ECLI:NL:RBLIM:2015:6797

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
31 juli 2015
Publicatiedatum
11 augustus 2015
Zaaknummer
03/700195-15, 03/700295-14 (tul)
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Winkeldiefstallen met recidive en gevangenisstraf

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Limburg op 31 juli 2015, is de verdachte beschuldigd van twee winkeldiefstallen. De feiten vonden plaats op 16 en 17 april 2015, waarbij de verdachte in twee verschillende supermarkten koffie en deodorant heeft gestolen. De rechtbank heeft de zaak inhoudelijk behandeld op 28 juli 2015, waar de verdachte, haar raadsman mr. A.L. Rinsma, en de officier van justitie hun standpunten hebben gepresenteerd. De rechtbank oordeelde dat de verdachte schuldig was aan de tenlastegelegde feiten, gebaseerd op haar bekennende verklaring en de aangiften van de benadeelden.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte een langdurig delictpatroon vertoont en dat eerdere straffen haar niet hebben weerhouden van recidive. De officier van justitie had een maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders gevorderd, maar de rechtbank oordeelde dat hieraan niet voldaan was. De rechtbank legde uiteindelijk een gevangenisstraf van drie maanden op, onder aftrek van voorarrest, en verklaarde de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar schadevergoeding omdat de vordering niet aan de formele eisen voldeed. De rechtbank benadrukte de ernst van de winkeldiefstallen en de impact daarvan op de slachtoffers en de samenleving.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer: 03/700195-15, 03/700295-14 (tul)
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 31 juli 2015
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
wonende te [adresgegevens verdachte] ,
gedetineerd in Penitentiaire Inrichting Zuid Oost – Huis van Bewaring Ter Peel te Evertsoord.
Raadsman is mr. A.L. Rinsma, advocaat, kantoorhoudende te Maastricht.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 28 juli 2015, waarbij de officier van justitie, de raadsman en de verdachte hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte twee winkeldiefstallen heeft gepleegd.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het oordeel van de rechtbank [1]
Evenals de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat de verdachte twee winkeldiefstallen heeft gepleegd, gelet op:
  • de bekennende verklaring die verdachte heeft afgelegd ter terechtzitting van 28 juli 2015,
  • de aangifte van [slachtoffer 1] namens [supermarkt 1] te Margraten
- de aangifte van [slachtoffer 2] namens de [supermarkt 2] te Gulpen [3] .
3.2
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
1.
op 17 april 2015 te Margraten met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid koffie en deodorant toebehorende aan [supermarkt 1] ;
2.
op 16 april 2015 te Gulpen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid koffie toebehorende aan [supermarkt 2] .
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
T.a.v. feit 1:
diefstal
T.a.v. feit 2:
diefstal
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die haar strafbaarheid uitsluit.

6.De straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte op te leggen de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om aan de verdachte geen maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders op te leggen omdat niet alle andere alternatieve straffen zijn uitgeput en de oplegging van de ISD-maatregel dient te gelden als ultimum remedium. De verdediging heeft verzocht bij de straftoemeting aansluiting te zoeken bij de oriëntatiepunten gesteld door het LOVS.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Verdachte heeft twee winkeldiefstallen gepleegd. Verdachte is geraffineerd te werk gegaan. Zij wist van tevoren precies hoeveel pakken koffie en bussen deodorant in haar bigshopper-tas zij in haar tas moest doen, om deze nog te kunnen dragen. In de winkels heeft ze dan ook die pakken en bussen in haar tas gedaan. Vervolgens heeft zij gekeken of de kust veilig was en is zij via de ingang de winkel uitgelopen. Vervolgens heeft zij deze handelswijze herhaald en heeft zij ook nog een aantal dozen in de winkel opgehaald, zodat zij de gestolen spullen in de dozen in haar auto kon vervoeren. Verdachte heeft hiermee een grote brutaliteit ten toon gespreid.
Winkeldiefstallen zijn vervelende en ernstige feiten. De gedupeerden moeten aangifte doen, hetgeen vaak tijdrovend is. Tijd die de aangevers liever aan andere zaken besteden. Winkeldiefstal draagt daarnaast ook bij aan een gevoel van angst en onzekerheid onder winkeliers, winkelpersoneel en klanten. Verdachte heeft door het plegen van deze feiten ook getoond geen enkel respect voor eigendommen van anderen te hebben.
Verdachte heeft een lang strafblad waarop reeds veel diefstallen prijken. Daaruit blijkt dat verdachte een notoire lastpak is die steeds maar weer strafbare feiten pleegt. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat zij diefstallen pleegt door haar zwakke financiële situatie. Door het verkopen van het verworvene kon zij zich iets extra’s permitteren en haar schulden aflossen. De rechtbank neemt het verdachte kwalijk dat zij haar eigen financiële gewin laat prevaleren boven het leed dat en ergernis die zij de eigenaren daarmee aandoet. De rechtbank is dan ook van oordeel dat in de onderhavige zaak geen andere of lichtere straf dan een gevangenisstraf geïndiceerd is.
Uit het reclasseringsrapport dat over verdachte is opgemaakt blijkt dat bij haar sprake is van een langdurig en bijna ingesleten delictpatroon. Doordat zij al langdurig financiële problemen ondervindt, gaat zij steeds opnieuw in de fout. Zelfs (lange) gevangenisstraffen en voorwaardelijke straffen lijken haar niet te weerhouden om telkens opnieuw diefstallen te plegen. De reclassering hield tot aan haar detentie toezicht op verdachte en binnen dat toezicht toonde verdachte zich weliswaar gemotiveerd, maar toch is ze weer gerecidiveerd. Niettemin ziet de toezichthouder perspectief om het toezicht te continueren.
Anders dan de officier van justitie ziet de rechtbank geen wettelijke basis om een onvoorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen, nu aan de voorwaarde van artikel 38m lid 4 en lid 5 van het Wetboek van Strafrecht niet is voldaan. Er ontbreekt immers een met redenen omkleed advies over de wenselijkheid en noodzakelijkheid van de onvoorwaardelijke ISD maatregel. Van dit wettelijk vereiste kan op grond van lid 5 van dit artikel worden afgeweken als de verdachte weigert medewerking te verlenen aan het onderzoek ten behoeve van dat advies, maar die uitzondering is hier niet aan de orde.
De rechtbank stelt zich vervolgens de vraag welke straf aan verdachte dient te worden opgelegd. In het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) is voor de bestraffing van winkeldiefstal met frequente recidive als uitgangspunt een gevangenisstraf van 1 maand vastgesteld. In de onderhavige zaak ziet de rechtbank in de brutaliteit en het raffinement van het handelen van verdachte en de veelvuldige recidive termen om een hogere gevangenisstraf op te leggen.
Omdat de begeleiding door de reclassering van verdachte reeds loopt in een zaak onder een andere parketnummer en de rechtbank deze zal continueren, ziet de rechtbank geen noodzaak om verdachte voor de onderhavige feiten een voorwaardelijke straf op te leggen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen tot een gevangenisstraf van 3 maanden onder aftrek van voorarrest. De rechtbank acht daarmee recht gedaan aan de normschending door verdachte en de bescherming van de samenleving tegen recidive van verdachte. Bij een volgende misstap is niet uitgesloten dat verdachte, gelet op de omvang van haar strafblad, wel in een inrichting voor stelselmatige daders geplaatst gaat worden. Verdachte zal hiervan doordrongen moeten zijn.

7.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij [supermarkt 1] vordert een schadevergoeding van € 1.324,61 terzake van feit 2.
De rechtbank is evenals de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering moet worden verklaard nu de vordering niet aan de formele eisen voldoet. [slachtoffer 1] heeft de vordering ingevuld en ondertekend. Er is echter niet expliciet gesteld dat [slachtoffer 1] namens [supermarkt 1] daartoe gemachtigd was. Ook ontbreekt een uittreksel uit het register van de Kamer van Koophandel waaruit dit zou kunnen blijken.
De benadeelde partij zal dan ook niet-ontvankelijk in haar vordering worden verklaard en veroordeeld worden in de kosten, door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, begroot tot heden op nihil.

8.De vordering na voorwaardelijke veroordeling

De politierechter in het arrondissement Limburg heeft bij onherroepelijk geworden vonnis van 13 augustus 2014 onder parketnummer 03/700195-15 verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 60 dagen waarvan 28 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Daarbij zijn als algemene voorwaarden gesteld dat de verdachte:
  • zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel l4d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder inbegrepen.
Als bijzondere voorwaarde is gesteld dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens de Reclassering, waaronder tevens begrepen:
- zich gedurende de proeftijd van 2 jaar zal melden bij Reclassering Nederland op dagen en tijdstippen als door die zorginstelling aan te geven en zich zal houden aan de aanwijzingen en richtlijnen van de Reclassering, ook waar deze betrekking hebben op een mogelijke deelname aan een traject voor schuldhulpverlening.
Aan deze reclasseringsinstelling is opgedragen om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarden.
Nu verdachte zich voor het einde van de proeftijd heeft schuldig gemaakt aan strafbare feiten vordert de officier van justitie dat last zal worden gegeven tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting haar vordering aangepast. Zij heeft in de onderliggende strafzaak gevorderd aan verdachte op te leggen de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders. Wanneer de rechtbank hiertoe zal overgaan, acht zij het niet geïndiceerd dat de voorwaardelijk opgelegde straf wordt ten uitvoer gelegd. In dat geval vordert zij haar vordering af te wijzen. Bij elke andere strafmodaliteit in de onderliggende strafzaak vordert de officier van justitie de vordering na voorwaardelijke veroordeling toe te wijzen.
De raadsman is eveneens van oordeel dat bij het toepassen van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf achterwege dient te blijven en de vordering dient te worden afgewezen. Bij elke andere straf in de onderliggende strafzaak heeft de raadsman zich ten aanzien van de voorwaardelijk opgelegde straf gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De reclassering heeft in de rapporten van 13 januari 2015 en van 22 juli 2015 geadviseerd om het toezicht met één jaar te verlengen nu uit overleg met Mondriaan naar voren is gekomen dat het gestarte behandeltraject niet voor het einde van de proeftijd positief zal worden afgerond. Voor met name ambulante behandeling en begeleiding is meer tijd nodig. Ook is geadviseerd om verdachte op te dragen mee te werken aan een diagnostisch onderzoek door FPK Radix/Mondriaan en aan een hieruit voortvloeiende behandeling, ook als dit een opname impliceert.
De rechtbank wil verdachte de kans geven om de koers van haar leven ingrijpend te wijzigen en volgt dan ook het advies van de reclassering. De rechtbank heeft gezien dat verdachte reeds lange tijd met politie en justitie in aanraking komt en schat in dat de hulpverlening en begeleiding van verdachte noodzakelijk is om tot een gedragswijziging te komen en een behoorlijke tijd zal vergen. Hiermee heeft verdachte zelf de sleutel voor haar eigen leven in de nabije toekomst in handen gekregen. Het is aan haar om te laten zien dat zij met de hulp van de reclassering het patroon van het plegen van strafbare feiten weet te doorbreken.
Het voorgaande betekent dat de tekst van de bijzondere voorwaarde, zoals opgenomen in het vonnis van 13 augustus 2014, zal worden gewijzigd en zal luiden zoals hierna onder 10 vermeld. De rechtbank zal daarbij de klinische opname beperken tot een periode van maximaal drie maanden.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen Wetboek van Strafrecht 57 en 310 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.2 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf van 3 maanden;
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden;
Benadeelde partij
  • verklaart de benadeelde partij, [supermarkt 1] , te [adres] , niet-ontvankelijk in haar vordering;
  • veroordeelt de benadeelde partij in de kosten, door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, begroot tot heden op nihil;
De vordering tot tenuitvoerlegging met parketnummer 03/700195-15
  • wijst de vordering af;
  • verlengt de proeftijd voor de duur van 1 jaar;
  • stelt als bijzondere voorwaarde dat veroordeelde zich tijdens de (verlengde) proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en de aanwijzingen die worden gegeven door of namens de reclassering, waaronder tevens begrepen
- het nakomen van de afspraken in het kader van de meldplicht, zo lang en zo frequent als de reclassering dat nodig vindt,
- het meewerken aan diagnostisch onderzoek door FPK Radix/Mondriaan of een soortgelijke instelling en aan een hieruit voortvloeiende klinische behandeling van maximaal drie maanden, alsmede aan een ambulante behandeling en begeleiding.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C.A.E. van Binnebeke, voorzitter, mr. M.B. Bax en mr. I.P. de Groot, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.P.E. Mullers, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 31 juli 2015.
Buiten staat
Mr. I.P. de Groot is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
zij op of omstreeks 17 april 2015 te Margraten, althans in de gemeente Eijsden-Margraten, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen (ondermeer) een hoeveelheid koffie en/of deodorant, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [supermarkt 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
2.
zij op of omstreeks 16 april 2015 te Gulpen, althans in de gemeente Gulpen-Wittem, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen (ondermeer) een hoeveelheid koffie, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [supermarkt 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.

Voetnoten

1.De door de rechtbank in de voetnoten aangeduide bewijsmiddelen zijn in wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij de wet gestelde eisen. Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit delen van processen-verbaal, als opgenomen onder proces-verbaalnummer PL 2300 2015071317, d.d. 24 april 2015, opgemaakt door verbalisant [verbalisant] . Het dossier is genummerd van pagina 1 t/m 77.
2.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , d.d. 18 april 2015, dossierpagina’s 73 t/m 75.
3.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] , d.d. 18 april 2015, dossierpagina’s 70 en 71.