ECLI:NL:RBLIM:2015:7791

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
14 september 2015
Publicatiedatum
14 september 2015
Zaaknummer
04/850149-12
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplichting door zich voor te doen als medewerkster van een organisatie voor drugspreventie

In deze zaak heeft de rechtbank Limburg op 14 september 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich in de periode van 1 maart 2012 tot en met 14 mei 2012 schuldig heeft gemaakt aan oplichting. De verdachte deed zich voor als medewerkster van een organisatie die voorlichting over drugs op scholen verzorgde. Gedurende drie maanden heeft zij in totaal 26 keer verschillende ondernemers benaderd en hen om geld gevraagd, met de belofte dat dit geld zou worden gebruikt voor drugspreventie. De slachtoffers, die vaak ondernemers waren, hebben in totaal aanzienlijke bedragen aan de verdachte overhandigd, in de veronderstelling dat zij bijdroegen aan een goed doel. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte gebruik maakte van vervalste kwitanties en zich in strijd met de waarheid voordeed. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar. De rechtbank heeft ook de schadevergoedingsmaatregelen opgelegd aan de verdachte, waarbij zij verplicht werd om schadevergoeding te betalen aan de benadeelde partijen. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en het schenden van het vertrouwen van de slachtoffers zwaar laten meewegen in de strafmaat.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer: 04/850149-12
Tegenspraak, na aanhouding niet verschenen
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 14 september 2015
in de strafzaak tegen:
[naam verdachte],
geboren te [geboortegegevens verdachte] ,
wonende te [adresgegevens verdachte] .

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is ter terechtzitting van 31 maart 2014 behandeld. De verdachte en haar raadsman, mr. S.B.M.A. Engelen zijn op deze zitting verschenen. Het onderzoek ter terechtzitting is toen geschorst. Op 31 augustus 2015 is de behandeling van de zaak hervat. De verdachte is niet verschenen. Haar raadsman is wel verschenen. Deze verklaarde niet uitdrukkelijk gemachtigd te zijn de verdediging te voeren. De officier van justitie heeft zijn standpunt kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
meerdere personen heeft opgelicht.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht bewezen dat verdachte in de ten laste gelegde periode in totaal 29 personen heeft opgelicht door zich in strijd met de waarheid voor te doen als een medewerkster van de stichting/organisatie “ [naam stichting] ”. Hiertoe heeft hij verwezen naar de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen.
3.2
Het oordeel van de rechtbank [1]
Partiële vrijspraak
Aan verdachte wordt verweten dat zij in de periode van 1 maart 2012 tot en met 14 mei 2012 in totaal 29 personen heeft opgelicht door zich in strijd met de waarheid voor te doen als een medewerkster van de stichting/organisatie “ [naam stichting] ”, althans een organisatie die zich bezighoudt met voorlichting over drugs.
De rechtbank is van oordeel dat in 3 gevallen, te weten: bij [R.H.] , [L.B. 1] en [J.C.] , het bewijs ontbreekt dat verdachte zich in strijd met de waarheid heeft voorgedaan als een medewerkster van “ [naam stichting] ” of een andere organisatie die zich bezighoudt met voorlichting over drugs. Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting blijkt namelijk dat verdachte zich bij [R.H.] heeft voorgesteld als een medewerkster van de politie en om sponsoring vroeg om sportlessen op Nederlandse scholen voort te zetten. Bij [L.B. 1] vroeg verdachte om geld voor een Duits “preventief offensief tegen roken” dat op de basisscholen van start zou gaan, terwijl verdachte bij [J.C.] om geld vroeg voor het verblijf van vrijwilligers die informatie over drugs zouden geven op scholen.
Gelet op het vorenstaande, zal de rechtbank de verdachte vrijspreken van de ten laste gelegde oplichting van [R.H.] , [L.B. 1] en [J.C.] .
Het bewijs
[naam benadeelde partij 1] heeft aangifte gedaan. Hij verklaarde dat een vrouw die zich voordeed als vertegenwoordigster en zich legitimeerde met een pasje met foto, op 8 mei 2012 in Linne een cursus aanbood die door de Duitse politie aan de kinderen op de basisschool zou worden gegeven. [naam benadeelde partij 1] heeft deze vrouw vervolgens een bedrag van € 50,- betaald en ontving een rekening van haar. Op deze rekening staat de naam “ [naam stichting] ” vermeld. Op 14 mei 2012 heeft [naam benadeelde partij 1] contact opgenomen met de basisschool in Linne. Een medewerker daarvan deelde mee dat er bij de school niets bekend was van een cursus die door de Duitse politie zou worden gegeven, waaraan een financiële bijdrage kon worden geleverd. [naam benadeelde partij 1] belde vervolgens naar het telefoonnummer dat op de rekening stond die hij van de vrouw had gekregen. Van een medewerkster van dat bedrijf, hoorde toen dat een vrouw onder de naam van het bedrijf illegaal bezig was met geld innen. [2]
[benadeelde 5] , [3] [benadeelde 1] , [4] [benadeelde 3] , [5] [benadeelde 4] , [6] [benadeelde 6] , [7] [benadeelde 7] , [8] [benadeelde 8] , [9] [benadeelde 9] , [10] [benadeelde 10] , [11] [benadeelde 11] , [12] [benadeelde 12] , [13]
[benadeelde 13] , [14] [benadeelde 14] , [15] [benadeelde 15] , [16] [benadeelde 16] , [17]
[benadeelde 17] , [18] [benadeelde 18] , [19] [benadeelde 19] , [20] [benadeelde 20] , [21] [benadeelde 21] , [22] [benadeelde 22] , [23] [benadeelde 23] , [24] [benadeelde 24] , [25] [benadeelde 25] [26] en [benadeelde 26] [27] hebben eveneens aangifte gedaan. Zij verklaarden - samengevat en zakelijk weergegeven - dat zij benaderd werden door een vrouw die geld vroeg om sponsors voor het geven van voorlichting over drugs. De aangevers hebben deze vrouw geld gegeven, waarna zij een rekening ontvingen. Op deze rekeningen, die als bijlagen bij de aangiftes zijn gevoegd, [28] staat de naam “ [naam stichting] ” vermeld en het bedrag dat de aangevers hebben betaald. Uit deze rekeningen, in onderling verband en samenhang bezien met de aangiftes, leidt de rechtbank af dat [naam benadeelde partij 1] , [benadeelde 5] , [benadeelde 1] , [benadeelde 3] , [benadeelde 4] , [benadeelde 6] , [benadeelde 7] , [benadeelde 9] , [benadeelde 11] , [benadeelde 13] , [benadeelde 15] , [benadeelde 20] [benadeelde 21] , [benadeelde 22] , [benadeelde 23] en [benadeelde 25] in de ten laste gelegde periode een bedrag van € 50,- hebben afgegeven. In diezelfde periode hebben [benadeelde 12] , [benadeelde 14] , [benadeelde 16] , [benadeelde 17] , [benadeelde 18] , [benadeelde 19] een bedrag van
€ 20,- afgegeven. [benadeelde 10] en [benadeelde 26] hebben een bedrag van € 25,- afgegeven, [benadeelde 24] een bedrag van € 30,- en [benadeelde 8] een bedrag van € 100,-.
Op 14 mei 2012 werd verdachte aangehouden. [29] Haar auto werd diezelfde dag in beslag genomen. In deze auto werden verschillende bescheiden aangetroffen, waaronder circa 40 kwitanties en een legitimatiepasje. Op de kwitanties staan namen en stempels van bedrijven en met de hand zijn bedragen op de kwitanties geschreven. [30] Op de kwitanties staat de naam “ [naam stichting] ” vermeld. [31] Op het aangetroffen legitimatiepasje staat vermeld dat [naam verdachte] , verdachte, “beauftragte” is van de organisatie [naam stichting] . [32]
Verdachte heeft verklaard dat zij werkzaam is voor de heer [naam getuige 1] van [naam stichting] en ten tijde van de aanhouding bezig was met haar werk. Dit is volgens verdachte een organisatie die op scholen voorlichting geeft over drugs. [33] Verdachte is bij de bedrijven waarvan de kwitanties zijn aangetroffen, om geld gaan vragen. [34]
M. [naam getuige 1] is als getuige gehoord. Hij heeft verklaard dat hij in 2009 als agentschapsleider bij een uitgeverij werkte die advertenties verkocht. Deze uitgeverij werkte samen met een sociaal project, [naam stichting] genaamd. Verdachte heeft gereageerd op een advertentie waarin om nieuwe medewerkers werd gevraagd en [naam getuige 1] is een freelanceovereenkomst met verdachte aangegaan. Verdachte heeft toen ook onder meer opdrachtbonnen, visitekaartjes, een dienstauto en een legitimatiebewijs met foto van de uitgeverij ontvangen. Op 3 mei 2010 is verdachte ontslagen. Daarna heeft verdachte niet meer voor het bedrijf gewerkt. Het legitimatiepasje dat in de auto van verdachte werd aangetroffen, heeft verdachte volgens [naam getuige 1] van het bedrijf gekregen. De rekening die bij de aangifte van [benadeelde 5] is gevoegd, is volgens [naam getuige 1] geen originele nota. De adresgegevens van de uitgeverij, die al sinds half 2011 niet meer bestaat, kloppen niet. [35]
De rechtbank is, gelet op de hiervoor genoemde bewijsmiddelen, van oordeel dat verdachte in de periode van 1 maart 2012 tot en met 14 mei 2012 in Nederland meerdere personen heeft opgelicht door zich in strijd met de waarheid voor te doen als medewerkster van een organisatie die zich bezighoudt met voorlichting over drugs, namelijk [naam stichting] .
3.2
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte:
in de periode van 1 maart 2012 tot en met 14 mei 2012 in Nederland, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen een of meer van de hierna genoemde personen telkens door het aannemen van een valse hoedanigheid, heeft bewogen tot de afgifte van een hoeveelheid geld, te weten:
1. [naam benadeelde partij 1] tot de afgifte van EURO 50,- en
3. L.C.W. [benadeelde 5] tot de afgifte van EURO 50,- en
4. [benadeelde 1] tot de afgifte van EURO 50,- en
5. [benadeelde 3] tot de afgifte van EURO 50,- en
7. [benadeelde 4] tot de afgifte van EURO 50,- en
8. [benadeelde 6] tot de afgifte van EURO 50,- en
9. [benadeelde 7] tot de afgifte van EURO 50,- en
10. [benadeelde 8] tot de afgifte van EURO 100,- en
11. [benadeelde 9] tot de afgifte van EURO 50,- en
12. F.J.M. [benadeelde 10] tot de afgifte van EURO 25,- en
13. [benadeelde 11] tot de afgifte van EURO 50,- en
14. [benadeelde 12] tot de afgifte van EURO 20,- en
15. [benadeelde 13] tot de afgifte van EURO 50,- en
16. [benadeelde 14] tot de afgifte van EURO 20,- en
17. [benadeelde 15] tot de afgifte van EURO 50,- en
18. [benadeelde 16] tot de afgifte van EURO 20,- en
19. [benadeelde 17] tot de afgifte van EURO 20,- en
20. [benadeelde 18] tot de afgifte van EURO 20,- en
21. C.J.M. [benadeelde 19] tot de afgifte van EURO 20,- en
22. [benadeelde 20] tot de afgifte van EURO 50,- en
23. [benadeelde 21] tot de afgifte van EURO 50,- en
24. [benadeelde 22] tot de afgifte van EURO 50,- en
25. [benadeelde 23] tot de afgifte van EURO 50,- en
26. [benadeelde 24] tot de afgifte van EURO 30,- en
27. [benadeelde 25] tot de afgifte van EURO 50,- en
28. [benadeelde 26] tot de afgifte van EURO 25,- en
hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk in strijd met de waarheid zich voorgedaan als medewerkster van de stichting/organisatie “ [naam stichting] ” althans als medewerkster van een organisatie die zich bezighoudt met drugsgerelateerde voorlichting, waardoor voornoemde personen werden bewogen tot bovenomschreven afgifte.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
oplichting, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die haar strafbaarheid uitsluit.

6.De straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht, gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden, waarvan
2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar.
6.2
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Verdachte heeft zich in een periode van 3 maanden in totaal 26 keer schuldig gemaakt aan oplichting. Daarbij heeft zij zich voorgedaan als een medewerkster van de stichting/organisatie [naam stichting] , een organisatie die zich bezighoudt met voorlichting over drugs op scholen. Ook heeft verdachte gebruik gemaakt van - naar later bleek - vervalste kwitanties. De slachtoffers, veelal ondernemers, zijn overgegaan tot afgifte van geldbedragen nadat verdachte tegen hen vertelde dat het geld bedoeld was om voorlichting over drugs te geven aan kinderen. De slachtoffers van deze oplichting zijn hierdoor financieel benadeeld.
Door haar handelen heeft verdachte misbruik gemaakt van het vertrouwen zoals dat gebruikelijk is in het maatschappelijk en financieel-economisch verkeer. In dit geval verdienen vooral de criminele intenties waarmee verdachte heeft gehandeld te worden bestraft. Zij heeft zich moeite getroost om op een zeer geraffineerde, strafbare wijze aan geld te komen en daarbij slechts oog gehad voor haar eigen belang. Daarbij heeft zij het vertrouwen geschonden dat de aangevers hadden, namelijk dat het door hen geschonken geld zou worden aangewend voor een goed doel, te weten voorlichting aan jongeren over drugs. verdachte heeft geen verantwoordelijkheid genomen voor haar handelen en haar verklaringen telkens bijgesteld. Tot slot heeft verdachte geen enkele moeite gedaan om de door haar veroorzaakte schade te vergoeden. De rechtbank rekent verdachte dit gebrek aan empathie voor de vele slachtoffers die zij heeft gemaakt, zwaar aan.
Oplichting - en zeker als daarbij gebruik wordt gemaakt van valse bescheiden - is een ernstig strafbaar feit. In het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) is geen oriëntatiepunt vastgesteld voor dit feit. De rechtbank is al met al van oordeel dat de ernst van de bewezenverklaarde feiten, het geschonden vertrouwen en de financiële schade die hierdoor bij de slachtoffers is veroorzaakt, dermate groot is, dat zonder meer een onvoorwaardelijke gevangenisstraf moet worden opgelegd.
Ten aanzien van de persoon van verdachte heeft de rechtbank mede gelet op de inhoud van haar strafblad. Zij is in het verleden in Duitsland meermalen ter zake oplichting veroordeeld tot forse gevangenisstraffen. Het pleit niet voor verdachte dat zij ondanks eerdere veroordelingen, blijft doorgaan met het plegen van nieuwe strafbare feiten. De rechtbank houdt hier dan ook ten nadele van verdachte rekening mee.
Naar het oordeel van de rechtbank is het feit zodanig ernstig dat niet anders kan worden gereageerd dan met het opleggen van een grotendeels onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De ernst van het feit, het aantal slachtoffers, de schade die het feit bij de slachtoffers heeft veroorzaakt en het strafblad van verdachte, maken dat de rechtbank tot een aanzienlijk zwaardere straf komt dan gevorderd door de officier van justitie. De rechtbank zal een deel van deze straf voorwaardelijk opleggen om te voorkomen dat verdachte in de toekomst opnieuw strafbare feiten pleegt. Het feit dat verdachte in het verleden meerdere malen voor oplichting is veroordeeld en toch doorgaat met het plegen van strafbare feiten, maakt dat de rechtbank een proeftijd van 3 jaar nodig vindt.
De rechtbank stelt vast dat tussen het moment waarop verdachte mocht verwachten dat zij vervolgd zou worden voor het strafbare feit, te weten 14 mei 2012, en het vonnis van
14 september 2015, een termijn is verstreken van bijna drie en een half jaar. Desondanks is de rechtbank van oordeel dat er geen sprake is van een schending van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De zaak is namelijk binnen een termijn van twee jaren, op 31 maart 2014, voor het eerst ter terechtzitting aangebracht. Op verzoek van de verdediging zijn vervolgens onderzoekshandelingen verricht en is er een getuige in Duitsland gehoord, hetgeen tot vertraging heeft geleid. Bovendien is het deels aan verdachte te wijten dat de zaak niet eerder inhoudelijk is behandeld en afgedaan, nu zij zich voor justitie onvindbaar heeft gemaakt door zich telkens op andere adressen in te schrijven.
De rechtbank acht het, alles afwegende, passend en geboden dat aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden waarvan 4 maanden met een proeftijd van 3 jaar en met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.

7.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vordering van de benadeelde partij
Met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 6]:
De benadeelde partij [benadeelde 6] vordert een schadevergoeding van € 50,- ter zake van het bewezenverklaarde feit.
Met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 25]:
De benadeelde partij [benadeelde 25] vordert een schadevergoeding van € 50,- ter zake van het bewezenverklaarde feit.
7.2
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vorderingen van de benadeelde partijen moeten worden toegewezen. Tevens heeft hij gevorderd dat aan verdachte de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd, ook in de gevallen waarin de slachtoffers zich niet als benadeelde partij hebben gesteld.
7.2
Het oordeel van de rechtbank
Met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 6]:
Nu het bedrag dat aan schade is gevorderd niet is betwist, zal de rechtbank de vordering om die schade te vergoeden toewijzen.
Nu verdachte ter zake van het bewezenverklaarde zal worden veroordeeld en zij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door dit strafbare feit is toegebracht, heeft de rechtbank besloten tot het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal verdachte eveneens in de proceskosten van de benadeelde partij veroordelen, tot op heden begroot op nihil.
Met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 25]:
Nu het bedrag dat aan schade is gevorderd niet is betwist, zal de rechtbank de vordering om die schade te vergoeden toewijzen.
Nu verdachte ter zake van het bewezenverklaarde zal worden veroordeeld en zij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door dit strafbare feit is toegebracht, heeft de rechtbank besloten tot het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal verdachte eveneens in de proceskosten van de benadeelde partij veroordelen, tot op heden begroot op nihil.
Met betrekking tot de overige slachtoffers:
De rechtbank overweegt met betrekking tot het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel in de gevallen waarin de slachtoffers geen vordering hebben ingediend, als volgt.
De verplichting tot betaling aan de Staat van een som geld ten behoeve van het slachtoffer (artikel 36f Wetboek van Strafrecht), de schadevergoedingsmaatregel, is een zelfstandige strafrechtelijke sanctie. Deze maatregel kan zelfs worden opgelegd als de benadeelde geen verzoek om schadevergoeding heeft ingediend, indien en voor zover de verdachte jegens een slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht.
Nu verdachte ter zake van het bewezen verklaarde strafbare feit zal worden veroordeeld en zij naar burgerlijk recht jegens de slachtoffers - met uitzondering van [R.H.] ,
[L.B. 1] en [J.C.] - aansprakelijk is voor de schade die door dit strafbare feit is toegebracht, heeft de rechtbank tot het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel besloten.

8.Het beslag

Bij verdachte is een geldbedrag van € 350,- in beslag genomen. De rechtbank is van oordeel dat dit geldbedrag aan haar moet worden teruggegeven, nu het belang van strafvordering zich daartegen niet verzet.

9.De voorlopige hechtenis

Ter terechtzitting heeft de officier van justitie opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis gevorderd, omdat verdachte - in strijd met de voorwaarden die aan de schorsing waren verbonden - niet ter terechtzitting is verschenen.
De rechter-commissaris heeft bij beschikking van 16 mei 2012 de voorlopige hechtenis onder voorwaarden geschorst. De rechtbank is van oordeel dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden zijn gebleken die aanleiding zouden moeten geven tot opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis. De rechtbank ziet dan ook geen termen aanwezig de schorsing van de voorlopige hechtenis op te heffen. Dat verdachte niet ter terechtzitting is verschenen, maakt dat niet anders.

10.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 24c, 36f, 57, 326 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

11.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.2 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd.
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar.
Straf
- veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf van 10 maanden, waarvan
4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren;
- beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat het voorwaardelijke gedeelte van de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd zich heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit.
Benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregelen
Met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 6]:
- wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt de verdachte om tegen bewijs van betaling aan de benadeelde partij, [benadeelde 6] , te betalen een bedrag van
€ 50,-;
  • legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voornoemd van een bedrag van € 50,-, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 1 dag hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de opgelegde verplichting tot schadevergoeding ten behoeve van de benadeelde partij niet opheft;
  • bepaalt dat indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 50,- ten behoeve van voornoemde benadeelde partij daarmee de verplichting van verdachte om dit bedrag aan voornoemde benadeelde partij te betalen komt te vervallen en dat indien dit bedrag door verdachte aan voornoemde benadeelde partij is betaald, daarmee de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat ten behoeve van voornoemd slachtoffer komt te vervallen;
  • veroordeelt verdachte tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak en de invordering van voormeld bedrag alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 25]:
- wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt de verdachte om tegen bewijs van betaling aan de benadeelde partij, [benadeelde 25] , te betalen een bedrag van
€ 50,-;
  • legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voornoemd van een bedrag van € 50,-, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 1 dag hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de opgelegde verplichting tot schadevergoeding ten behoeve van de benadeelde partij niet opheft;
  • bepaalt dat indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 50,- ten behoeve van voornoemde benadeelde partij daarmee de verplichting van verdachte om dit bedrag aan voornoemde benadeelde partij te betalen komt te vervallen en dat indien dit bedrag door verdachte aan voornoemde benadeelde partij is betaald, daarmee de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat ten behoeve van voornoemd slachtoffer komt te vervallen;
  • veroordeelt verdachte tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak en de invordering van voormeld bedrag alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Met betrekking tot het slachtoffer [naam benadeelde partij 1]:
- legt aan de verdachte de verplichting op om ten behoeve van het slachtoffer
[naam benadeelde partij 1] , aan de Staat te betalen een bedrag van € 50,- als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 1 dag hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Met betrekking tot het slachtoffer L.C.W. [benadeelde 5]:
- legt aan de verdachte de verplichting op om ten behoeve van het slachtoffer
L.C.W. [benadeelde 5] , aan de Staat te betalen een bedrag van € 50,- als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 1 dag hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Met betrekking tot het slachtoffer [benadeelde 1]:
- legt aan de verdachte de verplichting op om ten behoeve van het slachtoffer
[benadeelde 1] , aan de Staat te betalen een bedrag van € 50,- als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 1 dag hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Met betrekking tot het slachtoffer [benadeelde 3]:
- legt aan de verdachte de verplichting op om ten behoeve van het slachtoffer
[benadeelde 3] , aan de Staat te betalen een bedrag van € 50,- als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 1 dag hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Met betrekking tot het slachtoffer [benadeelde 4]:
- legt aan de verdachte de verplichting op om ten behoeve van het slachtoffer
[benadeelde 4] , aan de Staat te betalen een bedrag van € 50,- als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 1 dag hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Met betrekking tot het slachtoffer [benadeelde 7]:
- legt aan de verdachte de verplichting op om ten behoeve van het slachtoffer
[benadeelde 7] , aan de Staat te betalen een bedrag van € 50,- als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 1 dag hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Met betrekking tot het slachtoffer [benadeelde 8]:
- legt aan de verdachte de verplichting op om ten behoeve van het slachtoffer
[benadeelde 8] , aan de Staat te betalen een bedrag van € 100,- als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 2 dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Met betrekking tot het slachtoffer [benadeelde 9]:
- legt aan de verdachte de verplichting op om ten behoeve van het slachtoffer
[benadeelde 9] , aan de Staat te betalen een bedrag van € 50,- als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 1 dag hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Met betrekking tot het slachtoffer F.J.M. [benadeelde 10]:
- legt aan de verdachte de verplichting op om ten behoeve van het slachtoffer
F.J.M. [benadeelde 10] , aan de Staat te betalen een bedrag van € 25,- als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 1 dag hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Met betrekking tot het slachtoffer [benadeelde 11]:
- legt aan de verdachte de verplichting op om ten behoeve van het slachtoffer
[benadeelde 11] , aan de Staat te betalen een bedrag van € 50,- als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 1 dag hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Met betrekking tot het slachtoffer [benadeelde 12]:
- legt aan de verdachte de verplichting op om ten behoeve van het slachtoffer
[benadeelde 12] , aan de Staat te betalen een bedrag van € 20,- als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 1 dag hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Met betrekking tot het slachtoffer [benadeelde 13]:
- legt aan de verdachte de verplichting op om ten behoeve van het slachtoffer
[benadeelde 13] , aan de Staat te betalen een bedrag van € 50,- als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 1 dag hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Met betrekking tot het slachtoffer [benadeelde 14]:
- legt aan de verdachte de verplichting op om ten behoeve van het slachtoffer
[benadeelde 14] , aan de Staat te betalen een bedrag van € 20,- als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 1 dag hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Met betrekking tot het slachtoffer [benadeelde 15]:
- legt aan de verdachte de verplichting op om ten behoeve van het slachtoffer
[benadeelde 15] , aan de Staat te betalen een bedrag van € 50,- als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 1 dag hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Met betrekking tot het slachtoffer [benadeelde 16]:
- legt aan de verdachte de verplichting op om ten behoeve van het slachtoffer
[benadeelde 16] , aan de Staat te betalen een bedrag van € 20,- als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 1 dag hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Met betrekking tot het slachtoffer [benadeelde 17]:
- legt aan de verdachte de verplichting op om ten behoeve van het slachtoffer
[benadeelde 17] , aan de Staat te betalen een bedrag van € 20,- als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 1 dag hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Met betrekking tot het slachtoffer [benadeelde 18]:
- legt aan de verdachte de verplichting op om ten behoeve van het slachtoffer
[benadeelde 18] , aan de Staat te betalen een bedrag van € 20,- als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 1 dag hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Met betrekking tot het slachtoffer C.J.M. [benadeelde 19]:
- legt aan de verdachte de verplichting op om ten behoeve van het slachtoffer
C.J.M. [benadeelde 19] , aan de Staat te betalen een bedrag van € 20,- als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 1 dag hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Met betrekking tot het slachtoffer [benadeelde 20]:
- legt aan de verdachte de verplichting op om ten behoeve van het slachtoffer
[benadeelde 20] , aan de Staat te betalen een bedrag van € 50,- als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 1 dag hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Met betrekking tot het slachtoffer [benadeelde 21]:
- legt aan de verdachte de verplichting op om ten behoeve van het slachtoffer
[benadeelde 21] , aan de Staat te betalen een bedrag van € 50,- als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 1 dag hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Met betrekking tot het slachtoffer [benadeelde 22]:
- legt aan de verdachte de verplichting op om ten behoeve van het slachtoffer
[benadeelde 22] , aan de Staat te betalen een bedrag van € 50,- als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 1 dag hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Met betrekking tot het slachtoffer [benadeelde 23]:
- legt aan de verdachte de verplichting op om ten behoeve van het slachtoffer
[benadeelde 23] , aan de Staat te betalen een bedrag van € 50,- als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 1 dag hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Met betrekking tot het slachtoffer [benadeelde 24]:
- legt aan de verdachte de verplichting op om ten behoeve van het slachtoffer
[benadeelde 24] , aan de Staat te betalen een bedrag van € 30,- als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 1 dag hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Met betrekking tot het slachtoffer [benadeelde 26]:
- legt aan de verdachte de verplichting op om ten behoeve van het slachtoffer
[benadeelde 26] , aan de Staat te betalen een bedrag van € 25,- als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 1 dag hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Beslag
- gelast de teruggave aan verdachte, van het volgende voorwerp:
1. Geld Nederlands
-
350,- euro
Dit vonnis is gewezen door mr. C.G.A. Wouters, voorzitter, mr. B.G.L. van der Aa en
mr. J.S. Holthuis, rechters, in tegenwoordigheid van J.W.J. Reuvers, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 14 september 2015.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
zij in of omstreeks de periode van 01 maart 2012 tot en met 14 mei 2012 in de gemeente(n) Maasgouw en/of Roermond en/of Beesel en/of Echt-Susteren en/of Roerdalen en/of Sittard-Geleen en/of elders in Nederland, (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen een of meer van de hierna genoemde perso(o)n(en) (telkens) door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, heeft bewogen tot de
afgifte van een hoeveelheid geld, te weten:
1. [naam benadeelde partij 1] tot de afgifte van EURO 50,- of daaromtrent (pag. 99 e.v.) en
2. [R.H.] tot de afgifte van EURO 50,- of daaromtrent (pag. 108 e.v.) en
3. L.C.W. [benadeelde 5] tot de afgifte van EURO 50,- of daaromtrent (pag. 111 e.v.) en
4. [benadeelde 1] tot de afgifte van EURO 50,- of daaromtrent (pag. 115 e.v.) en
5. [benadeelde 3] tot de afgifte van EURO 50,- of daaromtrent (pag. 125 e.v.) en
6. [L.B. 1] tot de afgifte van EURO 50,- of daaromtrent (pag. 130 e.v.) en
7. [benadeelde 4] tot de afgifte van EURO 50,- of daaromtrent (pag. 135 e.v.) en
8. [benadeelde 6] tot de afgifte van EURO 50,- of daaromtrent (pag. 140 e.v.) en
9. [benadeelde 7] tot de afgifte van EURO 50,- of daaromtrent (pag. 145 e.v.) en
10. [benadeelde 8] tot de afgifte van EURO 100,- of daaromtrent (pag. 150 e.v.) en
11. [benadeelde 9] tot de afgifte van EURO 50,- of daaromtrent (pag. 156 e.v.) en
12. F.J.M. [benadeelde 10] tot de afgifte van EURO 25,- of daaromtrent (pag. 161 e.v.) en
13. [benadeelde 11] tot de afgifte van EURO 50,- of daaromtrent (pag. 167 e.v.) en
14. [benadeelde 12] tot de afgifte van EURO 20,- of daaromtrent (pag. 172 e.v.) en
15. [benadeelde 13] tot de afgifte van EURO 50,- of daaromtrent (pag. 177 e.v.) en
16. [benadeelde 14] tot de afgifte van EURO 20,- of daaromtrent
(pag. 182 e.v.) en
17. [benadeelde 15] tot de afgifte van EURO 50,- of daaromtrent (pag. 187 e.v.) en
18. [benadeelde 16] tot de afgifte van EURO 20,- of daaromtrent (pag. 192 e.v.) en
19. [benadeelde 17] tot de afgifte van EURO 20,- of daaromtrent (pag. 198 e.v.) en
20. [benadeelde 18] tot de afgifte van EURO 20,- of daaromtrent (pag. 203 e.v.) en
21. C.J.M. [benadeelde 19] tot de afgifte van EURO 20,- of daaromtrent (pag. 209 e.v.) en
22. [benadeelde 20] tot de afgifte van EURO 50,- of daaromtrent (pag. 214 e.v.) en
23. [benadeelde 21] tot de afgifte van EURO 50,- of daaromtrent (pag. 219 e.v.) en
24. [benadeelde 22] tot de afgifte van EURO 50,- of daaromtrent (pag. 224 e.v.) en
25. [benadeelde 23] tot de afgifte van EURO 50,- of daaromtrent (pag. 229 e.v.) en
26. [benadeelde 24] tot de afgifte van EURO 30,- of daaromtrent (pag. 234 e.v.) en
27. [benadeelde 25] tot de afgifte van EURO 50,- of daaromtrent (pag. 239 e.v.) en
28. [benadeelde 26] tot de afgifte van EURO 25,- of daaromtrent (pag. 244 e.v.) en
29. [J.C.] tot de afgifte van EURO 50,- of daaromtrent (pag. 249 e.v.)
hebbende verdachte (telkens) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid zich voorgedaan als medewerkster van de stichting/organisatie “ [naam stichting] ” althans als medewerkster van een organisatie die zich bezighoudt met drugsgerelateerde voorlichting, waardoor voornoemde perso(o)n(en) (telkens) werd(en) bewogen tot bovenomschreven afgifte.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie regio Limburg Noord, proces-verbaalnummer PL233E 2012046018, gesloten d.d. 1 juli 2012, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 253.
2.Proces-verbaal aangifte d.d. 14 mei 2012, als weergegeven op de pagina’s 99 tot en met 102.
3.Proces-verbaal aangifte d.d. 15 mei 2012, als weergegeven op de pagina’s 111 tot en met 113.
4.Proces-verbaal aangifte d.d. 16 mei 2012, als weergegeven op de pagina’s 115 tot en met 118.
5.Aangifte d.d. 23 mei 2012, als weergegeven op de pagina’s 125 tot en met 127.
6.Aangifte d.d. 31 mei 2012, als weergegeven op de pagina’s 135 tot en met 137.
7.Aangifte d.d. 24 mei 2012, als weergegeven op de pagina’s 140 tot en met 142.
8.Aangifte d.d. 23 mei 2012, als weergegeven op de pagina’s 145 tot en met 147.
9.Aangifte d.d. 23 mei 2012, als weergegeven op de pagina’s 150 tot en met 152.
10.Aangifte d.d. 30 mei 2012, als weergegeven op de pagina’s 156 tot en met 158.
11.Aangifte d.d. 24 mei 2012, als weergegeven op de pagina’s 161 tot en met 163.
12.Aangifte d.d. 31 mei 2012, als weergegeven op de pagina’s 167 tot en met 169.
13.Aangifte d.d. 23 mei 2012, als weergegeven op de pagina’s 172 tot en met 174.
14.Aangifte d.d. 22 mei 2012, als weergegeven op de pagina’s 177 tot en met 179.
15.Aangifte d.d. 22 mei 2012, als weergegeven op de pagina’s 182 tot en met 184.
16.Aangifte d.d. 23 mei 2012, als weergegeven op de pagina’s 187 tot en met 189.
17.Aangifte d.d. 22 mei 2012, als weergegeven op de pagina’s 192 tot en met 194.
18.Aangifte d.d. 22 mei 2012, als weergegeven op de pagina’s 198 tot en met 200.
19.Aangifte d.d. 22 mei 2012, als weergegeven op de pagina’s 203 tot en met 205.
20.Aangifte d.d. 22 mei 2012, als weergegeven op de pagina’s 209 tot en met 211.
21.Aangifte d.d. 11 juni 2012, als weergegeven op de pagina’s 214 tot en met 216.
22.Aangifte d.d. 7 juni 2012, als weergegeven op de pagina’s 219 tot en met 221.
23.Aangifte d.d. 6 juni 2012, als weergegeven op de pagina’s 224 tot en met 226.
24.Aangifte d.d. 5 juni 2012, als weergegeven op de pagina’s 229 tot en met 231.
25.Aangifte d.d. 6 juni 2012, als weergegeven op de pagina’s 234 tot en met 236.
26.Aangifte d.d. 22 mei 2012, als weergegeven op de pagina’s 239 tot en met 241.
27.Aangifte d.d. 22 mei 2012, als weergegeven op de pagina’s 244 tot en met 246.
28.Schriftelijk bescheid, als weergegeven op de pagina’s 114, 119, 129, 139, 144, 149, 154, 160, 166, 170, 176, 181, 186, 191, 196, 202, 208, 213, 218, 223, 228, 233, 238, 243 en 248.
29.Proces-verbaal aanhouding d.d. 14 mei 2012, als weergegeven op pagina 15.
30.Proces-verbaal relaas d.d. 28 juni 2012, als weergegeven op de pagina’s 6 en 7.
31.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 20 mei 2012 en de daarbij gevoegde bijlagen, als weergegeven op de pagina’s 46 tot en met 89 van de doornummering.
32.Schriftelijk bescheid, als weergegeven op pagina 105 van de doornummering.
33.Proces-verbaal verhoor verdachte d.d. 14 mei 2012, als weergegeven op de pagina’s 23 en 24.
34.Proces-verbaal verhoor verdachte d.d. 15 mei 2012, als weergegeven op pagina 28.
35.Proces-verbaal verhoor van getuigen bij de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken d.d. 24 februari 2015.