Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.De procedure
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
allearbeidsovereenkomsten van werknemers die zich bezighouden met de kerntaken van haar bedrijf – het hovenierswerk – te beëindigen. Athes heeft ter zitting gesteld dat het de bedoeling is dat (ervan uitgaand dat die arbeidsovereenkomsten ook kunnen worden beëindigd) de beide bestuurders ‘de schoffel’ weer ter hand gaan nemen. Gelet op de omvang van de onderhoudscontracten waarvoor Athes zich in 2016 heeft ingeschreven (verwezen wordt naar bijlage 11), is die stelling volstrekt onaannemelijk. Zelfs indien slechts één of enkele van de in die bijlage vermelde offertes aan Athes wordt / worden gegund, zijn die projecten dermate omvangrijk dat die onmogelijk door de twee bestuurders zelf naast hun andere taken kunnen worden verricht. Ook anderszins heeft Athes desgevraagd geen nadere toelichting gegeven op de wijze waarop zij denkt na de beoogde personeelsreductie haar hoveniersbedrijf te blijven uitoefenen (uitzendkrachten?, zzp’ers?).
– zoals hiervoor reeds is aangehaald – op grond van de per 1 juli 2015 in werking getreden delen van de Wwz vanwege het geldende opzegverbod aan Athes op dit moment geen toestemming zou hebben verleend om de arbeidsovereenkomst met [verweerder] op te zeggen.