevens onomstotelijk het tegendeel aantonen) zwijgen of liegen over dat telefonische contact.
Genoemde samenwerking tussen verdachte en [medeverdachte] blijkt voorts uit de aanwezigheid van DNA van zowel verdachte als [medeverdachte] op een van de uit het pistool van verdachte uitgeworpen hulzen op de plaats van het delict. Uit dit mengprofiel mag geconcludeerd worden dat zowel verdachte als [medeverdachte] deze huls heeft aangeraakt. Dit ligt in lijn met een ander onderdeel van de verklaring van [naam ex-partner verdachte] waarin zij zegt dat verdachte haar in hetzelfde gesprek als boven genoemd, vertelde dat [medeverdachte] voor het wapen had gezorgd. Over het wapen en als verklaring voor de aanwezigheid van het DNA van verdachte en [medeverdachte] legt verdachte aanvankelijk verklaringen af die niet stroken met de aanwezigheid van het DNA en met hetgeen [medeverdachte] over hetzelfde onderwerp verklaart. Zo verklaart verdachte:
dat hij het wapen op de bouw heeft verworven, hetgeen in strijd is met hetgeen hij tegen [naam ex-partner verdachte] vertelde;
dat hij de patroonhouder van dat wapen er nooit uitgehaald heeft, hetgeen niet strookt met de aanwezigheid van zijn DNA op een patroonhuls, en
dat hij het wapen
in een weekendtasonder zijn kleding heeft verstopt, hetgeen niet rijmt met de verklaring van [medeverdachte] (die aanvankelijk ontkent iets van het wapen te weten) dat hij het wapen
in het kastjeop de slaapkamer van verdachte heeft zien liggen en het misschien wel even in handen heeft gehouden.
Samenvattend is de bewijsconstructie als volgt:
[naam ex-partner verdachte] en [getuige 5] verklaren dat verdachte hun voorafgaand aan 6 november 2012 vertelt dat verdachte en [medeverdachte] iemand uit de weg willen ruimen.
[naam ex-partner verdachte] verklaart dat [medeverdachte] het pistool daarvoor aan verdachte heeft verstrekt.
Genoemde getuigenverklaring van [naam ex-partner verdachte] wordt ondersteund doordat beide verdachten erkennen het wapen voor 6 november 2012 in handen te hebben gehad.
Genoemde getuigenverklaringen worden ondersteund doordat tot vlak voor en direct na het doden van [slachtoffer]verdachte en [medeverdachte] intensief telefonisch contact met elkaar onderhouden.
Het doden van [slachtoffer]gebeurt op koelbloedige wijze (onverhoeds en (vermeend) buiten zicht van de camera) net als het daarna nog proberen op te ruimen van de sporen ter plaatse en vervolgens na thuiskomst (weggooien telefoons (ook door [medeverdachte]), kleding en wapen).
De verklaring van verdachte over de reden dat hij [slachtoffer]om het leven heeft gebracht en daarmee de afwezigheid van voorbedachte raad, wordt weersproken door het technisch bewijs: de afwezigheid van elk dispuut op de beelden en de beslistheid en gerichtheid waarmee tot driemaal geschoten wordt.
De verklaringen van verdachte (en [medeverdachte]) over de uit printgegevens blijkende telefoongesprekken en de uit DNA blijkende gezamenlijke betrokkenheid bij het wapen tussen hem en [medeverdachte] zijn innerlijk en onderling tegenstrijdig en daarmee ongeloofwaardig, en (in elk geval voor wat betreft verdachte) naar het oordeel van de rechtbank kennelijk bedoeld om de samenwerking tussen hem en [medeverdachte] met betrekking tot de moord op [slachtoffer]te maskeren.
4.7
De conclusie
Met het voorgaande acht de rechtbank bewezen dat verdachte samen en in vereniging met een ander op 6 november 2012 met voorbedachte raad [slachtoffer]om het leven heeft gebracht. Daaraan doet niet af dat de precieze aanleiding waarom verdachte en [medeverdachte] het op [slachtoffer]gemunt hadden, ongewis is gebleven.
4.8
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
primair
op 6 november 2012 in de gemeente Weert tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers hebben verdachte en zijn mededader met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, met een vuurwapen kogels geschoten in het lichaam van die [slachtoffer], ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde en de kwalificatie

5.1
De strafbaarheid
Het bewezenverklaarde is strafbaar.
5.2
De kwalificatie
Het bewezenverklaarde levert het volgende misdrijf op:
primair
medeplegen van moord.
Dit misdrijf is strafbaar gesteld bij artikel 289 in verband met artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht.

6.De strafbaarheid van verdachte

Door de GZ-psycholoog B.Y. van Toorn is omtrent de geestvermogens van verdachte op 15 april 2013 rapportage uitgebracht. Uit het rapport van de deskundige komt – zakelijk weergegeven – naar voren dat bij verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis in de vorm van atypisch autisme (PDD-NOS) en afhankelijkheid van cannabis in vroege remissie, alsmede van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de zin van antisociale persoonlijkheidstrekken. Deze problematiek bestond evenzo ten tijde van het ten laste gelegde en was van dusdanige invloed dat het ten laste gelegde, indien bewezen, daaruit verklaard zou kunnen worden. Daar staat volgens de deskundige tegenover dat verdachte op rationeel niveau doordrongen moet zijn geweest van de wederrechtelijkheid van zijn handelen. Op basis hiervan is het advies van de deskundige om het ten laste gelegde in licht verminderde mate aan verdachte toe te rekenen.
De rechtbank neemt de conclusie van de deskundige over en maakt deze tot de hare. Op grond daarvan is de rechtbank van oordeel dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde nu overigens geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die verdachtes strafbaarheid opheffen.

7.De oplegging van straf

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht, gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 12 jaar met aftrek ex artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft in het kader van de strafoplegging gewezen op de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Verdachte is relatief jong en dient de kans te krijgen zich te kunnen richten op een toekomst. Een uitzichtloos lange detentie zal hem verbitteren en vervreemden van de maatschappij en zijn familie. De verdediging acht, gelet op de bijzondere omstandigheden van de zaak en rekening houdend met de licht verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte, een gevangenisstraf voor de duur van maximaal acht jaar passend.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van moord. Verdachte heeft in de nachtelijke uren van 6 november 2012 [slachtoffer] – nietsvermoedend – naar een winkelcentrum geleid en hem aldaar uit het niets van achteren tweemaal in de rug en vervolgens eenmaal in de borst geschoten, waarna hij het slachtoffer nog heeft bewerkt met zijn mes toen het op de grond terecht was gekomen. Verdachte heeft [slachtoffer] in koelen bloede gedood. Het motief van verdachte en zijn mededader ligt vermoedelijk in de drugssfeer.
Moord is één van de ernstigste delicten uit het Wetboek van Strafrecht en wordt daarom bedreigd met levenslange gevangenisstraf. Verdachte heeft met dit misdrijf het slachtoffer zijn kostbaarste bezit, het leven, ontnomen en er blijk van gegeven geen enkel respect voor het menselijk leven te hebben. Verdachte heeft de nabestaanden van het slachtoffer veel leed berokkend. Een dergelijk delict draagt bovendien een voor de rechtsorde zeer schokkend karakter en brengt daarnaast bij de burgers gevoelens van angst en onveiligheid teweeg. De rechtbank is van oordeel dat op dit feit niet anders kan worden gereageerd dan met een langdurige gevangenisstraf.
De rechtbank houdt bij de strafoplegging rekening met de conclusie van de psycholoog dat verdachte ten tijde van het plegen van het delict licht verminderd toerekeningsvatbaar was.
De verdediging heeft aangegeven dat verdachte tot zijn daad is gedreven door zijn neef [medeverdachte] die misbruik zou hebben gemaakt van de situatie waarin verdachte zat, zowel financieel als psychisch en heeft verzocht om daarmee in de strafmaat rekening te houden. De rechtbank is van oordeel dat hiermee geen rekening kan worden gehouden omdat verdachte geen enkele openheid heeft gegeven over de invloed die [medeverdachte] op zijn handelen heeft gehad.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat slechts een langdurige gevangenisstraf recht doet aan de aard en ernst van het feit. De door de raadsman voorgestelde strafduur van acht jaar alsook de door officier van justitie gevorderde gevangenisstraf van twaalf jaar, acht de rechtbank onvoldoende recht doen aan de ernst van het feit. Gelet op alle omstandigheden, is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 15 jaar passend is.

8.De benadeelde partij

8.1
De vordering van de benadeelde partij
[benadeelde], de zus van het overleden slachtoffer, heeft een vordering benadeelde partij ingediend met betrekking tot de als gevolg van het hiervoor ten laste gelegde feit geleden materiële schade.
[benadeelde] voornoemd heeft de materiële schade op een bedrag van € 415,04 gesteld, en wil die schade vergoed krijgen.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering in zijn geheel kan worden toegewezen met oplegging van de schademaatregel.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar vordering, aangezien deze onvoldoende duidelijk is.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
Ten laste van verdachte is het hiervoor onder primair ten laste gelegde feit (artikel 289 van het Wetboek van Strafrecht) bewezen. Het is een strafbaar feit en verdachte zal ter zake van dat feit worden veroordeeld.
Naar het oordeel van de rechtbank is de vordering, die door de verdediging onvoldoende is weersproken, voor toewijzing vatbaar, zodat de rechtbank het schadebedrag zal vaststellen op een totaalbedrag van € 415,04.
Verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor deze schade.
De rechtbank zal over de vordering van de benadeelde partij, overeenkomstig het hiervoren overwogene, beslissen zoals hierna is vermeld, alsmede over de kosten die door de benadeelde partij zijn gemaakt, thans begroot op nihil.
De rechtbank zal tevens aan verdachte de verplichting opleggen aan de Staat een bedrag van € 415,04, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de tijd van 8 dagen, te betalen ten behoeve van [benadeelde] voornoemd, zoals hierna in het dictum genoemd.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 10, 24c, 27, 36f, 47 en 289 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het primair ten laste gelegde bewezen, zoals hierboven onder 4.8 is omschreven;
  • spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 5.2 is omschreven;
  • verklaart verdachte strafbaar;
Straf
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 15 jaar;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
  • veroordeelt de verdachte om tegen bewijs van betaling aan benadeelde partij [benadeelde], [adres 4], te betalen een bedrag van € 415,04;
  • legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat te betalen een som geld ten bedrage van € 415,04, subsidiair 8 dagen hechtenis;
  • bepaalt dat indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 415,04 ten behoeve van [benadeelde] voornoemd daarmede de verplichting van verdachte om dit bedrag aan haar als benadeelde partij te betalen komt te vervallen en dat indien dit bedrag door verdachte aan de benadeelde partij is betaald, daarmee de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat ten behoeve van [benadeelde] voornoemd komt te vervallen;
  • veroordeelt de verdachte tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak en de invordering van voormeld bedrag alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.H. Dethmers, voorzitter, mr. J.H.M. Engels en
mr. M.B. Bax, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.M.E. de Beukelaer, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 2 februari 2015.
Buiten staat
Mr. M.B. Bax is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.De vindplaatsvermeldingen, voorkomend in de hierna opgenomen bewijsmiddelen en de motivering van de bewezenverklaring, verwijzen, tenzij anders vermeld, naar de doorlopende paginanummering in het in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde verbalisanten van de politie Limburg-Noord opgemaakte proces-verbaal met proces-verbaalnummer 2012107540, onderzoek ‘23TG1208’, d.d. 3 april 2013 en de als bijlagen daarbij gevoegde schriftelijke bescheiden, welke alle wettige bewijsmiddelen zijn als bedoeld in artikel 344, eerste lid jo artikel 339, eerste lid onder 5º van het Wetboek van Strafvordering, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 2733.
2.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 november 2012 op pagina 79.
3.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 november 2012 op pagina 80.
4.Het proces-verbaal relaterende de inbeslagneming, het vervoer, identificatie en de vrijgave van het stoffelijk overschot van [slachtoffer] d.d. 19 november 2012 op de pagina’s 2467 en 2469.
5.Het deskundigenrapport ‘Pathologie onderzoek naar aanleiding van een mogelijk niet natuurlijke dood’ van het Nederlands Forensisch Instituut, opgesteld door dr. B. Kubat, arts en patholoog, d.d. 29 november 2012 met zaaknummer 2012.11.06.174 op de pagina’s 2352-2355.
6.Het proces-verbaal verhoor verdachte [verdachte] d.d. 5 februari 2013 op de pagina’s 1959-1962.
7.Het proces-verbaal verhoor verdachte [verdachte] d.d. 7 december 2012 op pagina 1908.
8.Het proces-verbaal verhoor verdachte [verdachte] d.d. 5 februari 2013 op pagina 1962.
9.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 februari 2013 op de pagina’s 159-161 en 166-173.
10.Het proces-verbaal verhoor getuige [getuige 2] d.d. 9 november 2012 op de pagina’s 1364 en 1365.
11.Het proces-verbaal verhoor getuige [getuige 3] d.d. 9 november 2012 op de pagina’s 1361 en 1362.
12.Het proces-verbaal verhoor getuige [getuige 4] d.d. 6 november 2012 op pagina 1310.
13.Het proces-verbaal relaterende het sporenonderzoek op de plaats delict (PD1) Willem de Zwijgerstraat te Weert d.d. 23 januari 2013 op de pagina’s 2493 en 2494.
14.Het proces-verbaal relaterende de sporenafhandeling en conclusie inzake de moord cq doodslag op [slachtoffer], gepleegd op 6 november 2012 te Weert d.d. 6 februari 2013 op pagina 2254.
15.Het proces-verbaal relaterende het aantreffen van bloedsporen op de afvalcontainer op de plaats delict (PD1) Willem de Zwijgerstraat te Weert d.d. 12 november 2012 op de pagina’s 2656 en 2657.
16.Het deskundigenrapport van het Nederlands Forensisch Instituut, opgesteld door ing. J.L.W. Dieltjes, d.d. 5 december 2012 met zaaknummer 2012.11.06.174 op de pagina’s 2346 en 2347 (spoor AAFO5578NL#01 en sporen AAFO5578NL#02 tot en met #14), in combinatie met: de kennisgeving van inbeslagneming op pagina 2406, de sporenlijst behorende bij proces-verbaalnummer 2012107540 (PL2300) op pagina 2263, de benoeming en opdracht deskundige DNA-onderzoek op de pagina’s 2303 (celmateriaal slachtoffer [slachtoffer]), 2304 (celmateriaal verdachte [verdachte]) en 2309 (aardappelschilmes).
17.Het deskundigenrapport van The Maastricht Forensic Institute, opgesteld door dr. P.J. Herbergs, forensisch DNA-onderzoeker, d.d. 3 december 2012 met referentienummer TMFI 2012.11.14.003 op pagina 2382, in combinatie met: de kennisgeving van inbeslagneming op pagina 2406, de sporenlijst behorende bij proces-verbaalnummer 2012107540 (PL2300) op pagina 2271 en de benoeming en opdracht deskundige DNA-onderzoek op pagina 2306.
18.Het deskundigenrapport van The Maastricht Forensic Institute, opgesteld door dr. P.J. Herbergs, forensisch DNA-onderzoeker, d.d. 16 januari 2013 met referentie TMFI 2012.11.14.003 op pagina 2388 in combinatie met de benoeming en opdracht deskundige DNA-onderzoek op pagina 2306.
19.Het deskundigenrapport van het Nederlands Forensisch Instituut, opgesteld door ing. J.L.W. Dieltjes d.d. 26 juni 2013 met zaaknummer 2012.11.06.174, als bijlage gevoegd bij het aanvullende proces-verbaal relaterende de uitslag van het DNA-onderzoek van een bloedspat aangetroffen op de container op de plaats delict d.d. 12 juli 2013 met proces-verbaalnummer 2012107540-FO-00a, (spoor AAEF5979NL#01) in combinatie met: de kennisgeving van inbeslagneming op pagina 2407, de sporenlijst behorende bij proces-verbaalnummer 2012107540 (PL2300) op pagina 2275, de benoeming en opdracht deskundige DNA-onderzoek op pagina 2303 (celmateriaal slachtoffer [slachtoffer]) en de benoeming en opdracht deskundige DNA-onderzoek, als bijlage gevoegd bij het in deze voetnoot genoemde aanvullende proces-verbaal (bloedmonster container).
20.Eigen waarneming van de rechtbank.
21.Het proces-verbaal relaterende de analyse en interpretatie van het bloedsporenbeeld op/aan het slachtoffer [slachtoffer] d.d. 28 januari 2013 op de pagina’s 2706 tot en met 2708.
22.Het proces-verbaal verhoor getuige [naam ex-partner verdachte] d.d. 29 november 2012 op de pagina’s 1576 en 1577.
23.Het proces-verbaal verhoor getuige [naam ex-partner verdachte] d.d. 4 december 2012 op de pagina’s 1580-1582 en 1585.
24.Het proces-verbaal verhoor getuige [naam ex-partner verdachte] d.d. 29 november 2012 op pagina 1579.
25.Het proces-verbaal verhoor getuige [getuige 5] d.d. 4 december 2012 op de pagina’s 1626 en 1627.
26.Het proces-verbaal verhoor getuige [naam zus verdachte] d.d. 4 december 2012 op de pagina’s 1620 en 1621.
27.Het proces-verbaal onderzoek telecommunicatie ([medeverdachte]) d.d. 7 december 2012 op de pagina’s 891 en 892.
28.Het proces-verbaal onderzoek telecommunicatie ([verdachte]) d.d. 19 februari 2013 op de pagina’s 898-903.
29.Het proces-verbaal verhoor verdachte [verdachte] d.d. 7 december 2012 op pagina 1902.
30.Het proces-verbaal verhoor verdachte [verdachte] d.d. 5 februari 2013 op pagina 1963.
31.Het proces-verbaal verhoor verdachte [verdachte] d.d. 5 februari 2013 op pagina 1966.
32.Het proces-verbaal verhoor verdachte [verdachte] d.d. 5 februari 2013 op de pagina’s 1959-1962.
33.Het proces-verbaal verhoor verdachte [verdachte] d.d. 7 december 2012 op pagina 1908.
34.Het proces-verbaal verhoor verdachte [verdachte] d.d. 5 februari 2013 op pagina 1962.
35.Het proces-verbaal verhoor verdachte [verdachte] d.d. 5 februari 2013 op pagina 1964.
36.Het proces-verbaal verhoor verdachte [verdachte] d.d. 5 februari 2013 op pagina 1962.
37.Het proces-verbaal verhoor verdachte [verdachte] d.d. 22 november 2012 op pagina 1875.
38.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 9 januari 2015.
39.Het proces-verbaal verhoor verdachte [verdachte] d.d. 6 december 2012 op pagina 1889.
40.Het proces-verbaal verhoor verdachte [verdachte] d.d. 17 december 2012 op pagina 1932.
41.Verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting d.d. 9 januari 2015.
42.Het proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte] d.d. 16 januari 2013 op pagina 2101.
43.Het proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte] d.d. 16 januari 2013 op pagina 2103.
44.Het proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte] d.d. 16 januari 2013 op pagina 2104.
45.Het proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte] d.d. 16 januari 2013 op pagina 2110.