ECLI:NL:RBLIM:2015:7063

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
31 juli 2015
Publicatiedatum
19 augustus 2015
Zaaknummer
C/03/208980 / JE RK 15-1706
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige opname van minderjarige in gesloten accommodatie en vervallenverklaring van voorwaardelijke machtiging

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Limburg op 31 juli 2015 uitspraak gedaan in een verzoekschrift van een minderjarige, geboren in 1999, die verzocht om de algehele vervallenverklaring van de beslissing van de jeugdhulpaanbieder om hem op te nemen in een gesloten accommodatie. De minderjarige was bijgestaan door zijn advocaat, mr. A.J. Crombag. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de opneming van de minderjarige op 1 juli 2015 onrechtmatig was, omdat niet voldaan was aan de wettelijke eisen van de Jeugdwet. De jeugdhulpaanbieder had de minderjarige niet binnen vier dagen schriftelijk in kennis gesteld van de beslissing tot opname, en er was geen afschrift van deze beslissing naar de advocaat of de griffier gestuurd. Dit leidde tot de conclusie dat de beslissing tot opname niet aan de wettelijke vereisten voldeed, wat een schending van het recht op respect voor het familie- en gezinsleven van de minderjarige met zich meebracht, zoals beschermd door artikel 8 van het EVRM. De kinderrechter verklaarde de beslissing van de stichting tot opneming van de minderjarige vervallen en oordeelde dat de eerder verleende voorwaardelijke machtiging herleefde. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad en hoger beroep kan binnen drie maanden na de uitspraak worden ingesteld.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK LIMBURG
Familie en jeugd
Zittingsplaats: Maastricht
Zaakgegevens : C/03/208980 / JE RK 15-1706
Datum uitspraak: 31 juli 2015
beschikking opname na voorwaardelijke machtiging
in de zaak van
[minderjarige],
geboren op [1999] te [geboorteplaats],
hierna te noemen [minderjarige],
advocaat mr. A.J. Crombag, kantoorhoudend te Beek.
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[belanghebbende],
hierna te noemen de moeder,
wonende te [woonplaats],
de stichting ‘Stichting Bureau Jeugdzorg Limburg’,
hierna te noemen de stichting,
gevetsigd te Roermond;
de stichting ‘Stichting Jeugdzorg St. Joseph’,
hierna te noemen de jeugdhulpaanbieder,
gevestigd te Cadier en Keer, gemeente Eijsden-Margraten.

1.Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoekschrift met bijlagen van [minderjarige] van 16 juli 2015, ingekomen bij de griffie op 16 juli 2015;
Op 27 juli 2015 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld, waar [minderjarige], bijgestaan door zijn advocaat zijn gehoord. De mondelinge behandeling is vervolgens voortgezet op 31 juli 2015 waar [minderjarige], bijgestaan door zijn advocaat alsmede [vertegenwoordiger van de stichting], werkzaam als gedragswetenschapper bij de jeugdhulpaanbieder zijn verschenen en gehoord.
Opgeroepen en niet verschenen zijn:
  • de moeder;
  • de stichting.
De vader, die als informant was uitgenodigd de zitting bij te wonen, heeft schriftelijk laten weten niet te zullen verschijnen.

2.Het verzoek

[minderjarige], daarin bijgestaan door zijn advocaat, heeft op de daartoe aangevoerde gronden verzocht om algehele vervallenverklaring van de beslissing van de jeugdhulpaanbieder om hem op de voet van het bepaalde in artikel 6.1.6 van de Jeugdwet te doen opnemen in een gesloten accommodatie.

3.De beoordeling

Het gezag over [minderjarige] berust bij de moeder. Bij beschikking van de kinderrechter van deze rechtbank van 17 juni 2015 is de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd tot 22 juli 2016. Tevens is een voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp verleend tot en met 17 december 2015, onder de voorwaarden welke aan [minderjarige] in het aangehechte hulpverleningsplan zijn gesteld. Bij die beschikking is de stichting die in dezen as de jeugdhulpaanbieder heeft te gelden aangewezen om [minderjarige] op te nemen in een gesloten accommodatie als hij de voorwaarden niet naleeft of als opneming en het verblijf noodzakelijk zijn om te voorkomen dat [minderjarige] zich aan de jeugdhulp die hij nodig heeft onttrekt of daaraan door anderen wordt onttrokken.
De jeugdhulpaanbieder die bereid is de jeugdige op te nemen in een gesloten accommodatie als bedoeld in artikel 6.1.4, lid 6, van de Jeugdwet ziet toe op de naleving van de voorwaarden. Uit de beschikking van de kinderrechter van 17 juni 2015 volgt dat de in de aanhef van deze beschikking als belanghebbende genoemde stichting die de jeugdhulpaanbieder in stand houdt, en waar Icarus onder ressorteert, in dit geval heeft toe te zien op de naleving van de voorwaarden door [minderjarige]. Haar pedagogisch directeur [vertegenwoordiger van de stichting] is aangemerkt als medewerker die bevoegd is tot opneming te besluiten.
Gelet op het bepaalde in artikel 6.1.6, lid 2, Jeugdwet doet een jeugdhulpaanbieder de jeugdige doen opnemen in een gesloten accommodatie, indien door de naleving van de voorwaarden buiten de gesloten accommodatie de ernstige belemmeringen van de ontwikkeling naar volwassenheid als gevolg van de ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen, niet langer kan worden afgewend en de jeugdige zich onttrekt of door anderen wordt onttrokken aan de jeugdhulp.
Hiernaast kan een jeugdhulpaanbieder, gelet op het bepaalde in artikel 6.1.6, lid 3, van de Jeugdwet de jeugdige doen opnemen, wanneer deze de gestelde voorwaarden niet naleeft waardoor de jeugdige ernstig wordt belemmerd in de ontwikkeling naar volwassenheid en deze ernstige belemmering niet buiten de gesloten accommodatie kan worden afgewend.
Ingevolge artikel 6.1.6, lid 4, van de Jeugdwet stelt de jeugdhulpaanbieder zich voorafgaand aan de opneming op de hoogte van de actuele toestand van de ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de jeugdige heeft, die zijn ontwikkeling naar volwassenheid ernstig belemmeren.
Ingevolge artikel 6.1.6, lid 6, van de Jeugdwet stelt de jeugdhulpaanbieder de jeugdige uiterlijk vier dagen na zijn beslissing de jeugdige op te nemen, daarvan schriftelijk in kennis onder mededeling van de redenen van de beslissing. Een afschrift van de mededeling wordt tevens zo spoedig mogelijk gezonden aan de verzoeker van de machtiging, de advocaat van de jeugdige en aan de griffier van de rechtbank die de voorwaardelijke machtiging heeft verleend.
Uit de mondelinge behandeling is naar voren gekomen dat de jeugdhulpaanbieder [minderjarige] reeds op 1 juli 2015 heeft doen opnemen in een gesloten accommodatie van Icarus.
De rechtmatigheid van die beslissing staat in dit geding centraal.
In dat verband is allereerst van belang dat [minderjarige] niet overeenkomstig artikel 6.1.6, lid 6, van de Jeugdwet binnen vier dagen schriftelijk in kennis is gesteld van de beslissing tot opneminig. Evenmin is een afschrift van de beslissing aan de advocaat van [minderjarige] of aan de griffier van de rechtbank die de voorwaardelijke machtiging heeft verleend, gezonden. De wezenlijke vraag of sprake was van een situatie als bedoeld in artikel 6.1.6, lid, 2, van de Jeugdwet, in welk geval een verplichting tot opneming bestaat, of een situatie als bedoeld in artikel 6.1.6, lid, 3, van de Jeugdwet, in welk geval een bevoegdheid maar geen verplichting tot opneming bestaat, blijft daarmee onbeantwoord. Voorts is niet komen vast te staan dat de jeugdhulpaanbieder zich overeenkomstig artikel 6.1.6, lid 4, van de Jeugdwet voorafgaand aan de opneming van [minderjarige] op de hoogte heeft gesteld van de actuele toestand van de ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die hij heeft, die zijn ontwikkeling naar volwassenheid ernstig belemmeren.
Naar het oordeel van de kinderrechter voldoet de opneming van [minderjarige] binnen de geslotenheid van Icarus per 1 juli 2015 daarmee niet aan de wettelijke eisen. Dat klemt te meer omdat ook uit de wetsgeschiedenis blijkt dat de wetgever van groot belang heeft geacht dat de schriftelijke kennisggeving de motieven voor de beslissing bevat en dat zulks nodig is om in rechte tegen de beslissing te kunnen opkomen (TK 2012-2013, 33 684, nr. 3, blz. 192).
Uit de wetsgeschiedenis volgt voorts dat in het kader van de verplichting als bedoeld in artikel 6.1.6, lid 4, van de Jeugdwet aspecten als de subsidiariteit en de proportionaliteit van de gedwongen opneming in ogenschouw moeten worden genomen. Daaraan voegt de kinderrechter toe, tegen die achtergrond bezien, dat zonder schriftelijke beslissing die bovendien behoort te berusten op een deugdelijke en voor [minderjarige] en andere belanghebbenden kenbare motivering, het voor de kinderrechter niet doenlijk is de beslissing tot opneming op haar merites te toetsen. Daar komt nog bij dat de opneming van [minderjarige] op grond van artikel 6.1.6, van de Jeugdwet een inmenging van het openbaar gezag betekent in de uitoefening van het door artikel 8, lid 1, EVRM beschermde recht op respect voor het familie- en gezinsleven van [minderjarige]. Deze inmenging is niet toegestaan, tenzij zij bij de wet is voorzien en in een democratische samenleving noodzakelijk is in de in artikel 8, lid 2, EVRM genoemde gevallen. Indien, zoals in het onderhavige geval, niet is voldaan aan de vereisten die de nationale wet stelt voor de hiervoor bedoelde inmenging, is sprake van schending van artikel 8 EVRM.
Uit het voorgaande volgt dat de gedwongen opneming van [minderjarige] op 1 juli 2015, nu deze niet heeft plaatsgevonden met inachtneming van de eisen die de wet daaraan stelt, als onrechtmatig moet worden bestempeld. Die vaststelling brengt mee dat het verzoek van [minderjarige] om de opneming geheel vervallen te verklaren, voor toewijzing gereed ligt.
Dat wederom heeft naar het oordeel van de kinderrechter tot gevolg dat de bij beschikking van 17 juni 2015 verleende voorwaardelijke machtiging de daarbij geldende voorwaarden ‘herleven’.
De beslissing is van rechtswege uitvoerbaar bij voorraad.

4.De beslissing

De kinderrechter:
verklaart de beslissing van de stichting ‘Stichting Jeugdzorg St. Joseph’, gevestigd te Cadier en Keer, gemeente Eijsden-Margraten, tot opneming per 1 juli 2015 van de minderjarige [minderjarige], geboren op [1999] te [geboorteplaats], vervallen;
Deze beschikking is gegeven door mr. F.L.G. Geisel, kinderrechter, in tegenwoordigheid van K.L.G. Weijts als griffier en in het openbaar uitgesproken op 31 juli 2015.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
's-Hertogenbosch