ECLI:NL:RBLIM:2015:7028

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
16 juli 2015
Publicatiedatum
18 augustus 2015
Zaaknummer
C/03/207560 / JE RK 15-1401 en C/03/207562 / JE RK 15-1402
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ondertoezichtstelling van minderjarigen in het kader van internationale rechtsmacht

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Limburg op 16 juli 2015 uitspraak gedaan over de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, hierna te noemen [minderjarige] en [minderjarige]. De Raad voor de Kinderbescherming had verzocht om de ondertoezichtstelling voor de duur van acht maanden, omdat er zorgen waren over de opvoeding en begeleiding van de kinderen door de ouders. De ouders waren geëmigreerd, maar de exacte woonplaats was onbekend. De moeder was niet verschenen op de zitting, terwijl de vader zich had laten vertegenwoordigen door zijn advocaat. De advocaat van de vader betwistte de rechtsmacht van de Nederlandse rechter, omdat de vader met de kinderen naar het buitenland zou zijn verhuisd. De kinderrechter oordeelde echter dat er onvoldoende bewijs was voor deze claim en dat de Nederlandse rechter rechtsmacht had, aangezien de vader ten tijde van het verzoek nog ingeschreven stond in Nederland.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ontwikkeling van de kinderen ernstig wordt bedreigd door het vluchtende gedrag van de ouders en hun onvermogen om de ontwikkelingsbehoeften van de kinderen te vervullen. De ouders waren niet bereid om hulp te accepteren en gaven geen openheid over de verblijfplaats van de kinderen. Gezien deze omstandigheden heeft de kinderrechter besloten om de kinderen onder toezicht te stellen van de Stichting Bureau Jeugdzorg Limburg, met ingang van 16 juli 2015 tot 16 maart 2016. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK LIMBURG

Familie en jeugd
Zittingsplaats: Maastricht
zaakgegevens : C/03/207560 / JE RK 15-1401 en C/03/207562 / JE RK 15-1402
datum uitspraak: 16 juli 2015

beschikking ondertoezichtstelling

in de zaak van

RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING, regio Zuidoost Nederland, locatie Maastricht,hierna te noemen de Raad,
gevestigd te Maastricht
betreffende
[minderjarige], geboren te [geboorteplaats] op [2011], hierna te noemen [minderjarige], en
[minderjarige], geboren op te [geboorteplaats] op [2011], hierna te noemen [minderjarige].
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[belanghebbende], hierna te noemen de moeder,

thans zondere bekende woon- of verblijfplaats,

[belanghebbende], hierna te noemen de vader,

wonende te [woonplaats],
advocaat mr. L.W.M. Hendriks, kantoorhoudend te Maastricht.

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoekschrift met bijlagen van de Raad van 17 juni 2015, ingekomen bij de griffie op 18 juni 2015.
Op 16 juli 2015 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de advocaat van de vader,
- een vertegenwoordigster van de Raad.
Opgeroepen en niet verschenen zijn:
- de moeder,
- de vader.
De feiten
Het ouderlijk gezag over [minderjarige] en [minderjarige] wordt uitgeoefend door de ouders.
[minderjarige] en [minderjarige] wonen bij de ouders. Uit het BRP van de moeder blijkt dat zij per 1 mei 2015 is uitgeschreven uit de gemeente [gemeente] en met onbekende bestemming is vertrokken.
De vader staat nog steeds ingeschreven aan een adres in [woonplaats].

Het verzoek

De Raad heeft de ondertoezichtstelling van [minderjarige] en [minderjarige] verzocht voor de duur van acht maanden. Ter onderbouwing van het verzoek heeft de raad verwezen naar de bij het verzoek gevoegde motivering en rapportage en aangevoerd dat er zorgen zijn over de beide kinderen die niet goed begeleid en opgevoed worden. Het doel is de kinderen die hulp te bieden die zij nodig hebben. Vooralsnog is het belangrijk dat de kinderen opgespoord worden. Indien nodig kan, bij een toewijzing van het verzoek en de opsporing van de kinderen, de zaak overgedragen worden naar de bevoegde instanties.

Het standpunt van belanghebbenden

De moeder is, opgeroepen conform de wettelijke voorschriften, niet ter zitting verschenen en heeft geen verweer gevoerd.
De vader is eveneens opgeroepen conform de wettelijke voorschriften. Hij heeft zich ter zitting laten vertegenwoordigen door zijn advocaat.
Namens de vader heeft de advocaat de bevoegdheid van de rechtbank betwist. Als grond daartoe heeft de advocaat aangevoerd dat de vader op 5 juni 2015 met de kinderen is geëmigreerd is en dat het verzoek van de Raad op 18 juni 2015 is ingediend. De vader is op de hoogte van het verzoek en hij is van mening, samen met de moeder, dat er geen hulp nodig is.

De beoordeling

Rechtsmacht
Alvorens tot een inhoudelijke beoordeling te komen, dient de kinderrechter de door de advocaat van vader opgeworpen vraag te beantwoorden of de Nederlandse rechter ten aanzien van de beoordeling van het door de stichting ingediende verzoek (in internationale zin) rechtsmacht toekomt.
De rechtbank oordeelt als volgt.
Of de kinderen met de vader en/of de moeder daadwerkelijk zijn geëmigreerd, is niet aannemelijk geworden. De enkele mededeling van de advocaat van vader is daartoe onvoldoende. Het feit dat hij met de vader telefonisch contact heeft gehad en uit de nummerweergave bleek dat de vader uit een ander land dan Nederland belde (desgevraagd kon de advocaat daar niet meer over vertellen) maakt dit feitelijke oordeel niet anders. Daarmee doet zich de situatie voor dat geen sprake is van een situatie waarin de vraag naar de internationale rechtsmacht van de Nederlandse rechter moet worden onderzocht.
Nu ten tijde van het indienen van het verzoekschrift de vader stond ingeschreven in de gemeente [gemeente] en de kinderen de woonplaats volgen van de gezaghebbende ouder, op grond van artikel is de kinderrechter van oordeel dat haar in de ter beoordeling voorliggende zaak rechtsmacht toekomt.
Het verzoek
Uit artikel 1:255 lid 1 Burgerlijk Wetboek (BW) volgt dat een minderjarige onder toezicht kan worden gesteld indien deze zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd en de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn gezaghebbende ouder(s), door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, terwijl voorts de verwachting gerechtvaardigd dient te zijn dat de gezaghebbende ouder(s) binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding in staat zijn te dragen.
De kinderrechter is van oordeel dat de volgende ernstige ontwikkelingsbedreigingen aan de orde zijn: het vluchtend en rondtrekkend gedrag van de ouders, ouders die onvoldoende kunnen aansluiten bij de ontwikkelbehoeften van de kinderen, volstrekt onvoldoende bereidheid en vermogen van de ouders om de concrete ontwikkelingsachterstand van hun jonge kinderen vlot te trekken en om daarvoor hulpverlening te accepteren en te continueren, het ondergeschikt maken van het belang van hun kinderen door de ouders en het geen openheid willen geven aan de instanties over de verblijfplaats van de kinderen.
Dat alles maakt dat de kinderrechter daarom [minderjarige] en [minderjarige] onder toezicht zal stellen voor de duur van acht maanden.

De beslissing

De kinderrechter:
stelt [minderjarige] en [minderjarige] onder toezicht van de gecertificeerde instelling Stichting Bureau Jeugdzorg Limburg, gevestigd te Roermond, met ingang van 16 juli 2015 tot 16 maart 2016;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. P.H.J. Frénay, kinderrechter, in tegenwoordigheid van E.H.C.M. Franssen-Peeters als griffier en in het openbaar uitgesproken op 16 juli 2015.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
's-Hertogenbosch