In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 20 augustus 2015 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een verhuurder en een huurder. De verhuurder, vertegenwoordigd door mr. A.J.J. Kreutzkamp, vorderde ontruiming van de studio die aan de huurder, vertegenwoordigd door mr. R.C.C.M. Nadaud, was verhuurd. De verhuurder stelde dat de huurder in gebreke was gebleven met de huurbetalingen over de maanden juni tot en met augustus 2015, en dat er bovendien klachten waren over overlast veroorzaakt door de huurder. De huurder had een betalingsachterstand van drie maanden en de verhuurder stelde dat deze betalingsonmacht het gevolg was van een beslistermijn van een bijstandsaanvraag, wat volgens de rechtbank in de risicosfeer van de huurder lag.
De rechtbank oordeelde dat de huurder ernstig tekort was geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen uit de huurovereenkomst, en dat het aannemelijk was dat een bodemrechter de huurovereenkomst zou ontbinden. De vordering tot ontruiming werd toegewezen, met een termijn van veertien dagen na betekening van het vonnis. Daarnaast werd de huurder veroordeeld tot betaling van achterstallige huur en proceskosten. De rechtbank oordeelde dat de verhuurder voldoende spoedeisend belang had bij de ontruiming, gezien de financiële gevolgen van de betalingsachterstand en de overlast voor omwonenden.
De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van huurders met betrekking tot tijdige huurbetalingen en de gevolgen van overlast voor de verhuurder en andere bewoners. De rechtbank wees de vorderingen van de verhuurder grotendeels toe, met uitzondering van enkele aanvullende vorderingen die niet voldoende waren onderbouwd.