ECLI:NL:RBLIM:2015:7882

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
15 september 2015
Publicatiedatum
17 september 2015
Zaaknummer
03/700150-15
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot overval op juwelier met bedreiging van geweld

Op 15 september 2015 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 25 september 2013 samen met een mededader heeft geprobeerd een juwelier te overvallen. De verdachte, geboren in Servië en gedetineerd in Detentiecentrum Schiphol, werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. A.M.I. Spauwen. Tijdens de zitting op 1 september 2015 zijn de standpunten van de officier van justitie, de verdediging en de verdachte besproken. De officier van justitie stelde dat de poging tot diefstal met geweld wettig en overtuigend bewezen kon worden, gebaseerd op de aangifte van de juwelier, camerabeelden en de verklaring van de verdachte. De verdediging betwistte echter dat er geweld was gebruikt en stelde dat enkel gedreigd was met geweld.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte samen met een ander heeft geprobeerd horloges te stelen van de juwelier, waarbij hij een plastic pistool op de juwelier richtte. De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte de juwelier heeft bedreigd met geweld, maar niet dat er daadwerkelijk geweld is gebruikt. De verdachte werd schuldig bevonden aan poging tot diefstal en poging tot afpersing, en kreeg een gevangenisstraf van 24 maanden opgelegd, met aftrek van het voorarrest.

Daarnaast werd de benadeelde partij, de juwelier, gedeeltelijk in het gelijk gesteld en kreeg hij een schadevergoeding van € 248,90 toegewezen voor materiële schade, terwijl de vordering voor immateriële schade niet-ontvankelijk werd verklaard. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact op de juwelier, die eerder ook al slachtoffer was van een overval. De uitspraak is gedaan in het kader van de artikelen 24c, 36f, 45, 47, 55, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer: 03/700150-15
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 15 september 2015
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
gedetineerd in Detentiecentrum Schiphol, Huis van Bewaring te Badhoevedorp.
Raadsman is mr. A.M.I. Spauwen, advocaat, kantoorhoudende te Sittard.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 1 september 2015, waarbij de officier van justitie, de raadsman en de verdachte hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
De verdachte werd bijgestaan door de heer R. Milicevic, beëdigd tolk in de Servische taal.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte geprobeerd heeft om op 25 september 2013 samen met zijn mededader van juwelier [naam juwelier] te Maastricht, onder bedreiging van geweld, een of meer horloge(s)
A. te stelen
en/of
deze van [naam juwelier] af te persen.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de onder A tenlastegelegde poging tot diefstal met geweld wettig en overtuigend bewezen kan worden. Dit baseert zij op de aangifte door [naam juwelier] , het proces-verbaal omtrent de herkenning van de verdachte, de camerabeelden, de herkenning van de verdachte op foto en verdachtes bekennende verklaring. Blijkens de aangifte, de camerabeelden en de verklaring van de verdachte was een mededader betrokken, waardoor medeplegen bewezen is. Uit de verklaring van de verdachte volgt dat hij en zijn mededader horloges wilden stelen.
Voor zover de rechtbank niet bewezen acht dat er geweld is gebruikt, kan wel bewezen worden dat er gedreigd is met geweld, hetgeen ertoe had moeten leiden dat [naam juwelier] horloges zou afgeven. Daarmee is de onder B tenlastegelegde afpersing bewezen.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat niet bewezen kan worden dat er geweld is gebruikt, gelet op de verklaring van de verdachte. Er is enkel gedreigd met geweld. Bovendien is een plastic wapen een ondeugdelijk middel. Voorts kan niet bewezen worden dat de verdachte en zijn mededader [naam juwelier] onder dreiging met geweld hebben gedwongen tot de afgifte van goederen. Aldus kan enkel de onder A tenlastegelegde poging tot diefstal bewezen worden.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Op 25 september 2013 doet de heer [naam juwelier] aangifte van een poging tot overval op die dag in zijn juwelierszaak te Maastricht. Omstreeks 11:00 uur zag hij namelijk een persoon voor de voordeur van zijn zaak staan. Deze persoon belde aan en [naam juwelier] heeft de deur, die altijd afgesloten is, geopend. Toen de deur voor de helft geopend was kwam de persoon de winkel in en pakte iets vanuit zijn rechterzij. [naam juwelier] zag iets zwarts dat op een pistool leek. Korte tijd eerder is hij ook al overvallen, waarbij pepperspray is gebruikt. Hij heeft daarom gelijk met zijn handen zijn ogen beschermd en ondertussen naar de persoon getrapt. Er ontstond een hevige worsteling, waarbij hij - [naam juwelier] - pijn voelde. Op een gegeven moment zag hij een tweede persoon in het portiek staan en zag hij dat de vitrine kapot was. Hij meent dat dit gebeurd is door een schot, omdat hij een harde knal heeft gehoord. Hij weet niet meer hoe lang de worsteling geduurd heeft. Hij zag een van de personen buiten de winkel staan en daarop is hij ook naar buiten gerend. De andere persoon was toen nog binnen. Eenmaal buiten zag hij ook de andere persoon naar buiten rennen en zag hij beide personen wegrennen in de richting van de brug. Toen hij naderhand terug naar binnen liep, heeft hij op de grond een bijl zien liggen, die hem eerder niet was opgevallen. Het kan niet anders dan dat de bijl door een van de twee personen is meegenomen. [2]
De verdachte heeft ter terechtzitting bekend dat hij samen met een kameraad de winkel is binnen gegaan en dat zij geprobeerd hebben horloges te stelen. Deze horloges wilden zij verkopen om de terugreis naar Servië te kunnen betalen. De verdachte heeft aangebeld en heeft, nadat de deur was geopend door [naam juwelier] , een plastic pistool getrokken en dit op [naam juwelier] gericht. Zijn kameraad stond achter hem. [naam juwelier] ging op de grond zitten en schreeuwde en schopte. Daarop is de verdachte gevlucht. Hij heeft niets meegenomen en heeft [naam juwelier] niet aangeraakt noch met hem geworsteld. [3]
De rechtbank acht op grond van voornoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte samen met een ander heeft geprobeerd om horloges te stelen van de juwelierszaak en/of de juwelier te bewegen tot afgifte van horloges door gebruik te maken van bedreiging met geweld. Hij heeft namelijk een op een vuurwapen (pistool) gelijkend voorwerp, te weten een plastic pistool, op de juwelier gericht, zoals hierna onder 3.4. nader is uitgeschreven. Anders dan de raadsman acht de rechtbank een plastic pistool een deugdelijk middel om iemand te bedreigen, omdat de gemiddelde persoon het onderscheid tussen een echt pistool en een daarop gelijkend plastic pistool niet zal kunnen maken.
Gelet op vorenstaande overwegingen worden de bewijsverweren van de raadsman verworpen.
De rechtbank volgt de raadsman wel in zijn pleidooi dat niet bewezen kan worden dat de verdachte daadwerkelijk geweld heeft gebruikt tegen [naam juwelier] , omdat het bewijs hiertoe ontbreekt. [naam juwelier] belandt weliswaar achterwaarts op de vloer, maar dat lijkt als schrikreactie uit eigen beweging te geschieden. Een worsteling en tegen de grond werken worden niet zichtbaar op de camerabeelden en de verdachte ontkent de juwelier te hebben aangeraakt. Overigens is in de tenlastelegging verder niet uitgewerkt, waar dit geweld dan uit zou hebben bestaan.
Ook kan niet bewezen worden dat met de bijl is gedreigd, omdat de aangever zelf heeft verklaard de bijl pas na de poging overval te hebben opgemerkt.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
op 25 september 2013 in de gemeente Maastricht ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander,
A.
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen horloges, toebehorende aan [naam juwelier] en/of [naam juwelier] Juwelier, en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van bedreiging met geweld tegen [naam juwelier] , te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
en/of
B.
met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen, door bedreiging met geweld [naam juwelier] te dwingen tot de afgifte horloges, toebehorende aan [naam juwelier] en/of [naam juwelier] Juweliers,
met zijn mededader,
- de winkel [naam juwelier] Juweliers heeft betreden en
- vervolgens een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op voornoemde [naam juwelier] heeft gericht,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
poging tot het medeplegen van een diefstal voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of zijn mededader hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
in eendaadse samenloop gepleegd met
poging tot afpersing,
terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden met aftrek van het voorarrest en de overleveringsdetentie.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht rekening te houden met de omstandigheden dat het slechts bij een poging is gebleven, verdachte alle medewerking heeft verleend aan het onderzoek en in Nederland niet eerder met justitie in aanraking is gekomen. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat een gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden de maximaal op te leggen straf dient te zijn.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft geprobeerd om samen met zijn mededader een juwelier te overvallen en hem onder bedreiging met geweld te bestelen of af te persen. Die poging heeft op klaarlichte dag plaatsgevonden, midden in het centrum van Maastricht en is waargenomen door meerdere getuigen. De verdachte heeft daarbij een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op de juwelier gericht. De bedoeling van de verdachte en zijn mededader was om horloges buit te maken. Deze horloges wilden zij verkopen om de terugreis naar Servië te bekostigen. De verdachte verbleef in Nederland, omdat hem voorgespiegeld was dat hij hier zwart kon werken in de bouwsector, maar heeft nooit werk kunnen vinden. In Servië is hij reeds jaren werkeloos, terwijl hij de zorg draagt voor vrouw en kind.
Gelet op de brutaliteit van deze overval en het gemak waarmee ertoe is besloten, lijkt het erop dat het voor verdachte de normaalste zaak van de wereld is om in financiële nood dan maar andere mensen af te persen dan wel te bestelen. Verdachte moet zich realiseren dat zulk gedrag verre van normaal is en absoluut niet getolereerd wordt in onze samenleving. Verdachte heeft bij het plegen van de feiten enkel zijn eigen belang, te weten geldelijk gewin, voor ogen gehad. Dat het slachtoffer daarbij zeer angstige momenten moet hebben ervaren was kennelijk van ondergeschikt belang.
De rechtbank overweegt dat de verdachte ter zitting spijt heeft betuigd en gedurende het politieonderzoek onmiddellijk openheid van zaken heeft gegeven. Deze spijtbetuiging kwam oprecht over. Toch ziet de rechtbank hierin geen reden tot aanzienlijke matiging van de straf.
De poging tot overval heeft op het slachtoffer namelijk diepe indruk gemaakt en de handelingen van verdachte en zijn mededader hebben hem veel angst aangejaagd. De juwelier was kort daarvoor ook al een keer overvallen, waarbij hij met pepperspray was bespoten. Naar de ervaring leert, zullen de slachtoffers van dergelijke gewelddadige vermogensdelicten nog lange tijd de nadelige psychische gevolgen kunnen ondervinden van wat hen is overkomen. Daarnaast overweegt de rechtbank dat overvallen als de onderhavige het voor juweliers in toenemende mate moeilijk maken hun onderneming op een normale wijze te drijven. Voorts heeft de verdachte met deze feiten in hoge mate bijgedragen aan de in de samenleving bestaande gevoelens van onveiligheid. Dergelijke feiten zorgen ervoor dat deze gevoelens van onveiligheid blijven bestaan en worden versterkt.
Gelet op de ernst van de feiten, de rol die verdachte daarbij heeft gespeeld, de generale preventie en de mate van veronachtzaming van de belangen van het slachtoffer door verdachte, is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf van een aanzienlijke duur.
De rechtbank heeft aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht, waaruit volgt dat voor een overval op een winkel onder bedreiging van geweld doorgaans een gevangenisstraf voor de duur van twee jaren wordt opgelegd wanneer er, zoals bij verdachte blijkens het uittreksel van zijn strafblad d.d. 4 augustus 2015 het geval is, geen sprake is van recidive. Omdat slechts een poging bewezen kan worden verklaard, dient de strafmaat volgens de wettelijke bepalingen met een derde te worden verminderd. In strafverzwarende zin heeft de rechtbank echter meegewogen dat verdachte een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op de juwelier heeft gericht. Daarnaast heeft de rechtbank in verzwarende zin meegewogen dat het ten laste gelegde in vereniging is gepleegd.
De rechtbank acht, alles afwegende, een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden passend en geboden met aftrek van het voorarrest en de duur van de overleveringsdetentie.

7.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij [naam juwelier] vordert een schadevergoeding van € 1.151,17 ter zake van het tenlastegelegde. Dit bedrag bestaat uit € 301,17 wegens materiële schade en € 850,00 wegens immateriële schade.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de post materiële schade voldoende onderbouwd is en voor toewijzing gereed ligt. Zij stelt dat de immateriële schade opgevat moet worden als vergoeding voor shockschade, maar dat dit bedrag wegens het ontbreken van een nadere concretisering gematigd dient te worden. Zij acht een bedrag van
€ 250,00 naar billijkheid toewijsbaar en vordert dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaard moet worden. Tevens vordert zij oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van de post materiële schade gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Hij sluit zich ten aanzien van de post immateriële schade aan bij het standpunt van de officier van justitie. De raadsman heeft ten slotte gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank waar het de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel betreft.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat de post materiële schade voldoende onderbouwd is en voor toewijzing gereed ligt, nu uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de schade aan de vitrine rechtstreeks volgt uit het bewezen verklaarde feit en dat aan de verdachte ter zake van dat feit een straf zal worden opgelegd, met dien verstande dat de BTW in mindering dient te worden gebracht op de vordering. Daarmee is een bedrag van € 248,90 toewijsbaar.
Ten aanzien van de post immateriële schade overweegt de rechtbank dat vergoeding van ander nadeel dan vermogensschade ex artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek slechts in beperkte gevallen toewijsbaar is. De Nederlandse wet kent immers een restrictief stelsel ten aanzien van het toekennen van een dergelijke vergoeding. Artikel 6:106 Burgerlijk Wetboek geeft daartoe een limitatieve opsomming. Het recht op vergoeding bestaat slechts:
wanneer het oogmerk bestond zodanig nadeel toe te brengen (het oogmerk is gericht op smart);
ij lichamelijk letsel, aantasting in de eer of goede naam of aantasting van de persoon op andere wijze;
bij aantasting van de nagedachtenis van een overledene.
De schade, die [naam juwelier] stelt te hebben geleden, valt onder de aantasting van de persoon op andere wijze. Voor de toewijsbaarheid van een vordering gebaseerd op de aantasting van een persoon op andere wijze is volgens de Hoge Raad het uitgangspunt dat de benadeelde geestelijk letsel heeft opgelopen, waarbij het moet gaan om een in de psychiatrie erkend ziektebeeld. [naam juwelier] heeft dergelijk geestelijk letsel niet aannemelijk gemaakt en was ook ter terechtzitting niet aanwezig om zijn schade nader toe te lichten. Het vormt naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding om de strafzaak te onderbreken om [naam juwelier] alsnog in de gelegenheid te stellen zijn vordering nader te onderbouwen. Daarom verklaart de rechtbank [naam juwelier] niet-ontvankelijk ten aanzien van de post immateriële schade en bepaalt dat [naam juwelier] dit deel van zijn vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 24c, 36f, 45, 47, 55, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte tot een
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest en in overleveringsdetentie is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
  • bepaalt dat de vordering van de benadeelde partij [naam juwelier] , wonende te [woonplaats] , ten aanzien van de post immateriële schade niet-ontvankelijk is en dat hij dit gedeelte van zijn vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
  • wijst de vordering van de benadeelde partij [naam juwelier] ten aanzien van de post materiële schade gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij te betalen een bedrag groot € 248,90;
  • wijst de post materiële schade voor het overige af;
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot heden op nihil;
  • legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer, [naam juwelier] , van € 248,90, bij niet betaling en verhaal te vervangen door vier dagen hechtenis, met dien verstande dat de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
  • bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de staat in zoverre komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.F.J. Aalderink, voorzitter, mr. dr. M.C.A.E. van Binnebeke en mr. D.C.I. van Delft, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R.E.J. Maas, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op
15 september 2015.
Buiten staat
Mr. D.C.I. van Delft is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
De griffier is evenmin in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 25 september 2013 in de gemeente Maastricht ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
A.
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen geld en/of horloges, althans goederen van zijn/hun gading, geheel of ten dele toebehorende aan [naam juwelier] en/of [naam juwelier] Juwelier, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [naam juwelier] , te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededaders hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
en/of
B.
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen, door geweld en/of bedreiging met geweld [naam juwelier] te dwingen tot de afgifte van geld en/of horloges, althans goederen van zijn/hun gading, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam juwelier] en/of [naam juwelier] Juweliers, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders,
met zijn mededader, althans alleen,
- de winkel [naam juwelier] Juweliers heeft betreden en/of
- ( vervolgens) een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op voornoemde [naam juwelier] heeft gericht, althans aan voornoemde [naam juwelier] heeft getoond en/of
- ( vervolgens) een bijl aan voornoemde [naam juwelier] heeft getoond,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

Voetnoten

1.De door de rechtbank in de voetnoten aangeduide bewijsmiddelen zijn in wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij de wet gestelde eisen. Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit delen van processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het proces-verbaal van relaas, procesverbaalnummer 2013104757 d.d. 19 mei 2015 en doorgenummerd van pagina 1 tot en met 130.
2.Proces-verbaal van aangifte door [naam juwelier] d.d. 25 september 2013, pagina 18 en 19.
3.De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting op 1 september 2015.