ECLI:NL:RBLIM:2015:7064

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
29 juli 2015
Publicatiedatum
19 augustus 2015
Zaaknummer
3690741 CV EXPL 14-13042
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vergoeding van kosten door vrijwilliger op basis van driepartijen-overeenkomst

In deze zaak vorderde een licht verstandelijk beperkte vrijwilliger, na acht jaar onbetaald vrijwilligerswerk, vergoeding van kosten voor het fietsen van Valkenburg naar Bunde. De vordering was gebaseerd op een driepartijen-overeenkomst, waarin ook de instelling RADAR betrokken was. De kantonrechter oordeelde dat de overeenkomst voldoende handvatten bood voor de toekenning van het gevorderde bedrag, ondanks dat de berekeningswijze anders moest zijn. De tegenvordering van de ondernemer tot vergoeding van begeleidingsuren werd afgewezen, omdat er geen rechtsbasis voor was en de gemotiveerde stelplicht niet was nageleefd. De kantonrechter benadrukte dat de vrijwilliger gedurende zijn werkzaamheden nooit enige vergoeding voor reiskosten had ontvangen, wat in strijd was met de afspraken in de overeenkomst. De rechter oordeelde dat de vrijwilliger recht had op de gevorderde vergoeding van € 1.475,00, inclusief wettelijke rente vanaf 23 oktober 2014. De proceskosten aan de zijde van de vrijwilliger werden vastgesteld op € 470,80, terwijl de tegenvordering van de ondernemer werd afgewezen en deze werd veroordeeld tot betaling van € 200,00 aan proceskosten. Het vonnis werd uitvoerbaar verklaard bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer 3690741 CV EXPL 14-13042

Vonnis van de kantonrechter van 29 juli 2015

in de zaak

[eiser in conventie, gedaagde in reconventie]

wonend te [woonplaats] aan de [adres]
verder ook aan te duiden als “ [eiser in conventie, gedaagde in reconventie] ”
eisende partij in conventie
verwerende partij in reconventie
gemachtigde mr. M.H.J.M. Stassen, advocaat te Valkenburg aan de Geul (toev. 1GX4540)
tegen

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [naam] B.V.

handelend onder de naam
BUNDER BRÄU
gevestigd en kantoorhoudend te (6241 CW) Bunde (gemeente Meerssen) aan de Roggeveldstraat 14
verder ook aan te duiden als “ [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] ”
gedaagde partij in conventie
eisende partij in reconventie
gemachtigde mr. Ph.W.A.M. van Roy, advocaat te Beek (Limburg)

De procedure

in conventie
[eiser in conventie, gedaagde in reconventie] heeft [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] bij dagvaarding van 11 december 2014 in rechte betrokken ter zake van een vordering als omschreven en beargumenteerd in het exploot van dagvaarding, tegelijk waarmee zeven producties betekend zijn.
[gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] heeft - na herhaald uitstel - op 18 februari 2015 schriftelijk geantwoord zonder harerzijds producties in het geding te brengen.
[eiser in conventie, gedaagde in reconventie] heeft vervolgens voor repliek geconcludeerd (aangevuld met één extra productie) en [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] heeft hier schriftelijk op gereageerd.
Op de bij dupliek nog ingebrachte productie is door [eiser in conventie, gedaagde in reconventie] niet meer gereageerd, maar aan de inhoud ervan kan bij gebrek aan relevantie voorbijgegaan worden.
Hierna is vonnis bepaald, waarvan de uitspraak op vandaag gesteld is.
in reconventie
[gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] heeft tegelijk met het antwoord in conventie een tegenvordering ingesteld, ten dele onder verwijzing naar hetgeen in conventie al gesteld was.
[eiser in conventie, gedaagde in reconventie] heeft hier schriftelijk op geantwoord en verweer gevoerd tegen die vordering.
Partijen hebben daarna achtereenvolgens bij repliek respectievelijk dupliek de eigen stellingname nader schriftelijk uiteengezet.
Hierna is vonnis bepaald waarvan de uitspraak eveneens op vandaag gesteld is.

Het geschil

[eiser in conventie, gedaagde in reconventie] vordert de veroordeling van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] - bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad - tot betaling van € 1 475,00, nog te vermeerderen met de wettelijke rente over een hoofdsom van € 1 483,00 vanaf 23 oktober 2014 tot de datum van algehele voldoening, alsmede tot vergoeding van de aan zijn zijde te liquideren proceskosten.
De vordering vindt haar grondslag in de gedurende acht jaren door [eiser in conventie, gedaagde in reconventie] ten behoeve van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] verrichte werkzaamheden in het kader van een schriftelijk op 24 november 2006 vastgelegde “Overeenkomst Arbeidsintegratie”, een driepartijen-overeenkomst waarbij ook de instelkling “RADAR” betrokken was. Het contract inclusief de daarvan onderdeel uitmakende bijlage is in kopie overgelegd (producties 1 en 2).
Voor het verrichten van de werkzaamheden heeft [eiser in conventie, gedaagde in reconventie] kosten van vervoer per fiets (het traject Valkenburg-Bunde) gemaakt gedurende het gehele actieve tijdvak 6 november 2006 tot en met 23 september 2014 zonder daarvoor enige financiële vergoeding te mogen ontvangen, terwijl zulks wel uit de gemaakte afspraken voortvloeide. Voor zover een rechtsvordering ter zake door verjaring getroffen zou kunnen zijn, laat [eiser in conventie, gedaagde in reconventie] deze thans buiten beschouwing, doch in rechte claimt hij wel een met nadere feitelijke stellingen en stukken onderbouwd bedrag aan vergoeding van kosten voor het tijdvak 1 november 2009 tot en met 23 september 2014. Hij verwijst hiervoor naar een sommatie van zijn raadsman, die bij uitvoerig gemotiveerde brief van 15 oktober 2014 [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] aanschreef tot betaling van € 1 475,00 aan ‘onkostenvergoeding’, naar een directe kostenschatting ad € 1 340,00 en naar een extra kostenpost van € 143,00 wegens eigen bijdrage in het kader van toevoeging.
Naast de uitdrukkelijke bedingen in de overeenkomst beroept [eiser in conventie, gedaagde in reconventie] zich op de artikelen 6:248 en 6:212 BW. In ieder geval oordeelt hij dat [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] ongerechtvaardigd verrijkt is ten koste van [eiser in conventie, gedaagde in reconventie] en daarom tot schadevergoeding gehouden is. Hij refereert aan de kosten die hij [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] bespaard heeft door de fiets te verkiezen boven openbaar vervoer. Had hij wel steeds per openbaar vervoer gereisd, dan zou dit [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] , zo is haar dit voorgerekend, liefst € 7 232,79 netto gekost hebben. Ten onrechte doet [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] het voorkomen als zouden kosten van ‘strippenkaarten’ vergoed zijn (de eenmalig overgedragen, deels reeds verbruikte strippenkaart mag geen naam hebben in dit verband). De lichte verstandelijke beperking van [eiser in conventie, gedaagde in reconventie] vormt geen argument om hem een recht op vergoeding te ontzeggen en heeft ook nooit iets afgedaan aan de reële betekenis die het betrekkelijk eenvoudige en tot kennelijke tevredenheid vervulde ‘vrijwilligerswerk’ van betrokkene (ook) voor [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] had.
In reconventie verweert [eiser in conventie, gedaagde in reconventie] zich gemotiveerd tegen de uiterst ‘onaannemelijk en ongeloofwaardig’ geachte tegenvordering van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] . Ieder bewijs van een ter zake gemaakte ‘afspraak’ tot urenvergoeding is afwezig.
Daarnaast stelt [eiser in conventie, gedaagde in reconventie] zich in voortgezet debat ook gemotiveerd teweer tegen de tegenwerpingen die van de andere zijde tegen de zijnerzijds ingestelde vordering tot vergoeding van gemaakte reële kosten ingebracht zijn. Hij bestrijdt in het bijzonder dat het meer dan zeer incidenteel voorgekomen is dat [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] hem heeft moeten (laten) ophalen omdat hij onderweg met de fiets gestrand was of dat extreem weer het fietsen onmogelijk maakte; zo’n incident mag dan geen invloed op de vordering toegekend worden en mag ook zeker geen rechtvaardiging zijn voor een - kennelijk als reactie op de vordering in conventie - ‘achteraf gepresenteerde rekening’.
[gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] verweert zich allereerst met de stelling dat tussen haar en [eiser in conventie, gedaagde in reconventie] ‘geen enkele rechtsverhouding’ bestond en dat zij slechts met “RADAR” contracteerde ( [eiser in conventie, gedaagde in reconventie] merkt zij in dat verband aan als ‘enkel en alleen onderwerp van de overeenkomst’). [eiser in conventie, gedaagde in reconventie] kan bijgevolg in de visie van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] geen rechten aan het contract ontlenen. Voor zover hij toch ontvankelijk geacht mocht worden in zijn vordering, heeft in haar visie voorop te staan dat ten aanzien van [eiser in conventie, gedaagde in reconventie] ten behoeve van zijn vrijwilligerswerk met “RADAR” ‘als uitgangspunt genomen was’ dat gebruik gemaakt zou worden van openbaar vervoer, waarvan de kosten dan vergoed zouden worden door [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] . [eiser in conventie, gedaagde in reconventie] verkoos echter per fiets van en naar het werk te gaan en het kwam ‘meer dan eens’ voor dat ‘de heer [naam] , bestuurder van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] ’ hem thuis ophaalde in verband met slecht weer of omdat [eiser in conventie, gedaagde in reconventie] ‘met pech langs de weg stond met zijn fiets’. Ook heeft [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] hand- en spandiensten verleend bij de verhuizing van [eiser in conventie, gedaagde in reconventie] . Laatstgenoemde geeft volgens haar een onjuiste uitleg aan de aangehaalde artikelen van de overeenkomst en aan de bedoelingen van partijen en vergeet dan dat in art. 1 nu net bepaald is dat geen aanspraak op geldelijke vergoeding tegenover de werkzaamheden zou staan. Hij toont bovendien de werkelijk gemaakte kosten niet of onvoldoende aan. Mede omdat geen sprake was van een relatie werkgever/werknemer heeft [eiser in conventie, gedaagde in reconventie] volgens [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] jegens haar ‘geen enkele vordering , uit welke hoofde dan ook’.
Daar staat dan tegenover dat juist [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] meent van [eiser in conventie, gedaagde in reconventie] € 1 035,00 aan vergoeding te mogen verlangen van ’23 uren gemoeid met besteding aan [eiser in conventie, gedaagde in reconventie] ’.
Zij rekent tot die uren (die zij voor een ‘gebruikelijk’ uurtarief van € 45,00 in rekening brengt) het ‘minimaal drie maal per jaar ophalen’, waarmee dan telkens een uur gemoeid was (totaal vijftien uren) en bovendien vijf uren hulp met verhuizen van betrokkene en drie uren hulp bij het ophalen van ‘goederen in een tweedehandswinkel’ (in het kader van die verhuizing van [eiser in conventie, gedaagde in reconventie] ‘naar Ravensbos’). [eiser in conventie, gedaagde in reconventie] zou zowel ‘betreffende uren’ als de daarmee gemoeide kosten ‘goedgekeurd’ hebben omdat partijen die ‘met elkaar afgesproken’ zouden hebben.
In voortgezet debat heeft [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] nog benadrukt dat [eiser in conventie, gedaagde in reconventie] niet eerst de kwestie aan “RADAR” voorlegde, hoewel art. 12 van het contract hem dit voorschrijft. Desondanks volhardt zij bij haar stellingname dat [eiser in conventie, gedaagde in reconventie] geen contractspartij is. Ook overigens blijft zij erbij dat betrokkene relevante artikelen van die overeenkomst te ruim en onjuist (niet naar de Haviltex-maatstaf) zou interpreteren. Ook de redelijkheid en billijkheid maken dit volgens haar niet anders. De fiscale regels voor vergoeding van fietsvervoer wijzen haars inziens eerder op het tegendeel: de fiets is hier niet in overleg met / samen met [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] aangeschaft en er is ook geen sprake van een fiets die eigendom van de werkgever blijft. [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] plaatst vraagtekens bij de drie fietsen die [eiser in conventie, gedaagde in reconventie] in de loop der jaren ’verbruikt’ zegt te hebben en bij een voor verzekeringskosten beweerdelijk betaald bedrag. De onderbouwende bescheiden acht zij ondeugdelijk en de redeneringen van [eiser in conventie, gedaagde in reconventie] onderling tegenstrijdig. Het bedrag van € 1 483,00 kan zij niet plaatsen. [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] acht het tot slot nog nodig te beweren dat niet [eiser in conventie, gedaagde in reconventie] zelf in dezen procedeert, doch ‘zijn moeder of althans zijn ouders’, hetgeen zij zegt ‘te betreuren’. Zij acht zich echter wel ‘genoodzaakt zich te verzetten en tevens nakoming van de gemaakte afspraken te vorderen’.
Wat dit laatste betreft, volhardt [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] in de repliek in reconventie bij haar vordering, stellend dat binnen haar organisatie ‘diverse medewerkers op de hoogte zijn van de afspraken die tussen [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] en [eiser in conventie, gedaagde in reconventie] zijn gemaakt’ en dat die ‘zonodig’ (kennelijk is hier bedoeld: zo nodig) over die ‘mondelinge overeenkomst kunnen verklaren’.

De beoordeling

in conventie en in reconventie
De opstelling van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] in rechte is - minst genomen - in meer opzichten merkwaardig.
De betwisting van een overeenkomst waarbij drie partijen over en weer rechten en verplichtingen op zich namen, valt niet serieus te nemen: die overeenkomst van 24 november 2006 heeft eenvoudigweg dat karakter en is al bij exploot van dagvaarding in kopie door [eiser in conventie, gedaagde in reconventie] onderwerp van debat gemaakt. [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] kan daar niet omheen, hoezeer zij dat ook beoogt te verbloemen en zich vrijblijvend wenst op te stellen.
Die overeenkomst vraagt niet alleen om uitvoering naar de letter, maar ook naar de geest, voor de invulling van welke laatste aspecten de normen van redelijkheid en billijkheid een belangrijke maatstaf vormen. [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] lijkt dat over het hoofd te zien.
Dat art. 1 van die overeenkomst voorts vergoeding van
de werkzaamheden als vrijwilligeruitsluit, impliceert vanzelfsprekend niet dat
kostenaan de zijde van die vrijwilliger niet voor vergoeding in aanmerking kunnen komen.
Sterker nog: er is in dezelfde overeenkomst sprake van diverse regelingen en vergoedingen. Allereerst een verzekering tegen ongevallen waarvan “RADAR” de kosten voor haar rekening neemt (art. 8). [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] daarentegen verplicht zich tot vergoeding van materiële schade die de vrijwilliger tijdens uitvoering van zijn werkzaamheden lijdt (art. 7). Maar [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] zegt meer toe. “De in dezen werkelijk gemaakte kosten, waaronder in ieder geval reiskosten voor woon-werkverkeer alsmede kosten van benodigde werkkleding, zullen door de onderneming vergoed worden.” (art. 9, dat ook naar de bijlage verwijst). En tot slot: “De onkostenvergoeding, waaronder tenminste (bedoeld zal zijn: ten minste) een vergoeding van reiskosten woon-/werkverkeer en voor de kosten van benodigde werkkleding vindt plaats op basis van strippenkaartvergoeding. Bij goed weer zal [eiser in conventie, gedaagde in reconventie] per fiets naar de werkplek gaan.” (bijlage overeenkomst onder 4.).
Als vaststaand moet worden aangenomen dat [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] in de bijna acht jaren dat [eiser in conventie, gedaagde in reconventie] als vrijwilliger zonder enige betaling arbeid in haar onderneming verricht heeft, nimmer enig bedrag aan gemaakte reiskosten vergoed gekregen heeft (als een eenmalig verstrekte al half gebruikte strippenkaart niet als ‘vergoeding’ aangemerkt wordt, hetgeen de kantonrechter als alleszins voor de hand liggend voorkomt). De bewering van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] dat ‘de strippenkaart van [eiser in conventie, gedaagde in reconventie] (door haar) telkens vergoed’ is, is niet alleen strijdig met haar erkenning dat [eiser in conventie, gedaagde in reconventie] en zijn begeleidster (van de kant van “RADAR”) de voorkeur gaven aan fietsvervoer, maar ook ontbreekt zelfs maar de geringste aanwijzing (op papier of anderszins) dat van zo’n regelmatig ‘vergoeden’ sprake was: [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] concretiseerde de vage bewering bij antwoord in het geheel niet en liet zelfs na om - na de uitdrukkelijke betwisting van de zijde van [eiser in conventie, gedaagde in reconventie] in diens repliek - in voortgezet debat de losse bewering alsnog van body te voorzien én met bewijs te staven (of zelfs maar specifiek bewijs op dat onderdeel aan te bieden).
Vaststaat evenzeer dat [eiser in conventie, gedaagde in reconventie] veel en veel vaker dan aanvankelijk beoogd was (alleen ‘bij goed weer’), namelijk bijna altijd zonder noemenswaardige uitzondering, per fiets naar het werk kwam. [eiser in conventie, gedaagde in reconventie] heeft het zelf voor al die jaren over welgeteld drie uitzonderlijke gelegenheden dat [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] hem als fietser van dienst was: eenmaal is hij (per auto) opgehaald toen hij onderweg een lekke band gekregen had; eenmaal is hij thuis opgehaald omdat het te glad was op de weg om te fietsen; eenmaal - tot slot - was het zo koud dat [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] hem met autovervoer ter wille was, omdat zij wel eiste dat hij op het werk verscheen. [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] heeft het daartegenover (in uiterst vage bewoordingen en zonder de drie door [eiser in conventie, gedaagde in reconventie] genoemde uitzonderlijke situaties van een gemotiveerde betwisting te voorzien) over ‘meer dan eens’ ophalen ‘in verband met slecht weer’ of ‘op momenten dat laatstgenoemde met pech langs de weg stond met zijn fiets’. Maar ook als [eiser in conventie, gedaagde in reconventie] zich zou vergissen en ‘meer dan eens’ zou impliceren dat [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] in meer dan de drie genoemde gevallen als gratis vervoerder opgetreden is, poetst dit het feit niet weg dat een jaar grofweg 47 of 48 werkweken kent, dat [eiser in conventie, gedaagde in reconventie] per week op vijf dagen in de onderneming van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] actief was, en dat het begrip ‘meer dan eens’ dus in het licht van dit zeer grote aantal werkdagen (waarvan verreweg de meeste ‘fietsdagen’ waren) in de vijf jaren waartoe [eiser in conventie, gedaagde in reconventie] zijn vordering beperkt, volstrekt betekenisloos is.
Er valt van alles aan te merken op de mate van precisie waarmee [eiser in conventie, gedaagde in reconventie] zijn vordering tot vergoeding van reiskosten berekent. Het uitgangspunt echter kan door de kantonrechter ten volle onderschreven worden. Dat [eiser in conventie, gedaagde in reconventie] er pas achteraf mee komt, valt hem in zijn positie niet kwalijk te nemen, net zo min als het feit dat hij de kwestie niet aanwijsbaar samen met “RADAR” of na raadpleging van deze instelling aangekaart heeft. Nu [eiser in conventie, gedaagde in reconventie] zelfs anticipeert op een eventueel beroep op verjaring voor een deel van zijn claim, heeft [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] ook in dat opzicht geen of weinig recht van klagen. Bijna beledigend en impertinent, maar in ieder geval niet serieus te nemen, is haar verwijt dat ‘de moeder althans de ouders’ van [eiser in conventie, gedaagde in reconventie] achter de vordering zit / zitten: in de situatie van de afhankelijke en mentaal licht gehandicapte [eiser in conventie, gedaagde in reconventie] zou een begeleidende of dominante rol van de ouders allerminst misplaatst zijn, maar in ieder geval is het geen zaak die [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] regardeert. Dat de overeenkomst als zodanig voorts [eiser in conventie, gedaagde in reconventie] met zijn claim alle recht van spreken geeft, zal in het hiernavolgende uiteengezet worden.
Anders dan [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] verdedigt (en zelfs lijkt te menen), bevat de vergoedingsregeling in de overeenkomst (inclusief bijlage) niet de regel dat voor ‘woon-/werkverkeer’ alleen kosten van reizen per openbaar vervoer vergoed worden. De hoofdregel (art. 9) is dat de ‘reiskosten’ voor woon-werkverkeer van en naar de plaats van tewerkstelling ‘door de onderneming vergoed’ worden (tout court en alleszins duidelijk). De subregel (bijlage onderdeel 4) formuleert dan een dwingende berekeningsmaatstaf voor de ‘vergoeding voor de reiskosten’ (die aangemerkt worden als ‘tenminste’ onderdeel uitmakend van ‘de onkostenvergoeding’ die voor rekening van de onderneming komt): ‘strippenkaartvergoeding’ zal de maatstaf (‘basis’) van de berekening zijn. Daarmee is uiteraard niet gezegd dat slechts bij gebruik van strippenkaarten voor openbaar vervoer vergoeding van reiskosten plaats zou vinden of zelfs maar dat gebruikmaken van openbaar vervoer een vereiste was om voor vergoeding van kosten van woon-werkverkeer bij [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] in aanmerking te komen. Alleen zou zelfs bij gebruik van een treinabonnement of van een eigen auto de kostenvergoeding niet uit kunnen komen boven de waarde van eventueel te gebruiken strippenkaarten.
in conventie
Dat [eiser in conventie, gedaagde in reconventie] dus in de geschetste situatie in het geheel niet voor de bedongen vergoeding van vervoerskosten in aanmerking zou komen (visie [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] ), valt niet vol te houden. Maar daar staat tegenover dat spiegeling aan de kosten van een treinabonnement (voor de bewuste periode € 7 232,79 in totaal volgens - de gemachtigde van - [eiser in conventie, gedaagde in reconventie] ) noch aan de reëel over die vijf jaren gemaakte kosten van aanschaf, onderhoud en afschrijving van de fiets (zelfs fietsen) die [eiser in conventie, gedaagde in reconventie] in die periode gebruikte, bepalend kan zijn voor de omvang van de vergoeding die partijen ten opzichte van elkaar bedongen hebben. Desondanks kan de berekening van die (uiterst reëel te achten) kosten van vijf jaar fietsvervoer aan de zijde van [eiser in conventie, gedaagde in reconventie] in het licht van de redelijkheid en billijkheid waardoor de uitleg van de afspraak mede bepaald wordt,
enigebetekenis niet ontzegd worden. Temeer omdat [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] nagelaten heeft zelf een schatting te maken van het bedrag aan strippenkaartvergoeding dat zij zich bespaard heeft doordat [eiser in conventie, gedaagde in reconventie] ervoor koos bijna elke dag op de fiets naar het werk te komen. Als de kantonrechter die kosten globaal en bij benadering moet vaststellen, komt hij tot de conclusie dat het door [eiser in conventie, gedaagde in reconventie] over een periode van bijna vijf jaren gevorderde nettobedrag van € 1 475,00 (met inbegrip van een vergoeding van de eigen bijdrage aan de gefinancierde rechtshulp) vrijwel zeker lager ligt dan de kosten van minimaal 200 strippenkaarten die hij in dat tijdvak verbruikt zou kunnen hebben. Zonder noodzaak van verdere discussie over de aanschafprijs van een fiets / meer fietsen, over het al dan niet gebruiken van meer dan één fiets, over kosten van verzekering / onderhoud / afschrijving e.d. maar ook over de vraag of de eigen bijdrage voor rekening van [eiser in conventie, gedaagde in reconventie] zou moeten blijven, kan dan ook de hoofdvordering in conventie in volle omvang toegewezen worden. Niet duidelijk is waarom [eiser in conventie, gedaagde in reconventie] over een ander bedrag rente vordert, zodat volstaan zal worden met toewijzing van de wettelijke rente over het toe te wijzen bedrag van € 1 475,00 in hoofdsom.
Dit ongelijk van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] resulteert in haar veroordeling tot betaling van de aan de zijde van [eiser in conventie, gedaagde in reconventie] op in totaal € 470,80 te begroten proceskosten:
  • Kosten exploot van dagvaarding € 93,80
  • Griffierecht € 77,00
  • Salaris gemachtigde € 300,00.
in reconventie
Met de beste wil van de wereld valt niet in te zien op welk recht of welke bevoegdheid [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] haar aanspraak op vergoeding van begeleidingsuren en/of uren besteed aan hand- en spandiensten ten behoeve van [eiser in conventie, gedaagde in reconventie] baseert, nog daargelaten de volstrekt duistere manier waarop zij haar ‘uurtarief’ bepaalt en daargelaten eveneens hoe zij tot haar ‘urenvaststelling’ gekomen is.
De overeenkomst van 24 november 2006 zelf verplichtte haar om (zonder vergoeding) enige begeleiding aan [eiser in conventie, gedaagde in reconventie] te geven (naast de begeleiding die door “RADAR” continu gegeven werd), waartegenover stond dat [eiser in conventie, gedaagde in reconventie] onbetaald productieve arbeid in lichte vorm aan [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] ter beschikking stelde.
[gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] laat ten enenmale na om een van deze overeenkomst afwijkende of daarop aanvullende overeenkomst te duiden, waarin [eiser in conventie, gedaagde in reconventie] (kennelijk daarin - in strijd met de afspraken - niet begeleid vanuit “RADAR”) zich zou hebben verplicht bepaalde diensten van de zijde van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] - bestaande in autovervoer of assistentie in de privésituatie - in uren en geld te vergoeden. Via ‘afspraken’ die [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] zich kennelijk voor het eerst bij conclusie van eis in reconventie (18 februari 2015) herinnerde ! Er is geen stuk ingebracht, er is geen datum, plaats of tijd genoemd, de bij de ‘afspraak’ betrokken personen zijn ongenoemd gebleven, net als de specifieke inhoud, terwijl ook de omstandigheden die aanleiding vormden tot de beweerde ‘afspraak’ niet nader gespecificeerd zijn. Het bestaan van zo’n ‘afspraak’ is voorts des te onwaarschijnlijker en ongeloofwaardiger, omdat daarmee aan de noodzakelijke betrokkenheid van “RADAR” en/of de ouders van [eiser in conventie, gedaagde in reconventie] bij een beoogd creëren van financieel risico voor de licht verstandelijk beperkte vrijwilliger gewoonweg voorbijgegaan zou zijn. [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] realiseert zich kennelijk niet dat afspraken als deze de grenzen van het fatsoen zouden hebben overschreden. Naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid was het dan ook vrijwel zeker onaanvaardbaar geweest haar een beroep op nakoming van een eventueel wel gemaakte afspraak te gunnen. De realiteit is echter dat [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] ten aanzien van een en ander haar gemotiveerde stelplicht dermate grovelijk veronachtzaamd heeft, dat zelfs voorbijgegaan moet worden aan een - ten aanzien van de te bewijzen aspecten evenzeer veel te globaal gebleven - bewijsaanbod.
Haar vordering wordt afgewezen en ook in reconventie wordt [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] dus in de proceskosten verwezen, in dit geval aan de zijde van [eiser in conventie, gedaagde in reconventie] bepaald op een bedrag van € 200,00 aan salaris voor de gemachtigde.

De beslissing

De kantonrechter komt aldus tot het volgende oordeel:
in conventie
[gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] wordt veroordeeld om aan [eiser in conventie, gedaagde in reconventie] tegen bewijs van kwijting te de somma van € 1 475,00 netto te betalen met de wettelijke rente vanaf 23 oktober 2014 tot de datum van volledige voldoening.
[gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] wordt tevens veroordeeld tot betaling van de proceskosten, aan de zijde van [eiser in conventie, gedaagde in reconventie] tot dit moment bepaald op een bedrag van in totaal € 470,80.
in reconventie
De tegenvordering van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] wordt afgewezen.
[gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] wordt deswege veroordeeld tot betaling van de proceskosten, die aan de zijde van [eiser in conventie, gedaagde in reconventie] op een bedrag van € 200,00 bepaald zijn.
in conventie en in reconventie
Het vonnis wordt uitvoerbaar verklaard bij voorraad.
Het meer of anders gevorderde wordt afgewezen.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.W.M.A. Staal en is in het openbaar uitgesproken.
Type: HS