ECLI:NL:RBLIM:2015:7196

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
21 augustus 2015
Publicatiedatum
21 augustus 2015
Zaaknummer
C/03/209583 KG ZA 15-414
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Executiegeschil in kort geding over ontruiming van woning en garage

In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van een kort geding, is er een geschil ontstaan tussen [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] (tezamen eisers) en Woningstichting Heemwonen (gedaagde) over de executie van een ontruimingsvonnis. De eisers hebben een huurovereenkomst voor een woning en een garage, maar zijn in betalingsachterstand geraakt. De kantonrechter heeft op 22 juli 2015 een vonnis gewezen waarin de huurovereenkomsten zijn ontbonden en de eisers zijn veroordeeld tot ontruiming. De eisers hebben hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis en vorderen in het kort geding dat de executie van het ontruimingsvonnis wordt geschorst, omdat zij stellen dat Heemwonen geen in redelijkheid te respecteren belang heeft bij de executie. De voorzieningenrechter oordeelt dat er geen juridische of feitelijke misslagen zijn in het vonnis van de kantonrechter en dat de omstandigheden die door de eisers zijn aangevoerd, niet voldoende zijn om de executie te schorsen. De vorderingen van de eisers worden afgewezen, en zij worden hoofdelijk veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: C/03/209583 KG ZA 15-414
Vonnis in kort geding van 21 augustus 2015
in de zaak van:

1.[eiser sub 1] ,

2.
[eiseres sub 2] ,
beiden wonend te [woonplaats] ,
eiser sub 1 en sub 2, tezamen eisers,
advocaat mr. J.P.H. Timmermans,
tegen:
de stichting
WONINGSTICHTING HEEMWONEN,
gevestigd te Kerkrade,
gedaagde,
advocaat mr. C.J.P. Schellekens.
Partijen zullen hierna [eiser sub 1] , [eiseres sub 2] en Heemwonen genoemd worden, waarbij twee eerstgenoemden tezamen ook wel zullen worden aangeduid als [eiser] (mannelijk enkelvoud).

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 4 augustus 2015
  • de akte overlegging nadere producties aan de zijde van [eiser]
- de mondelinge behandeling van 7 augustus 2015, waarbij [eiser] is verschenen, bijgestaan door mr. Timmermans en namens Heemwonen mr. Schellekens is verschenen, vergezeld van mw. [naam sociaal consulent] , sociaal consulent bij Heemwonen.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] en de rechtsvoorgangster van Heemwonen hebben op 1 augustus 1991 een huurovereenkomst gesloten voor de woning gelegen aan de [adres 1] te [woonplaats] (hierna: de woning). Daarnaast hebben zij op 1 juni 1999 een huurovereenkomst gesloten met betrekking tot de garage, aangemerkt als nummer 2, gelegen aan de [adres 2] te [woonplaats] (hierna: de garage).
2.2.
In de periode vanaf juli respectievelijk november 2004 heeft [eiser] betalings-achterstanden laten ontstaan ten aanzien van zowel de huur van de woning als de garage.
2.3.
Na [eiser] diverse malen te hebben verzocht dan wel gesommeerd om de huurachterstanden in te lopen en de lopende huurtermijnen bij vooruitbetaling vóór de eerste van de maand te voldoen, heeft Heemwonen bij dagvaarding van 29 januari 2015 een ontbindings- en ontruimingsprocedure jegens [eiser] aangebracht bij de kantonrechter van deze rechtbank, locatie Maastricht.
2.4.
Bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis van 22 juli 2015 (zaaknummer: 3834838 CV EXPL 15-1205) heeft de kantonrechter de tussen partijen bestaande huurover-
eenkomsten per die datum ontbonden en [eiser] veroordeeld tot ontruiming van de woning en garage binnen veertien dagen na betekening van het vonnis. De kantonrechter heeft hiertoe overwogen dat [eiser] , door een betalingsachterstand te laten ontstaan en de huur structureel niet bij vooruitbetaling voor de eerste van de maand te voldoen, ernstig tekort is geschoten in zijn uit de huurovereenkomsten voortvloeiende verplichtingen.
2.5.
Op 29 juli 2015 heeft Heemwonen het vonnis van 22 juli 2015 aan [eiser] laten betekenen met de aanzegging dat, indien de ontruiming niet plaatsvindt binnen twee weken na betekening van het vonnis, gerechtelijke ontruiming zal plaatsvinden tegen 13 augustus 2015, vanaf 10.30 uur.
2.6.
[eiser] heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van 22 juli 2015.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert - verkort weergegeven - dat de voorzieningenrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad,:
Heemwonen zal verbieden om het bepaalde in rechtsoverweging 5.2. en 5.8. van het in het vonnis van 22 juli 2015 weergegeven dictum te executeren, althans zal verbieden om dit hangende de hoger beroepsprocedure te executeren, althans zal verbieden om dit te executeren zolang [eiser] geen vergelijkbare vervangende woonruimte heeft gevonden, dan wel dat de voorzieningenrechter de tenuitvoer-legging op deze punten zal schorsen, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,- voor iedere keer dat Heemwonen in strijd handelt met hetgeen de voorzieningenrechter ten aanzien van het voorgaande bepaalt;
Heemwonen zal veroordelen om binnen achtenveertig uur, althans binnen een in goede justitie te bepalen redelijke termijn, aan [eiser] een positieve verhuurdersverklaring te verstrekken met de inhoud zoals weergegeven onder punt 2. van het in de dagvaarding weergegeven petitum, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,- voor iedere dag of dagdeel dat Heemwonen hiermee in gebreke blijft;
Heemwonen zal veroordelen tot betaling van de proces- en de nakosten.
3.2.
Aan zijn vordering zoals weergegeven onder 3.1. sub a. van dit vonnis legt [eiser] ten grondslag dat, nu Heemwonen geen in redelijkheid te respecteren belang heeft bij gebruikmaking van haar executiebevoegdheid, zij bij de executie van de bij het vonnis van 22 juli 2015 uitgesproken ontruiming, misbruik maakt van haar recht. Ter onderbouwing hiervan stelt [eiser] enerzijds dat het ontruimingsvonnis klaarblijkelijk op een juridische of feitelijke misslag berust, en anderzijds dat de executie, op grond van na het vonnis voorgevallen en aan het licht gekomen feiten en omstandigheden - waaronder de omstandigheden dat alternatieve huisvesting voor [eiser] ontbreekt, het voor [eiser] medisch noodzakelijk is om huisvesting te hebben, [eiser] inspanningen heeft verricht om de huurachterstand in te lopen en de lopende huur tijdig te voldoen en een traject van beschermingsbewind is opgestart -, een klaarblijkelijke noodtoestand zullen doen ontstaan. Ten aanzien van de vordering zoals weergegeven onder 3.1. sub b. van dit vonnis stelt [eiser] dat, nu hij niet over de financiële middelen beschikt om in de vrije sector te huren, de niet-verstrekking van een positieve verhuurdersverklaring door Heemwonen tot gevolg zal hebben dat hij (na ontruiming) geen vervangende woonruimte zal vinden. Dat Heemwonen in onderhavige casus haar beleid ten aanzien van verhuurdersverklaringen handhaaft, is dan ook naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar, aldus [eiser]
3.3.
Heemwonen heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Het spoedeisend belang volgt uit de aard van de zaak alsmede uit de stellingen van [eiser] Het geschil tussen partijen is te kwalificeren als een executiegeschil dat valt onder de reikwijdte van artikel 438 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, zodat de voorzieningenrechter bevoegd is om van het geschil kennis te nemen.
4.2.
Met partijen wenst de voorzieningenrechter voorop te stellen dat in een executie-geschil met betrekking tot een vonnis als het onderhavige, staking van de tenuitvoerlegging van het vonnis bevolen kan worden, indien geoordeeld wordt dat de executant - mede gelet op de belangen aan de zijde van de geëxecuteerde - geen in redelijkheid te respecteren belang heeft bij gebruikmaking van zijn bevoegdheid om tot executie over te gaan (artikel 3:13 van het Burgerlijk Wetboek). Van een dergelijke situatie kan volgens vaste jurisprudentie sprake zijn, indien het te executeren vonnis klaarblijkelijk op een juridische of feitelijke misslag berust, dan wel indien de executie op grond van ná het vonnis voorgevallen of aan het licht gekomen feiten klaarblijkelijk aan de zijde van de geëxecuteerde een noodtoestand zal doen ontstaan, waardoor een onverwijlde tenuitvoerlegging niet kan worden aanvaard.
4.3.
Voor zover [eiser] zijn vordering zoals weergegeven onder rechtsoverweging 3.1. sub a. van dit vonnis heeft gestoeld op de stelling dat de kantonrechter een misslag heeft begaan, door in zijn vonnis vast te stellen dat er ten tijde van het wijzen van het vonnis een huurachterstand van drie maanden bestond, kan de voorzieningenrechter [eiser] hierin niet volgen. Hiertoe wordt als volgt overwogen.
4.4.
In de rechtsoverwegingen 4.3. tot en met 4.5. van het vonnis van 22 juli 2015 is gemotiveerd uiteengezet hoe de kantonrechter tot het oordeel is gekomen dat er ten tijde van het wijzen van het vonnis een huurachterstand van drie maanden bestond. De enkele omstandigheid dat deze motivering en de hieraan verbonden oordelen [eiser] niet bevredigen, kan in onderhavig geschil niet tot het oordeel te leiden dat sprake is van een juridische of feitelijke misslag in dat vonnis. Zoals [eiser] ter mondelinge behandeling van dit geschil ook zelf heeft onderkend, brengt het gesloten stelsel van rechtsmiddelen mee, dat de vraag over het al dan niet bij vooruitbetaling verschuldigd zijn van de huur in de hoger beroepsprocedure dient te worden beoordeeld. Een beoordeling op dit punt zou de voorzieningenrechter nopen om plaats te nemen op de stoel van de appelrechter, hetgeen in een executiegeschil niet is toegestaan.
Het gegeven dat uit het door [eiser] bij dagvaarding als productie 8 overgelegde betalingsoverzicht blijkt dat [eiser] slechts de huur over de maanden maart 2014 en januari 2015 niet heeft voldaan (derhalve twee maanden), kan niet de conclusie rechtvaardigen dat sprake is van een vergissing in het vonnis die zodanig in het oog springt dat daarover geen redelijke twijfel kan bestaan. Anders dan [eiser] ter mondelinge behandeling heeft lijken te betogen, kan uit het vonnis van 22 juli 2015 namelijk niet redelijkerwijs worden afgeleid dat in het oordeel van de kantonrechter, inhoudende dat sprake is van drie maanden huurachterstand, tevens het oordeel besloten ligt dat deze achterstand enkel is ontstaan door de niet-betaling van de huur. Uit rechtsoverweging 4.5. blijkt duidelijk dat de kantonrechter ook de niet tijdig voldane huur over de maand maart 2015 in zijn oordeel heeft betrokken.
4.5.
Daar geen andere feiten of omstandigheden gesteld zijn waaruit blijkt dat in het vonnis van 22 juli 2015 sprake is van een vergissing - in het recht of de feiten - die zodanig in het oog spring dat daarover geen redelijke twijfel kan bestaan, kan niet geoordeeld worden dat er sprake is van een juridische of feitelijke misslag.
4.6.
Voor wat betreft de vraag of na het vonnis aan het licht gekomen feiten klaarblijkelijk aan de zijde van [eiser] een noodtoestand doen ontstaan, kunnen alleen nova - feiten en omstandigheden die ten tijde van de procedure bij de kantonrechter niet bekend waren - in overweging worden genomen. Feiten en omstandigheden ten aanzien waarvan verzuimd is om deze aan te voeren of die in de vorige procedure reeds aan bod zijn gekomen, kunnen derhalve niet betrokken worden bij de vraag of executie op deze grond kan worden geschorst.
4.7.
Ten aanzien van de stelling van [eiser] dat hij na de executie van het vonnis van 22 juli 2015 zonder huisvesting en opslagmogelijkheden komt te zitten, merkt de voorzie-ningenrechter op dat dit een aan het wijzen van het ontruimingsvonnis inherente omstandig-heid is, die al bij de eerdere belangenafweging door de kantonrechter is betrokken. Deze omstandigheid kan, hoe verstrekkend dan ook, om die reden niet gekwalificeerd worden als een ná het ontruimingsvonnis voorgevallen of aan het licht gekomen omstandigheid. Dat, zoals [eiser] gesteld heeft, de medische situatie van de onder sub 1 van dit vonnis vermelde eiser, de heer [eiser sub 1] , ertoe zal leiden dat de ontruiming [eiser] zwaar treft, levert naar het oordeel van de voorzieningenrechter evenmin een rechtsgeldige grond voor schorsing op. Hoewel de voorzieningenrechter, mede op grond van de als productie 7 bij dagvaarding overgelegde medische verklaringen, inziet dat de medische situatie van de heer [eiser sub 1] zorgwekkend is en hij het aannemelijk acht dat de gezondheid van de heer [eiser sub 1] gebaat is bij de huidige woonsituatie kan, nu de medische situatie reeds in de procedure bij de kantonrechter aan de orde is gesteld en gesteld noch gebleken is dat de medische situatie ná het wijzen van het vonnis nijpender is geworden, niet geoordeeld worden dat er sprake is van een novum in vorenbedoelde zin.
4.8.
[eiser] heeft verder aangevoerd dat hij zich na het op 22 juli 2015 gewezen vonnis inspant om zijn financiële situatie op orde te brengen, een betalingsregeling voor de huurachterstand te treffen dan wel deze in één keer te voldoen en de lopende huur bij vooruitbetaling te voldoen. Zonder nadere toelichting, die niet gegeven is, valt echter niet in te zien hoe voornoemde omstandigheden de conclusie kunnen rechtvaardigen dat er bij de ontruiming een noodtoestand aan de zijde van [eiser] zal ontstaan. Het is weliswaar aannemelijk dat het traject van beschermingsbewind en de verbetering van de financiële situatie bemoeilijkt zullen worden door de ontruiming, echter heeft [eiser] niet aan kunnen tonen dat dit tot een noodtoestand, als bedoeld in rechtsoverweging 4.2., zal leiden. Daarbij heeft tevens te gelden dat het reeds vanaf de eerste correspondentie met Heem-wonen, op de weg van [eiser] had gelegen om - hoe inspannend dit in onderhavig geschil ook mocht zijn - te anticiperen op een mogelijke ontruiming en derhalve de uit de huurovereenkomst voortvloeiende verplichtingen naar behoren na te komen. Nu [eiser] gedurende lange tijd tekort is geschoten, is het niet onbegrijpelijk dat Heemwonen er thans geen vertrouwen meer in heeft dat [eiser] zich als goed huurders zal gaan gedragen.
4.9.
Voor zover [eiser] nog heeft willen betogen dat het door hem ingestelde hoger beroep meebrengt dat Heemwonen misbruik maakt van haar bevoegdheid tot executie, treft dit geen doel. Het vonnis van 22 juli 2015 is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat Heemwonen een executoriale titel heeft op grond waarvan zij tot ontruiming van de woning mag overgaan. De enkele omstandigheid dat het belang van [eiser] om de uitspraak in hoger beroep af te wachten groter is dan het belang van Heemwonen om het vonnis te kunnen executeren, brengt in het licht van de onder rechtsoverweging 4.2. weergegeven maatstaf, dan ook niet mee dat er sprake is van misbruik van executierecht.
4.10.
Het voor overwogene leidt tot de conclusie dat er geen feiten en omstandigheden zijn die aan de tenuitvoerlegging van het vonnis van 22 juli 2015 in de weg staan. De gevorderde voorziening zoals weergegeven onder rechtsoverweging 3.1. sub a. van dit vonnis zal dan ook worden afgewezen.
4.11.
In het licht van het voorgaande dient te worden opgemerkt dat Heemwonen ter mondelinge behandeling toegezegd heeft, de executie van het vonnis voor wat betreft de ontruiming van de woning en de garage, vanaf de mondelinge behandeling gedurende veertien dagen op te schorten.
4.12.
De voorziening zoals gevorderd onder rechtsoverweging 3.1. sub b. van dit vonnis zal worden afgewezen. Hiertoe wordt het navolgende overwogen. In onderhavig geschil is geen sprake van de niet-verstrekking van een verhuurdersverklaring door Heemwonen. Vanwege haar maatschappelijke plicht jegens opvolgende verhuurders wenst Heemwonen op de door haar te verstekken verhuurdersverklaring enkel melding te maken van de lopende gerechte-lijke procedures tussen haar en [eiser] Daar het niet vermelden van deze procedures ertoe leidt dat op de verhuurdersverklaring een onjuist beeld van de werkelijkheid wordt geschetst en het niet onaannemelijk is dat derden naar dit onjuist geschetste beeld gaan handelen, kan van Heemwonen niet in redelijkheid worden verwacht dat zij een positieve verhuurdersverklaring aan [eiser] verstrekt.
4.13.
[eiser sub 1] en [eiseres sub 2] zullen, als de in het ongelijk gestelde partij, hoofdelijk worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van Heemwonen worden tot op heden begroot op:
griffierecht: € 613,00
salaris advocaat:
€ 816,00
totaal € 1.429,00

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst het gevorderde af,
5.2.
veroordeelt [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] hoofdelijk, des dat als de een betaalt de ander is bevrijd, in de proceskosten aan de zijde van Heemwonen tot op heden begroot op
€ 1.429,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Hoekstra en in het openbaar uitgesproken.
type: NG