ECLI:NL:RBLIM:2015:7198

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
21 augustus 2015
Publicatiedatum
21 augustus 2015
Zaaknummer
4343524 CV EXPL 15-7321
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van bedrijfsruimte in kort geding wegens niet-nakomen van exploitatieplicht

In deze zaak, die voor de Rechtbank Limburg te Maastricht is behandeld, vorderde Inbev Nederland N.V. de ontruiming van een bedrijfsruimte die door J&M Maastricht B.V. werd gehuurd. De huurovereenkomst was aangegaan voor een periode van vijf jaar, met een einddatum op 30 juni 2016. J&M had echter sinds oktober 2014 de exploitatie van het gehuurde gestaakt en had de huurovereenkomst opgezegd. Inbev stelde dat J&M haar verplichtingen uit de huurovereenkomst niet nakwam, wat leidde tot de vordering tot ontruiming.

De procedure begon met een dagvaarding op 5 augustus 2015, gevolgd door een mondelinge behandeling op 20 augustus 2015. De kantonrechter oordeelde dat er voldoende spoedeisend belang was bij de vordering van Inbev. De rechter overwoog dat er met een redelijke mate van zekerheid aangenomen kon worden dat een bodemprocedure zou leiden tot de ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van het gehuurde, gezien het feit dat J&M haar exploitatieplicht niet nakwam.

De kantonrechter besloot dat J&M binnen zes weken na betekening van het vonnis de bedrijfsruimte moest verlaten en ontruimen, en veroordeelde J&M tot betaling van de proceskosten aan de zijde van Inbev, die op dat moment waren begroot op € 798,63. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde werd afgewezen. Dit vonnis is op 21 augustus 2015 gewezen door mr. P. Hoekstra en in het openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Burgerlijk recht
Zaaknummer: 4343524 CV EXPL 15-7321
Vonnis in kort geding van 21 augustus 2015
in de zaak van
de naamloze vennootschap
INBEV NEDERLAND N.V.,
gevestigd en kantoorhoudend te Breda,
eisende partij,
gemachtigde: mr. C.M.F. Pennings
tegen
de besloten vennootschap
J&M MAASTRICHT B.V.,
gevestigd en kantoorhoudend te Heerlen,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. D.D.J.M. Gulpers.
Partijen zullen hierna Inbev en J&M genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het exploot van dagvaarding d.d. 5 augustus 2015
  • de van de zijde van J&M op 18 augustus 2015 ontvangen stukken
  • de mondelinge behandeling ter zitting van 20 augustus 2015.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
J&M huurt sinds 1 juli 2011 van Inbev de bedrijfsruimte met aanhorigheden staande en gelegen te Heerlen aan het [adres] . Op de huurovereenkomst zijn algemene voorwaarden van toepassing.
2.2.
Artikel 1.3 van de huurovereenkomst luidt:

Het gehuurde zal door van vanwege huurder uitsluitend worden bestemd om te worden gebruikt als horecabedrijf met drankenfocus in de zin van art. 7:290 BW.
2.3.
Artikel 6.1 van de algemene voorwaarden luidt - voor zover thans relevant -:

Huurder zal het gehuurde – gedurende de gehele duur van de huurovereenkomst - daadwerkelijk, geheel, behoorlijk en zelf gebruiken uitsluitend overeenkomstig de in de huurovereenkomst aangegeven bestemming. (…)
2.4.
De huurovereenkomst is aangegaan voor de duur van vijf jaar, derhalve tot en met 30 juni 2016, en is door J&M bij brief van 19 februari 2015 tegen laatstgenoemde datum opgezegd.
2.5.
J&M heeft de exploitatie sinds oktober 2014 gestaakt en heeft ter zitting kenbaar gemaakt voornemens te zijn de exploitatie ook gestaakt te houden.

3.De vordering

3.1.
Inbev vordert de veroordeling van J&M om binnen vijf dagen na betekening van dit vonnis het gehuurde te verlaten en te ontruimen met al de hare en het hare en onder afgifte van de sleutels ter vrije en algehele beschikking van Inbev te stellen, onder verwijzing van J&M in de proceskosten.
3.2.
J&M heeft gemotiveerd verweer gevoerd, waarop hierna voor zover nodig zal worden ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Het gestelde spoedeisende belang bij exploitatie van het gehuurde wordt voldoende aannemelijk geacht.
4.2.
Om een voorziening te kunnen treffen als gevorderd, dient met een redelijke mate van zekerheid aangenomen te kunnen worden dat in een bodemprocedure zal worden geoordeeld dat deze - of een vergelijkbare - vordering (in dit geval: een vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde) zal slagen. Bij deze beoordeling kan dus slechts een voorlopig oordeel worden gegeven en die beoordeling moet geschieden op basis van hetgeen in deze korte procedure naar voren is gebracht en aannemelijk is gemaakt.
4.3.
Naar het oordeel van de kantonrechter kan met een redelijke mate van zekerheid aangenomen worden dat een eventuele vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst in een bodemprocedure zou slagen, reeds omdat vaststaat dat J&M de op haar rustende verbintenis om het gehuurde te exploiteren sinds oktober 2014 niet nakomt. De hele discussie tussen partijen over de huurachterstand enerzijds en de eventuele verrekeningsbevoegdheid van J&M anderzijds (vanwege door haar noodzakelijk gedane investeringen in het gehuurde) kan daar simpelweg niet aan afdoen (waarbij het partijen uiteraard vrij staat om elkaar te dien aanzien in de toekomst in rechte te betrekken, maar dat geheel terzijde). De kantonrechter ziet evenwel aanleiding om de ontruimingstermijn op zes weken te stellen.
4.4.
J&M zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld tot betaling van de proceskosten, aan de zijde van Inbev tot de datum van dit vonnis begroot op € 798,63, bestaande uit € 600,00 aan salaris gemachtigde, € 116,00 aan griffierecht en € 82,63 aan explootkosten.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt J&M om binnen zes weken na betekening van dit vonnis de bedrijfsruimte met aanhorigheden, staande en gelegen te Heerlen aan het [adres] , te verlaten en te ontruimen met al de hare en het hare en onder afgifte van de sleutels ter vrije en algehele beschikking van Inbev te stellen,
5.2.
veroordeelt J&M tot betaling van de proceskosten, aan de zijde van Inbev tot de datum van dit vonnis begroot op € 798,63,
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Hoekstra en is in het openbaar uitgesproken.
RK