Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.De procedure
- de dagvaarding
- de mondelinge behandeling.
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
527,00
Rechtbank Limburg
In deze zaak, die voor de Rechtbank Limburg is behandeld, vorderde eiser, een besloten vennootschap, de levering van 5.850 aandelen in een andere besloten vennootschap van gedaagde. De partijen hadden op 23 februari 2015 een koopovereenkomst ondertekend, waarin gedaagde zich verplichtte om de aandelen aan eiser te leveren. Ondanks herhaalde verzoeken heeft gedaagde echter geen medewerking verleend aan de levering van de aandelen. Eiser heeft daarop een kort geding aangespannen om gedaagde te dwingen tot levering van de aandelen en om een dwangsom op te leggen voor elke dag dat gedaagde in gebreke blijft.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er een onvoorwaardelijke overeenkomst bestaat tussen partijen, en dat gedaagde gehouden is om de aandelen te leveren. Gedaagde voerde verweer aan, stellende dat haar directeur onder druk stond tijdens de ondertekening van de overeenkomst en dat hij twijfels had over de financiële situatie van de vennootschap. De voorzieningenrechter heeft dit verweer echter verworpen, omdat de overeenkomst duidelijk en onvoorwaardelijk was. De rechter heeft geoordeeld dat gedaagde binnen twee weken na betekening van het vonnis de aandelen moet leveren en dat er een dwangsom van € 100 per dag kan worden opgelegd voor elke dag dat gedaagde in gebreke blijft, tot een maximum van € 10.000. Tevens is gedaagde veroordeeld in de proceskosten van eiser, die zijn begroot op € 1.222,84.