ECLI:NL:RBLIM:2015:682

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
28 januari 2015
Publicatiedatum
28 januari 2015
Zaaknummer
03/866104-14
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Roekeloos rijden met zwaar lichamelijk letsel als gevolg van een verkeersongeval

Op 28 januari 2015 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 19 december 2010 roekeloos heeft gereden, wat resulteerde in een verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel voor twee politieagenten. De verdachte, die niet in het bezit was van een geldig rijbewijs en onder invloed van alcohol verkeerde, reed op een gladde weg en negeerde een stopteken van de politie. Tijdens het rijden verloor hij de controle over zijn voertuig, wat leidde tot een frontale botsing met een politieauto. De rechtbank oordeelde dat de verdachte roekeloos had gehandeld, aangezien hij niet alleen de verkeersveiligheid in gevaar bracht, maar ook de algemene zorgplicht als bestuurder niet in acht nam. De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte schuld had aan het ongeval, en legde hem een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 50 dagen op, evenals een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 11 maanden. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan een van de benadeelde partijen, die immateriële schade had geleden door het ongeval.

Uitspraak

RECHTBANK Limburg

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer : 03/866104-14
Datum uitspraak : 28 januari 2015
Tegenspraak overeenkomstig artikel 279 Wetboek van Strafvordering
Vonnis van de rechtbank Limburg, meervoudige kamer voor strafzaken,
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland,
postadres: [adres 1].
Raadsman is mr. A.A.Th.X. Vonken, advocaat, kantoorhoudende te Maastricht.

1.Het onderzoek van de zaak

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 3 september 2014 en 14 januari 2015. De rechtbank heeft op die zittingen gehoord: de officier van justitie en de raadsman van de verdachte. Tevens heeft de benadeelde partij [slachtoffer 1] op 14 januari 2015 het woord gevoerd.

2.De tenlastelegging

De verdachte staat terecht ter zake dat:
hij op of omstreeks 19 december 2010 in de gemeente Maastricht als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, de Franciscus Romanusweg, althans op enige weg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend, - na het gebruik van alcoholhoudende drank en/of terwijl hij niet in het bezit was van een geldig Nederlands rijbewijs - op een (glad) wegdek bedekt met sneeuw en/of ijzel met een voor die situatie (veel) te hoge snelheid te rijden over de gezien zijn, verdachtes, rijrichting, rechter weghelft van die Franciscus Romanusweg en/of (vervolgens) het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig (op die Franciscus Romanusweg) zodanig te keren en/of te draaien en/of in een slip te raken en/of (vervolgens) - in een andere rijrichting dan de rijrichting waarin hij, verdachte, eerder die Franciscus Romanusweg was ingereden - zijn weg rijdend en/of glijdend te vervolgen en/of is blijven vervolgen over die voornoemde rechter weghelft, welke weghelft was bestemd voor het hem, verdachte, tegemoetkomende verkeer, zulks op het moment dat een hem over die laatstgenoemde weghelft tegemoetkomend motorrijtuig (dienstvoertuig politie) hem, verdachte, tot op korte afstand was genaderd, althans zich op korte afstand van hem, verdachte, bevond, (mede) waardoor een (frontale) botsing en/of aanrijding is ontstaan tussen het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig en dat hem tegemoetkomend motorrijtuig (dienstvoertuig politie), waardoor een (of meer) ander(en), te weten [slachtoffer 2], zwaar lichamelijk letsel (te weten een geringe versmalling van de doorsnede van het wervelkanaal en/of (andere) schade aan een of meer (hals- en/of rug)wervels en/of de wervelkolom en/of aan rugspieren en/of een hersenkneuzing en/of whiplash) werd toegebracht of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, en/of [slachtoffer 1], zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, zulks terwijl hij, verdachte, verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste, tweede of derde lid van de Wegenverkeerswet 1994.
Voor zover in de tenlastelegging kennelijke schrijffouten of misslagen voorkomen, zijn die in deze weergave van de tenlastelegging door de rechtbank verbeterd. De verdachte is door deze verbetering, zoals uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, niet in de verdediging geschaad.

3.De voorvragen

Bij het onderzoek ter terechtzitting:
  • is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is;
  • is gebleken dat de rechtbank krachtens de wettelijke bepalingen bevoegd is van het ten laste gelegde kennis te nemen;
  • zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. De officier van justitie kan dus in de vervolging worden ontvangen;
  • zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.
4.
De beoordeling van het bewijs [1]
4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het tenlastegelegde feit, in die zin dat sprake was van roekeloos rijgedrag, wettig en overtuigend bewezen. Zij heeft daartoe gewezen op de aangiften van [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2]) en [slachtoffer 1] (hierna [slachtoffer 1]), de door hen opgemaakte processen-verbaal van bevindingen, de verklaringen van getuigen [getuige 1] en [getuige 2], alsmede de verschillende verklaringen van de verdachte over het voorafgaand gebruik van alcoholhoudende drank, over het rijden zonder rijbewijs, de toestand van de weg en de snelheid waarmee hij reed. De aanrijding is volgens haar niet enkel het gevolg van de sneeuwval, maar ook een consequentie van een bewust gekozen roekeloze rijstijl van de verdachte. Deze rijstijl vloeit voort uit een mogelijk onvermogen om te rijden, een prominente wens om hoe dan ook aan de politie te ontkomen, drankgebruik en een voor de weersomstandigheden te hoge snelheid.
De officier heeft zich op het standpunt gesteld dat geen sprake is van de situatie als bedoeld in artikel 8 van de Wegenverkeerswet en dat daarom vrijspraak van die betreffende zinsnede in de tenlastelegging dient te volgen. Daarnaast heeft zij naar voren gebracht dat het letsel van [slachtoffer 2] als zwaar lichamelijk letsel dient te worden bestempeld, terwijl [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1]) ten gevolge van de botsing lichamelijk letsel heeft opgelopen waardoor zij tijdelijk ziek is geweest en gehinderd werd in de uitoefening van haar normale bezigheden.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat de auto van de verdachte door toedoen van de weersomstandigheden in een slip is geraakt en op de linker weghelft terecht is gekomen. Het politievoertuig kwam op dat moment recht op hem af rijden. Verdachte heeft toen naar links gestuurd en geprobeerd om aan die kant het politievoertuig te passeren. Daarbij is hij met de linkerkant van zijn auto tegen de stoeprand gereden. Omdat hij de beschikbare ruimte tussen stoeprand en politievoertuig verkeerd had ingeschat, is hij vervolgens tegen het politievoertuig gebotst. Verdachte heeft volgens de raadsman dan ook vlak voor en ten tijde van de botsing geen roekeloos, zeer aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend rijgedrag, maar juist ongevalvermijdend rijgedrag laten zien.
De raadsman heeft verder aangevoerd dat uit het dossier niet kan worden vastgesteld dat het voorafgaande alcoholgebruik door verdachte en het niet in het bezit zijn van een geldig Nederlands rijbewijs er aan hebben bijgedragen dat hij met zijn auto in een slip is gekomen. Ook deze bijkomende omstandigheden zijn volgens de raadsman niet zodanig dat bewezen zou kunnen worden dat de verdachte roekeloos, zeer onvoorzichtig, aanmerkelijk onvoorzichtig of onoplettend heeft gereden. Daarnaast heeft de raadsman aangevoerd dat onvoldoende objectieve gegevens in het dossier aanwezig zijn om te kunnen vaststellen dat verdachte met een te hoge snelheid in relatie tot de weersomstandigheden heeft gereden. Volgens de raadsman is het enkel met zijn auto in een slip geraken geen feit waarvan vaststaat of verdachte daarvan enig verwijt kan worden gemaakt. De raadsman heeft zich dan ook op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het aan hem tenlastegelegde feit. Subsidiair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat geen sprake is geweest van roekeloos rijgedrag.
Daarnaast heeft de verdediging bepleit dat geen sprake is van zwaar lichamelijk letsel bij [slachtoffer 2], nu dit letsel onvoldoende is onderbouwd met relevante medische informatie. De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden van beide politieagenten.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Op 19 december 2010 heeft er op de Franciscus Romanusweg te Maastricht een frontale botsing plaatsgevonden tussen een politievoertuig, waarin de agenten [slachtoffer 2] als bestuurder en [slachtoffer 1] als bijrijder zaten, en een door de verdachte bestuurde Ford Escort. [2]
Het dienstvoertuig van de politie, dat bezig was met een achtervolging van de door verdachte bestuurde auto, reed op dat moment op de Franciscus Romanusweg in de richting van de Maas. Het voertuig van de verdachte reed ten tijde van de botsing tegen het verkeer in. [3]
[slachtoffer 2] verklaarde dat zij achter de Ford Escort reden en zagen dat de bestuurder meermalen de controle over zijn voertuig verloor: op de kruising van de Cabergerweg met de Fort Willemweg begon de auto te slingeren, op de Noorderbrug reed hij tegen de linker vangrail, vloog het voertuig volledig naar rechts, waarbij er bijna een aanrijding met een andere personenauto ontstond en op de kruising Noorderbrug met de Franciscus Romanusweg reed de auto tegen een lichtmast en kwam tot stilstand. [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] zijn toen uitgestapt en naar het voertuig gerend. De bestuurder bleef echter vol gas geven. De wielen spinden over het asfalt dat bedekt was met een laag sneeuw. Al slingerend kon de auto wegrijden de Franciscus Romanusweg in. [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] stapten weer in hun dienstvoertuig en reden achter de Ford Escort aan. [4]
[slachtoffer 2] verklaarde dat zij net uit de bocht kwamen en toen zicht kregen op de weg en de auto van verdachte, die hun kant opkwam. [slachtoffer 2] trapte nog op de rem, maar schoof door, waarna de aanrijding plaatsvond. [5] Getuige [getuige 3] heeft bij de politie verklaard dat hij zag dat een politieauto - met zwaailampen en stoptransparant aan - op de Noorderbrug rechtsaf sloeg en vervolgens over de Franciscus Romanusweg reed. Op dat moment kwam vanuit tegenovergestelde richting een personenauto rijden, die op de verkeerde weghelft reed. Voor zijn gevoel was deze auto aan het draaien op de weg. Hij zag vervolgens dat de bestuurder van deze personenauto op de verkeerde weghelft bleef rijden en recht op de politieauto afreed. De politieauto minderde snelheid en remde af. [getuige 3] schatte de afstand tussen beide voertuigen op ongeveer 5 tot 10 meter. Vervolgens zag hij dat de bestuurder van de personenauto voor zijn gevoel de politieauto aan de linkerzijde probeerde te passeren. Dit was echter niet mogelijk omdat daar totaal geen ruimte voor was, waarop de personenauto en de politieauto frontaal tegen elkaar reden. [6]
Als gevolg van de botsing heeft [slachtoffer 2], die op dat moment 27 jaar was, een hersenschudding/hersenkneuzing, whiplash en beschadiging van twee halswervels opgelopen. [7] Uit röntgenonderzoek is gebleken dat zijn vierde halswervel is verplaatst ten opzichte van de derde halswervel. Ook werd een mogelijke versmalling van de tussenwervelruimte tussen deze beide halswervels gezien. Forensisch geneeskundige F.J.A. Poettgens stelt dat dit soort letsel bij mensen van jonger dan 30 jaar in de regel vrijwel nooit spontaan voorkomt en dat bij een blanco medische voorgeschiedenis het vrijwel altijd een trauma (val, klap, botsing) is, dat verantwoordelijk is voor deze verplaatsing. [8] [slachtoffer 2] is circa 4-5 maanden ziek geweest, en hij is nog steeds onder behandeling voor migraine en nekpijn. [9]
[slachtoffer 1] heeft door de aanrijding een hersenschudding opgelopen. Tevens had zij last van stijfheid in haar nek en rug. Zij heeft 10 dagen niet kunnen werken. Van haar klachten heeft zij zo’n drie weken last gehad. [10]
Gelet op hetgeen hiervoor is beschreven ten aanzien van het letsel stelt de rechtbank vast dat [slachtoffer 2] ten gevolge van het ongeval zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen en dat bij [slachtoffer 1] sprake is geweest van zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van haar normale bezigheden is ontstaan.
Beoordeling van de schuld aan het ongeval.
Bij de beoordeling van de schuld van verdachte aan het ongeval moet de rechtbank de verklaring van verdachte betrekken. Verdachte heeft echter in de loop der tijd zijn verklaring steeds bijgesteld, in die zin dat hij uiteindelijk verklaarde dat zijn auto als gevolg van de gladheid op de weg in een slip is geraakt en vervolgens met de neus van de auto in de richting van het tegemoetkomend verkeer is blijven staan, waarna hij de aanrijding met de politieauto vergeefs probeerde te vermijden. De rechtbank hecht de meeste waarde aan de verklaring die verdachte direct na het ongeval bij de politie heeft afgelegd omdat hij gedetailleerd heeft verteld hoe hij vlak voor de aanrijding met de politieauto wilde keren. Hij vertelde dat hij op de Noorderbrug rechts is afgeslagen en dat hij vrijwel direct zijn auto heeft gekeerd. Hierbij trok hij aan de handrem, gaf gelijktijdig wat gas bij en stuurde naar links. Hij bevond zich vervolgens op het – voor hem – verkeerde gedeelte van de weg. Een hem tegemoetkomend politiebusje reed vervolgens tegen zijn auto aan. [11] Verdachte heeft verder verklaard dat hij, vóórdat hij die nacht in de auto stapte, een aantal cafés had bezocht en daar alcohol (1 whisky en 2 biertjes) had gedronken. [12] Hij was in zijn eigen woorden ‘een beetje dronken’. Ook had hij harddrugs bij zich. [13] Het was glad op de weg. Daardoor kon hij niet remmen. De achterruit van zijn auto zat helemaal dicht door de sneeuw die er op lag. Een eerder stopteken van de politie had hij genegeerd omdat hij nog openstaande boetes had vanwege het rijden zonder geldig rijbewijs en omdat hij drugs bij zich had.
Op grond van de stukken en het verhandelde ter terechtzitting is vast komen te staan dat verdachte reed over een glad wegdek, een stopteken negeerde, zijn voertuig meermalen niet onder controle had en dat hij zijn voertuig heeft gekeerd op de Franciscus Romanusweg direct na een onoverzichtelijke bocht. Daardoor ontstond een zeer gevaarlijke situatie voor al het verkeer dat net als verdachte vanaf de Noorderbrug de Franciscus Romanusweg inreed.
Verdachte had de voor elke bestuurder geldende algemene zorgplicht om te zorgen dat hij tot goed besturen in staat is en dat hij zijn voertuig onder alle omstandigheden onder controle kan houden. Hij moet beschikken over een rijbewijs en voorkomen dat hij door gebruik van alcoholhoudende drank niet tot behoorlijk besturen in staat is. Ook diende hij rekening te houden met de verkeerssituatie, de weersgesteldheid en het gladde wegdek, daarop te anticiperen en zijn rijgedrag daar op aan te passen.
Dat heeft verdachte niet gedaan. Hij is in de auto gaan rijden zonder rijbewijs en ondanks dat hij merkte dat hij ‘een beetje dronken’ was. Aangenomen moet worden dat dit laatste zijn rijvaardigheid heeft verminderd. Gevolgd door de politie en een stopteken negerend, verloor hij meermalen de controle over zijn auto. Nadat hij met de auto tegen een verkeerspaal op de kruising van de Viaductweg en de Franciscus Romanusweg tot stilstand was gekomen, de politiebus bij hem was gestopt, agenten uitstapten en hem sommeerden om te stoppen, is hij de Franciscus Romanusweg ingereden. Direct na de bocht, niet zichtbaar voor verkeer dat de bocht neemt, heeft verdachte zijn auto abrupt gekeerd door aan de handrem te trekken en gas bij te geven. Wetende dat het wegdek heel glad was, hij al een paar keer de controle over het voertuig was verloren, was voor verdachte voorzienbaar dat hij daardoor opnieuw de controle over het voertuig zou verliezen. Dit zeer onvoorzichtige rijgedrag is nog meer verwijtbaar omdat hij wist dat de politieauto hem zo snel als mogelijk was zou volgen en in de bocht geen zicht had op de plek waar hij de auto keerde. De rechtbank leidt in het bijzonder uit deze omstandigheden af dat verdachte roekeloos heeft gereden. Met zijn rijgedrag heeft verdachte onaanvaardbare risico's voor andere weggebruikers veroorzaakt.
De slotsom luidt dan ook dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen acht dat verdachtes handelen als roekeloos moet worden aangemerkt en dat hij schuld aan het verkeersongeval heeft in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994.
Het verweer van de raadsman dat verdachte in plaats van roekeloos of onvoorzichtig rijgedrag juist ongevalvermijdend rijgedrag heeft laten zien en dat het verkeersongeval is ontstaan doordat verdachte in een slip is gekomen, wordt dan ook door de rechtbank verworpen. De rechtbank is van oordeel dat het aan het handelen van de verdachte zelf is te wijten dat hij in een situatie is gekomen waarin hij zijn auto niet meer onder controle had, op de verkeerde weghelft terechtkwam en een ongeval niet meer kon vermijden.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 19 december 2010 in de gemeente Maastricht als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, de Franciscus Romanusweg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, door roekeloos, -na het gebruik van alcoholhoudende drank en terwijl hij niet in het bezit was van een geldig Nederlands rijbewijs- op een glad wegdek bedekt met sneeuw met een voor die situatie te hoge snelheid te rijden over de gezien zijn, verdachtes, rijrichting, rechter weghelft van die Franciscus Romanusweg en vervolgens het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig op die Franciscus Romanusweg zodanig te keren en in een slip te raken en vervolgens - in een andere rijrichting dan de rijrichting waarin hij, verdachte, eerder die Franciscus Romanusweg was ingereden - zijn weg rijdend en/of glijdend te vervolgen en is blijven vervolgen over die voornoemde rechter weghelft, welke weghelft was bestemd voor het hem, verdachte, tegemoetkomende verkeer, zulks op het moment dat een hem over die laatstgenoemde weghelft tegemoetkomend motorrijtuig (dienstvoertuig politie) hem, verdachte, tot op korte afstand was genaderd, waardoor een frontale botsing is ontstaan tussen het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig en dat hem tegemoetkomend motorrijtuig (dienstvoertuig politie), waardoor anderen, te weten [slachtoffer 2], zwaar lichamelijk letsel (te weten een geringe versmalling van de doorsnede van het wervelkanaal en schade aan halswervels en de wervelkolom en aan rugspieren en een hersenkneuzing en whiplash) werd toegebracht, en [slachtoffer 1] zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde en de kwalificatie

5.1
De strafbaarheid
Het bewezenverklaarde is strafbaar.
5.2
De kwalificatie
Het bewezenverklaarde levert op het volgende strafbare misdrijf:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl de schuld bestaat in roekeloosheid en het een ongeval betreft waardoor een ander (zwaar) lichamelijk letsel wordt toegebracht.
Het misdrijf is strafbaar gesteld bij artikel 6 in verband met artikel 175 van de Wegenverkeerswet 1994.

6.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar voor het bewezenverklaarde nu geen omstandigheid aannemelijk is geworden die zijn strafbaarheid opheft.

7.De oplegging van straf en maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht, en rekening houdende met het tijdsverloop, gevorderd aan de verdachte op te leggen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 50 dagen en hem de bevoegdheid te ontzeggen motorrijtuigen te besturen voor de duur van 11 maanden.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van het tenlastegelegde feit. Indien het tenlastegelegde feit wel bewezen wordt verklaard, is volgens de raadsman -mede gezien de overschrijding van de redelijke termijn en het ongevalvermijdend gedrag van de verdachte- een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet op zijn plaats en kan worden volstaan met de oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Verdachte heeft op 19 december 2010 door roekeloos te rijden een verkeersongeval veroorzaakt, waarbij de politieagenten [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] (zwaar) lichamelijk letsel hebben opgelopen. Met name [slachtoffer 2] is bijna 5 maanden uit de running geweest en moest zich daarna ook nog onder behandeling stellen voor migraine en nekpijn.
Verdachte, die niet in het bezit is van een geldig rijbewijs, alcohol had gedronken en drugs bij zich had, probeerde die nacht uit alle macht aan een aanhouding door de politie te ontkomen, waarbij hij meermalen de controle over zijn voertuig is verloren en gevaar voor medeweggebruikers veroorzaakte. Op een met sneeuw bedekte, gladde weg probeerde hij zijn auto abrupt te keren, raakte daarna op de voor hem verkeerde weghelft, en botste vervolgens tegen een hem tegemoet komende politieauto. Verdachte heeft hierdoor blijk gegeven lak te hebben aan de verkeersveiligheid en onverantwoorde risico’s genomen.
De rechtbank houdt er verder bij de strafoplegging rekening mee dat verdachte al een paar maal is veroordeeld voor het rijden zonder rijbewijs en dus al eerder de Wegenverkeerswet 1994 heeft overtreden.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van de hierna te bepalen duur de meest passende straf is voor het door de verdachte gepleegde feit. Daarbij heeft de rechtbank rekening gehouden met de overschrijding van de termijn waarbinnen de behandeling ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis en met het feit dat verdachte na het plegen van het onderhavige feit nog is veroordeeld tot 4 maanden gevangenisstraf wegens overtreding van de Opiumwet. Deze omstandigheden brengen de rechtbank er toe om een gevangenisstraf van een kortere duur op te leggen dan zij normaal gesproken voor overtredingen van deze ernst en deze gevolgen zou opleggen.
Gelet op de ernst van het feit en mede ter bescherming van de verkeersveiligheid zal de rechtbank tenslotte aan de verdachte gedurende de hierna te vermelden tijd de bevoegdheid ontzeggen om motorrijtuigen te besturen.

8.De benadeelde partij

8.1
De vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft wegens door haar geleden immateriële schade een bedrag van € 700,00 gevorderd. De benadeelde partij heeft verzocht om voornoemd bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente en tevens de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd om de vordering van de benadeelde partij, onder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, integraal toe te wijzen. De officier van justitie heeft tevens gevorderd om voornoemd bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij ten gevolge van het bewezenverklaarde feit rechtstreeks immateriële schade heeft geleden. Nu de vordering door de verdediging niet is betwist, zal de rechtbank de vordering integraal toewijzen tot het bedrag van € 700,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 december 2010.
De rechtbank zal de verdachte tevens veroordelen in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak en de invordering van voormeld bedrag alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil.
De rechtbank zal daarnaast aan de verdachte de verplichting opleggen aan de Staat een bedrag van € 700,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 december 2010, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 14 dagen hechtenis, te betalen ten behoeve van [slachtoffer 1], correspondentieadres: [adres 2].

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 24c, 36f, 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het ten laste gelegde bewezen, zoals hierboven onder 4.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 5.2 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
- veroordeelt de verdachte tot
een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 50 dagen;
Maatregel
- ontzegt aan de verdachte
de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de duur van 11 maanden;
Benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
  • veroordeelt de verdachte om tegen bewijs van betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] te betalen een bedrag van € 700,00 (zegge: zevenhonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag te rekenen vanaf 19 december 2010 tot de dag der algehele voldoening;
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij [slachtoffer 1] in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1], voornoemd bedrag te betalen, bij niet betaling te vervangen door 14 dagen hechtenis, met dien verstande dat de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 december 2010;
  • bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. Schutte, voorzitter, mr. E.H.A.F.M. Krol en mr. W.F.J. Aalderink, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.E. Felderhof, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 28 januari 2015.

Voetnoten

1.De vindplaatsvermeldingen, voorkomend in de hierna opgenomen bewijsmiddelen en de motivering van de bewezenverklaring, verwijzen naar de doorlopende paginanummering van het in de wettelijke vorm door een daartoe bevoegde verbalisant van de politie Limburg-Zuid opgemaakt proces-verbaal, genummerd 2010150833 d.d. 19 februari 2010 (noot griffier: kennelijke verschrijving, moet zijn 2011) en de als bijlagen daarbij gevoegde schriftelijke bescheiden, welke alle wettige bewijsmiddelen zijn als bedoeld in artikel 344, eerste lid jo artikel 339, eerste lid onder 5º van het Wetboek van Strafvordering.
2.Het proces-verbaal van aangifte d.d. 21 december 2010, doorgenummerde pagina’s 132, 134.
3.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 december 2010, doorgenummerde pagina’s 54-58.
4.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 december 2010, doorgenummerde pagina 49-51.
5.De verklaring door [slachtoffer 2] afgelegd als getuige ter terechtzitting in hoger beroep blijkens het arrest van het gerechtshof
6.Het proces-verbaal van verhoor van de getuige [getuige 3] van 19 december 2010, doorgenummerde pagina 90.
7.Het proces-verbaal van verhoor [slachtoffer 2] van 14 januari 2011, doorgenummerde pagina 139. De geneeskundige verklaring inzake het letsel van [slachtoffer 2], geboren op 11 oktober 1983, doorgenummerde pagina 145.
8.Een brief van forensisch geneeskundige F.J.A. Poettgens d.d. 20 februari 2013.
9.Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 12 juni 2012.
10.Het proces-verbaal van verhoor [slachtoffer 1] van 21 januari 2011, doorgenummerde pagina 128. De geneeskundige verklaring inzake het letsel van [slachtoffer 1], doorgenummerde pagina 130.
11.Het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 19 december 2010 met bijlagen, doorgenummerde pagina 30.
12.Het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 19 december 2010 met bijlagen, doorgenummerde pagina 29.
13.Het proces-verbaal van de terechtzitting inzake parketnummer 03/700689-10 d.d. 25 maart 2011.