ECLI:NL:RBLIM:2015:7787

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
14 september 2015
Publicatiedatum
14 september 2015
Zaaknummer
03/700103-15
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot het teweegbrengen van een explosie met levensgevaar voor anderen in Kerkrade

Op 14 september 2015 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het opzettelijk teweegbrengen van een explosie in zijn woning in Kerkrade. De verdachte werd ervan beschuldigd op 2 maart 2015 een gasslang van zijn gasfornuis te hebben doorgesneden en theelichtjes te hebben aangestoken, waardoor levensgevaar voor anderen en gemeen gevaar voor goederen te duchten was. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet kon worden veroordeeld voor de poging tot doodslag op vier brandweermannen, omdat niet kon worden vastgesteld of er daadwerkelijk explosiegevaar was. De gedragsdeskundigen concludeerden dat de verdachte ontoerekeningsvatbaar was ten tijde van het delict. De rechtbank heeft de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging en hem de maatregel van plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis voor de duur van één jaar opgelegd. De rechtbank baseerde haar beslissing op de rapportages van de gedragsdeskundigen, die aangaven dat er sprake was van een psychotische stoornis en dat behandeling noodzakelijk was om het recidivegevaar te verkleinen. De rechtbank benadrukte dat er onvoldoende bewijs was voor explosiegevaar, waardoor de verdachte vrijgesproken werd van de poging tot doodslag.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer: 03/700103-15
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 14 september 2015,
in de strafzaak tegen:
[naam verdachte],
geboren te [geboortegegevens verdachte] ,
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Sittard, locatie De Geerhorst, Op de Geer 1 te Sittard.
Raadsvrouw is mr. M.J.M. van Vugt, advocaat te Maastricht.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 31 augustus 2015, waarbij de officier van justitie, de raadsvrouw en de verdachte hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
Feit 1: heeft geprobeerd opzettelijk een ontploffing teweeg te brengen of brand te stichten,
waardoor levensgevaar voor anderen dan wel gemeen gevaar voor goederen te
duchten was.
Feit 2: heeft geprobeerd vier brandweerlieden te doden.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht feit 1 wettig en overtuigend bewezen. Hiertoe heeft hij verwezen naar de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen en de bekennende verklaring van verdachte dat hij een ontploffing teweeg wilde brengen in zijn woning aan de [adres] te Kerkrade. Op basis van de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen acht de officier van justitie ook bewezen dat verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de brandweerlieden die ter plaatse kwamen ten gevolge van zijn handelen zouden overlijden. Het is namelijk een feit van algemene bekendheid dat de brandweer ter plaatse komt, indien er brand is in een pand of daar een gaslucht wordt geroken. Bij binnenkomst van de woning van verdachte werd door de brandweer een gasconcentratie van 52% LEL gemeten. Indien de medewerkers van het installatiebedrijf de gastoevoer niet hadden dichtgedraaid, had een ontploffing kunnen plaatsvinden waardoor de zich in de woning bevindende brandweermannen hadden kunnen overlijden.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich wat betreft de bewezenverklaring van het onder feit 1 ten laste gelegde aan het oordeel van de rechtbank gerefereerd. De onder feit 2 ten laste gelegde poging tot doodslag op de brandweerlieden acht de raadsvrouw niet bewezen. Verdachte moet hiervan worden vrijgesproken. Hiertoe heeft de raadsvrouw aangevoerd dat verdachte zich, gelet op zijn psychische toestand, niet bewust is geweest van de aanmerkelijke kans dat de brandweerlieden die ter plaatse kwamen, door zijn handelen zouden kunnen komen te overlijden. Deze kans heeft verdachte ook niet willen aanvaarden.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Met betrekking tot feit 1:
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 2 maart 2015 in de gemeente Kerkrade heeft geprobeerd een ontploffing teweeg te brengen in het pand aan de [adres] , waardoor levensgevaar voor anderen en gemeen gevaar voor goederen te duchten was, gelet op:
- het proces-verbaal van bevindingen d.d. 3 maart 2015, als weergegeven op de pagina’s
52 tot en met 54 van de doornummering;
  • het proces-verbaal sporenonderzoek d.d. 4 maart 2015, als weergegeven op de pagina’s 61 tot en met 63 van de doornummering;
  • de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van
31 augustus 2015.
Met betrekking tot feit 2:
Op 2 maart 2015, omstreeks 14.28 uur, zijn vier brandweermannen naar het appartementencomplex aan de [adres] tot en met 61 te Kerkrade gegaan. Aanleiding daarvoor was dat ter plaatse een sterke gaslucht werd geroken. Omstreeks 14.33 uur waren zij ter plaatse. Daar vernamen zij van een medewerker van het installatiebedrijf dat de gastoevoer naar pand 47, de woning van verdachte, inmiddels was dichtgedraaid en dat het appartementencomplex was ontruimd. Toen de brandweer de woning van verdachte betrad, werd Lower Explosion Level (LEL-waarde) van 52% gemeten. In de keuken van de woning zag de brandweer dat de gasslang van het gasfornuis kapot was gesneden en dat in de slaapkamer 3 brandende theelichtjes stonden. Een van de brandweerlieden heeft de theelichtjes gedoofd en de brandweer heeft de woning vervolgens geventileerd.
Verdachte heeft zich op 2 maart 2015, omstreeks 15.00 uur, bij de politie gemeld. Hij heeft toen verklaard dat hij de gasslang in zijn woning heeft losgemaakt en kaarsen heeft aangestoken, waarna hij de woning heeft verlaten. Hij wilde zijn buren schade toevoegen en wilde van de woning af. Het was niet verdachtes bedoeling om hulpverleners te verwonden.
Op basis van bovenstaande bewijsmiddelen kan worden vastgesteld dat verdachte de gasslang van het gasfornuis in zijn woning kapot heeft gesneden, waardoor zich gas in de woning van verdachte ophoopte. De ter plaatse gekomen brandweer heeft de woning betreden nadat de gastoevoer naar de woning al was dichtgedraaid.
Om tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit te komen, dient op zijn minst te kunnen worden bewezen dat verdachte welbewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het kapot snijden van de gasslang en het aansteken van theelichtjes een ontploffing teweeg had kunnen brengen, ten gevolge waarvan de brandweerlieden die zich in zijn woning bevonden, hadden kunnen overlijden. De beoordeling van de vraag of er daadwerkelijk sprake was van explosiegevaar, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Omstandigheden die in dat verband van belang zijn, zijn de hoeveelheid gas die zich in de woning bevond, alsook de hoeveelheid zuurstof die zich daar bevond. Bepalende factor is de verhouding tussen het in de woning aanwezige gas en zuurstof.
Een gasmengsel wordt pas ontbrandbaar als de verhouding brandbaar gas en zuurstof tussen bepaalde grenzen ligt. Dit bereik is specifiek voor elk specifiek gas (bijv. aardgas, propaan, benzine etc). De minimale concentratie waarbij het gas brandbaar of explosief is, wordt de LEL-waarde genoemd (Lower Explosion Limit) en ligt op 100% LEL. Concentraties tot de onderste explosie limiet zijn theoretisch niet explosief. Hiervoor is niet voldoende gas aanwezig om te ontbranden. Het mengsel is te arm.
In dit geval bestaat slechts duidelijkheid over de concentratie gas die zich in de woning bevond op het moment dat de brandweer de woning van verdachte betrad. Uit de verklaringen van de brandweerlieden kan namelijk worden afgeleid dat deze 52% LEL bedroeg. Op dat moment was de gastoevoer naar de woning echter al dichtgedraaid, waardoor het gas zich niet langer in de woning ophoopte. Door de brandweer werd het glas van de voordeur van de woning van verdachte ingeslagen, waardoor zuurstof de woning binnenstroomde. De verhouding tussen het in de woning aanwezige gas en zuurstof veranderde dus op dat moment. Niet is onderzocht hoe die verhouding veranderde en - in het verlengde daarvan - wat dat voor invloed had op het explosiegevaar in de woning.
Wellicht had technisch onderzoek ter plekke uitsluitsel kunnen geven over dit punt, maar dat heeft niet plaatsgevonden.
Om het explosiegevaar te kunnen beoordelen is in dit licht ook van belang om te weten wat de inhoud van de woning van verdachte is. De inhoud van de woning is niet nagerekend. Dit had wel voor de hand gelegen.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat het dossier, dat al op 18 maart 2015 bij het openbaar ministerie is ontvangen, onvoldoende kritisch is bekeken, waardoor nader onderzoek is uitgebleven. Het alsnog uitvoeren van een technisch onderzoek naar de hoeveelheid gas in de woning en de verhouding tussen het gas en de zuurstof in de woning, is niet meer mogelijk. De rechtbank zal het dan ook moeten doen met dit dossier.
De rechtbank is, gelet op het ontbreken van nadere informatie en de constatering dat nader onderzoek thans nutteloos is, van oordeel dat niet kan worden vastgesteld of er in de woning van verdachte sprake is geweest van explosiegevaar. Verdachte dient dan ook te worden vrijgesproken van het onder feit 2 tenlastegelegde.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte:
Met betrekking tot feit 1:
op 2 maart 2015 in de gemeente Kerkrade ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om opzettelijk een ontploffing teweeg te brengen in een pand, gelegen aan de [adres] , terwijl daarvan gemeen gevaar voor dat pand en belendende percelen en
levensgevaar voor zich in dat pand en belendende percelen bevindende personen, te duchten was, met dat opzet de gasslang van het gasfornuis in voornoemd pand kapot heeft gesneden en een aantal theelichtjes heeft ontstoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
Met betrekking tot feit 1:
poging tot opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan levensgevaar voor een ander en gemeen gevaar voor goederen te duchten is.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

Door de psychiater, dr. [naam psychiater] en de psycholoog, drs. [naam psycholoog] , is omtrent de geestvermogens van verdachte op respectievelijk 15 juli 2015 en 6 augustus 2015 een rapportage uitgebracht. Zij hebben hun bevindingen op de zitting van 31 augustus 2015 nog eens toegelicht. Beide gedragsdeskundigen hebben geconcludeerd dat bij verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de vorm van een psychotische stoornis NAO en alcoholmisbruik. Van deze ziekelijke stoornis was ook ten tijde van het hierboven bewezenverklaarde sprake. Toen is verdachte in een psychose geraakt. De gedragsdeskundigen concluderen dat verdachte ontoerekeningsvatbaar moet worden geacht.
Op grond van voormelde rapportage is de rechtbank van oordeel dat verdachte ontoerekeningsvatbaar was ten tijde van het plegen van het bewezenverklaarde feit. De rechtbank zal verdachte derhalve ontslaan van alle rechtsvervolging.

6.De maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht, gevorderd aan de verdachte op te leggen de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat aan verdachte de maatregel wordt opgelegd van plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis als bedoeld in artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De gedragsdeskundigen concluderen in de hiervoor genoemde rapportages dat er thans nog steeds sprake is van een psychotische toestand bij verdachte en dat het recidiverisico hoog is. Om de kans op recidive te verkleinen is volgens hen een klinisch-psychiatrische behandeling noodzakelijk. De gedragsdeskundigen adviseren een dergelijke behandeling te laten plaatsvinden in een psychiatrisch ziekenhuis als bedoeld in artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht.
Ter terechtzitting van 31 augustus 2015 hebben beide deskundigen verklaard dat het nog altijd niet mogelijk is om vast te stellen of verdachte lijdt aan een persoonlijkheidsstoornis, omdat er nog steeds sprake is van een psychotische toestand bij verdachte, zelfs nu nog vandaag op de zitting. Verdachte heeft in detentie nog geen medicatie of behandeling gekregen. Pas op het moment dat hij niet meer psychotisch is, kan nader onderzoek naar zijn persoonlijkheid worden gedaan. Het recidivegevaar kan volgens de gedragsdeskundigen voldoende ingeperkt worden door verdachte gedurende maximaal een jaar in een psychiatrisch ziekenhuis klinisch-psychiatrisch te behandelen. De verwachting is dat de psychotische toestand van verdachte, nu hiervan pas voor het eerst in zijn leven sprake is, goed behandeld kan worden met medicatie. Oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling is volgens de gedragsdeskundigen niet noodzakelijk om het recidivegevaar verder te verkleinen. Enerzijds verwachten zij dat het recidivegevaar voldoende wordt verkleind indien verdachte klinisch-psychiatrisch wordt behandeld, anderzijds is een aansluitende plaatsing in het kader van de Wet BOPZ mogelijk indien het recidivegevaar na een jaar nog te hoog zou blijken te zijn.
Gelet op de conclusies van de gedragsdeskundigen is de rechtbank van oordeel dat er een basis is om aan verdachte de maatregel van plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis op te leggen. Zij zal deze maatregel dan ook aan verdachte opleggen. Oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling, zoals gevorderd door de officier van justitie, acht de rechtbank niet geïndiceerd. De gedragsdeskundigen hebben immers aangegeven dat het recidivegevaar voldoende kan worden verkleind als verdachte in een psychiatrisch ziekenhuis wordt behandeld en er is volgens hen geen verhoogde mate van beveiliging nodig. Daarnaast is het op dit moment onduidelijk of er bij verdachte sprake is van een persoonlijkheidsstoornis die noopt tot oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen Wetboek van Strafrecht art. 37, 45, 157 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt de verdachte vrij van het onder 2 ten laste gelegde feit.
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd.
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feit/de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • ontslaat verdachte van alle rechtsvervolging.
Maatregel
- legt aan verdachte de maatregel op van plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis voor de duur van 1 jaar.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.S. Holthuis, voorzitter, mr. B.G.L. van der Aa en
mr. C.G.A. Wouters, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.W.J. Reuvers, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 14 september 2015.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 2 maart 2015 in de gemeente Kerkrade ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om opzettelijk een ontploffing teweeg te brengen en/of opzettelijk brand te stichten in een pand, gelegen aan de [adres] , terwijl daarvan gemeen gevaar voor dat (gehele) pand en/of belendende percelen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor zich in dat pand en/of belendende percelen bevindende personen, in elk geval levensgevaar en/of
gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was, met dat opzet de gasslang van het gasfornuis in voornoemd pand kapot heeft gesneden en/of een aantal theelichtjes heeft ontstoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 2 maart 2015 in de gemeente Kerkrade ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [naam brandweerman 1] en/of [naam brandweerman 2] en/of [naam brandweerman 3] en/of [naam brandweerman 4] , allen werkzaam bij de brandweer, opzettelijk van het leven te beroven, in zijn, verdachtes, woning de gasslang kapot heeft gesneden en/of in die woning theelichtjes heeft ontstoken en/of (vervolgens) de woning heeft verlaten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer: 03/700103-15
Proces-verbaal van de openbare zitting van 14 september 2015 in de zaak tegen:
[naam verdachte],
geboren te [geboortedatum verdachte] ,
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Sittard, locatie De Geerhorst, Op de Geer 1 te Sittard.
Raadsvrouw is mr. M.J.M. van Vugt, advocaat te Maastricht.
Tegenwoordig:
mr. , rechter,
mr. , officier van justitie,
dhr./mevr. , griffier.
De rechter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is niet in de zittingzaal aanwezig. Ter terechtzitting van 31 augustus 2015 heeft hij afstand gedaan van zijn recht in persoon bij de uitspraak aanwezig te zijn.
De rechter spreekt het vonnis uit.
Dit proces-verbaal is vastgesteld en ondertekend door de rechter en de griffier.