ECLI:NL:RBLIM:2015:6862

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
12 augustus 2015
Publicatiedatum
13 augustus 2015
Zaaknummer
C/03/209864/HA RK 15-181
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot verschoning van de rechter in een strafzaak wegens schijn van partijdigheid

Op 12 augustus 2015 heeft de Rechtbank Limburg, in de persoon van de Verschoningskamer, een verzoek tot verschoning van rechter mr. F.A.G.M. Vluggen toegewezen. Dit verzoek was ingediend in het kader van een strafzaak tegen verdachte [K.], die beschuldigd werd van onder andere poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan zes politieagenten. De rechter had eerder in een andere zaak, tegen [V.], een vonnis gewezen waarbij [V.] als slachtoffer/benadeelde partij was aangemerkt in de zaak tegen [K.]. De rechter vreesde dat zijn betrokkenheid in de zaak tegen [K.] de schijn van partijdigheid zou kunnen wekken, gezien de verwevenheid van de feiten in beide zaken.

De rechtbank heeft vastgesteld dat alle betrokken partijen, waaronder het Openbaar Ministerie en de raadsman van de verdachte, in de gelegenheid zijn gesteld om hun mening over het verschoningsverzoek te geven. Zowel het Openbaar Ministerie als de raadsman van [K.] hebben aangegeven het verzoek te respecteren. De rechtbank oordeelde dat er geen noodzaak was voor een mondelinge behandeling van het verzoek, gezien de unanieme instemming van de betrokken partijen.

De rechtbank concludeerde dat de rechter terecht had verzocht om zijn verschoning, om elke schijn van partijdigheid te vermijden. De beslissing om het verzoek tot verschoning toe te wijzen, werd openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, P.J.C. Hendriks. Tegen deze beslissing staat geen voorziening open op grond van artikel 518 lid 3 van het Wetboek van Strafvordering.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK LIMBURG

Verschoningskamer
zaaknummer / rekestnummer: C/03/209864/HA RK 15-181
Beslissing van 12 augustus 2015
op het verzoek van
mr. F.A.G.M. Vluggen
rechter in de rechtbank Limburg
verder: de rechter
strekkende tot zijn verschoning in de strafzaak met parketnummer 03/721313-13
[K.]
verdachte in de strafzaak met het hiervoor genoemde parketnummer,
verder genoemd: [K.] ,
raadsman: mr. A.L. Rinsma.

1.Het verloop van de procedure

Bij brief van 21 juli 2015 heeft de rechter op grond van artikel 517 van het Wetboek van Strafvordering een verzoek gedaan strekkende tot zijn verschoning in de strafzaak met parketnummer 03/721313-13 tegen verdachte [K.] , in welke zaak de rechter voorzitter is van de meervoudige strafkamer.
[K.] en diens raadsman, het Openbaar Ministerie, benadeelde partijen en slachtoffers in deze strafzaak zijn in de gelegenheid gesteld zich uit te laten omtrent het onderhavige verschoningsverzoek.
Bij e-mailbericht van 27 juli 2015 heeft mr. A.J.L. Rogier namens het Openbaar Ministerie een schriftelijke reactie ingediend. Het openbaar Ministerie kan instemmen met het door de rechter gedane verzoek.
Bij e-mailbericht van 30 juli 2015 heeft de raadsman van verdachte, mr. A.L. Rinsma, schriftelijk gereageerd. Hij deelt daarin mede dat de verdediging het verzoek van de rechter respecteert.
De heer [B.] , slachtoffer in de hierboven genoemde strafzaak, heeft bij brief van 29 juli 2015 aangegeven te kunnen instemmen met het verschoningsverzoek.
Van de overige benadeelde partijen, dan wel slachtoffers is geen bericht ontvangen.
Gelet op het feit dat alle betrokken partijen in de gelegenheid zijn geweest zich uit te laten over het verzoek en gezien de ontvangen reacties acht de rechtbank een mondelinge behandeling van het verzoek niet noodzakelijk en is de beslissing op het verzoek bepaald op heden.

2.Het verzoek

Het verzoek houdt -zakelijk en voor zover relevant weergegeven- het navolgende in.
[K.] is gedagvaard terzake de verdenking van onder andere poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan zes politieagenten. [K.] zou met zijn auto op deze politieagenten zijn ingereden op het moment dat zij hem wilden aanhouden. [K.] , als ook de diverse benadeelde partijen, zijn opgeroepen om te verschijnen ter terechtzitting op 24 juli 2015. Deze benadeelde partijen zijn (een aantal van de) politieagenten die als slachtoffers van de aan [K.] tenlastegelegde verdenking wordt gezien.
Op 17 juli 2015 heeft de rechtbank vonnis gewezen in de zaak tegen de verdachte [V.] . [V.] is één van de politieagenten die als slachtoffer/benadeelde partij is aangemerkt in de strafzaak tegen [K.] . Bij vonnis van 17 juli 2015 heeft de rechtbank de aan [V.] voornoemd tenlastegelegde feiten bewezenverklaard en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee jaren. De rechter behoorde tot de strafkamer die [V.] heeft berecht.
De rechter ziet in het voorgaande zodanige feiten en omstandigheden als bedoeld in artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering gelegen die hem nopen tot het indienen van het onderhavige verschoningsverzoek teneinde elke schijn van partijdigheid te vermijden. De rechter acht het feitencomplex in beide zaken dusdanig verweven, dat hij meent dat de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden indien de rechter ook een oordeel zou vellen in de zaak [K.] , in welke zaak [V.] voornoemd, als benadeelde partij, ook procespartij is.
De rechter is van oordeel dat in de onderhavige kwestie zich een bijzondere omstandigheid voordoet, die de rechterlijke onpartijdigheid in de weg kan staan. De rechtbank heeft immers in de strafzaak tegen [V.] expliciet een gemotiveerd oordeel gegeven over die feiten en omstandigheden die ook in de zaak tegen [K.] tot de kern van de zaak moeten worden gerekend.

3.De beoordeling

Bij de beoordeling van een verzoek als het onderhavige dient uitgangspunt te zijn dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voor doet die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een rechtzoekende een vooringenomenheid zou kunnen koesteren, althans dat de bij een rechtzoekende dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd zou kunnen zijn.
De vraag is derhalve of de rechter terecht tot de conclusie is gekomen dat door zijn verdere betrokkenheid in de zaak [K.] de schijn van partijdigheid zou kunnen worden gewekt.
De rechtbank komt gelet op hetgeen de rechter, zoals hierboven weergegeven, aan zijn verzoek tot verschoning ten grondslag heeft gelegd tot het oordeel dat de rechter het verzoek terecht heeft ingediend. Om de schijn van partijdigheid te vermijden zal de rechtbank het verzoek tot verschoning toewijzen.

4.De beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek tot verschoning toe;
beveelt de onverwijlde mededeling van deze beslissing aan de rechter, aan verdachte, aan diens raadsman en aan het openbaar ministerie, alsmede aan de benadeelde partijen/slachtoffers.
Deze beslissing is gegeven door mr. M.B.T.G. Steeghs, voorzitter, mr. J.J.M. Wassenberg en mr. J.W. Rijksen, rechters, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van
P.J.C. Hendriks, griffier, op 12 augustus 2015.
Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 518 lid 3 van het Wetboek van Strafvordering geen voorziening open.