Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.Onderzoek van de zaak
2.De tenlastelegging
3.De beoordeling van het bewijs
4.De beslissing
vrijvan het onder 1 en 2 tenlastegelegde.
Rechtbank Limburg
Op 15 september 2015 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van poging tot doodslag en bedreiging. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 1 september 2015, waarbij de verdachte niet aanwezig was, maar zijn gemachtigde raadsman wel. De officier van justitie stelde dat er wettig en overtuigend bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de tenlastegelegde feiten, gebaseerd op aangiftes en herkenning door de slachtoffers. De verdediging pleitte echter voor vrijspraak, omdat de herkenning door de slachtoffers niet betrouwbaar zou zijn. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen. De verklaringen van de slachtoffers waren niet voldoende om de verdachte te linken aan de feiten, vooral omdat de herkenning door een van de slachtoffers niet op eigen waarneming was gebaseerd. De rechtbank concludeerde dat het wettelijk bewijsminimum niet was gehaald en sprak de verdachte vrij van de tenlastegelegde feiten.