ECLI:NL:RBLIM:2015:7131

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
16 juli 2015
Publicatiedatum
20 augustus 2015
Zaaknummer
03/208091 / HA RK 15-146
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van een rechter in een faillissementszaak en de beoordeling van onpartijdigheid

In deze zaak heeft de rechtbank Limburg op 16 juli 2015 uitspraak gedaan over een verzoek tot wraking van rechter mr. M.J.A.G. van Baal. Het verzoek werd ingediend door de advocaat van verzoekster, die stelde dat de rechter in een eerdere zaak onbegrijpelijke gronden had gehanteerd bij de faillietverklaring van een andere vennootschap, wat volgens de advocaat een schending van elementaire rechtsbeginselen inhield. De wrakingsprocedure vond plaats naar aanleiding van een zitting op 30 juni 2015, waar de rechter niet berustte in het wrakingsverzoek en de behandeling ter zitting wenste bij te wonen. De wrakingskamer heeft de argumenten van verzoekster en de rechter gehoord en beoordeeld. De wrakingskamer concludeerde dat de inhoud van een eerder vonnis en de schending van rechtsbeginselen in beginsel geen grond voor wraking vormen, aangezien hiervoor normale rechtsmiddelen beschikbaar zijn. De wrakingskamer oordeelde dat er geen objectieve rechtvaardiging was voor de vrees van verzoekster dat de rechter niet onpartijdig zou zijn. Het verzoek tot wraking werd afgewezen, en de beslissing werd genomen door de meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee leden, met de griffier aanwezig. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Burgerlijk recht
Datum uitspraak : 16 juli 2015
Zaaknummer : 03/208091 / HA RK 15-146
Beslissing van de meervoudige kamer belast met de behandeling van wrakingszaken
in de zaak van
[verzoekster] ,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
advocaat: mr. M.A. Vles,
indiener van een verzoek dat strekt tot wraking van:
mr. M.J.A.G. van Baal, rechter in deze rechtbank (hierna: de rechter).

1.Het verloop van de procedure

Tijdens de zitting op 30 juni 2015 in de zaak met rekestnummer C/03/207006 / FT RK 15/814 inzake de behandeling van het verzoek van mr. P.W.M. Broekmans, in zijn hoedanigheid van curator (in het faillissement van [naam 1] VOF, [naam 2] en [naam 3] ), om [verzoekster] in staat van faillissement te verklaren, heeft de advocaat van [verzoekster] (hierna: verzoekster), een verzoek tot wraking gedaan van de rechter belast met de behandeling van de zaak. De rechtbank heeft op 10 juli 2015 een nadere schriftelijke onderbouwing van het verzoek tot wraking ontvangen.
De rechter heeft niet in het verzoek tot wraking berust en aangegeven dat zij de behandeling ter zitting wenst bij te wonen. Op 30 juni 2015 en op 10 juli 2015 heeft zij schriftelijk gereageerd.
De behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 13 juli 2015, waar de advocaat van verzoekster en de rechter zijn verschenen.

2.Standpunt van verzoekster

Verzoeksters advocaat heeft de rechter kort voorafgaand aan de zitting van 30 juni 2015 per fax verzocht zich te verschonen van behandeling van de zaak op de grond dat de rechter bij een eerder vonnis [naam 4] B.V. op onbegrijpelijke gronden en zonder inachtneming van elementaire (rechts)beginselen in staat van faillissement heeft verklaard, welk faillissement nadien door de rechtbank is vernietigd, en de betrokkenen bij [naam 4] B.V. en verzoekster dezelfde zijn. Nadat de rechter ter zitting dit verzoek heeft afgewezen, heeft de advocaat van verzoekster op deze zelfde grond een verzoek tot wraking van de rechter ingediend. Bij brief van 10 juli 2015 heeft de advocaat van verzoekster de relatie tussen de faillissementsaanvraag met betrekking tot verzoekster en het vonnis van de faillietverklaring van [naam 4] B.V. (in vereffening) nader beschreven.

3.Standpunt van de rechter

De rechter is van mening dat de omstandigheid dat zij in een andere kwestie tussen formeel (deels) andere procespartijen een beslissing heeft gegeven, niet maakt dat er in de zaak van verzoekster sprake is van een grond tot wraking. De rechter bestrijdt in welke hoedanigheid dan ook overleg te hebben gehad met de curator en geeft aan ook niet op de hoogte te zijn (geweest) van de gang van zaken in andere faillissementen die samenhangen met de zaak van verzoekster.

4.De beoordeling

Wraking is het middel dat partijen ten dienste staat om het hun – onder meer ingevolge artikel 6, eerste lid, van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden – toekomende recht op rechterlijke onpartijdigheid af te dwingen.
Van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden, kan in de eerste plaats sprake zijn in verband met de persoonlijke instelling van de rechter (de partijdigheid in subjectieve zin). Daarbij heeft als uitgangspunt te gelden dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, totdat het tegendeel komt vast te staan.
Daarnaast is wraking mogelijk als controleerbare feiten en omstandigheden, los van de persoonlijke instelling en het gedrag van de rechter, een partij grond geven te vrezen dat de rechter niet onpartijdig is (de partijdigheid in objectieve zin). In dat verband zijn de schijn van (on)partijdigheid en de overtuiging van de verzoekster relevant, maar is doorslaggevend of de zijdens verzoekster gestelde twijfel aan de onpartijdigheid objectief gerechtvaardigd is.
Ter zitting van de wrakingskamer is door de advocaat van verzoekster naar voren gebracht dat verzoekster, althans de aandeelhouder en de bestuurders, geen vertrouwen heeft in de rechter en dat dit gevoel is ontleend aan het eerdere vonnis in het faillissement van [naam 4] B.V., terwijl de advocaat tevens heeft verklaard niet te twijfelen aan de integriteit van de rechter. De grond voor wraking is door de advocaat toegespitst op het eerdere vonnis dat vervolgens in verzet is vernietigd en, mede in verband daarmee, op schending van elementaire rechtsbeginselen bij de zaaksbehandeling die heeft geleid tot dat vonnis.
De wrakingskamer overweegt dat de inhoud van een vonnis en schending van elementaire rechtsbeginselen in beginsel geen grond voor wraking kunnen vormen; daarvoor staan de normale rechtsmiddelen ter beschikking. Het feit dat een vonnis met het aanwenden van een rechtsmiddel is vernietigd, is evenmin een grond voor wraking, nu daaruit niet volgt dat een rechter, objectief of subjectief, vooringenomen is (geweest). Het enkele feit dat het vonnis in het faillissement van [naam 4] B.V. is vernietigd, brengt niet mee dat de rechter in de zaak van verzoekster, formeel een andere partij, vooringenomenheid moet worden aangerekend. De beweerdelijke schending van elementaire rechtsbeginselen in de zaak van [naam 4] B.V., wat daar ook van zij, geeft evenmin grond voor vrees voor vooringenomenheid. De wrakingskamer stelt vast dat kennelijk bij cliënten van de advocaat een subjectieve vrees voor vooringenomenheid is ontstaan, waarvoor geen objectieve rechtvaardiging is gegeven, maar welke naar de overtuiging van de wrakingskamer door een professionele rechtsbijstandverlener kan worden weggenomen.
De wrakingskamer overweegt dat de door verzoeksters advocaat aangevoerde feiten en omstandigheden geen grond geven te vrezen dat het de rechter aan onpartijdigheid ontbreekt noch is ten aanzien van de rechter de schijn van partijdigheid gewekt. Het verzoek tot wraking zal daarom worden afgewezen.

5.De beslissing

De wrakingskamer wijst het verzoek tot wraking af.
Deze beslissing is gegeven door mr. R.M.M. Kleijkers, voorzitter, mr. J.W. Rijksen en mr. A.K. Kleine, leden, in aanwezigheid van J.N. Buddeke, griffier, en uitgesproken op 16 juli 2015.
Tegen de beslissing van de wrakingskamer staat geen rechtsmiddel open.