In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 10 augustus 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een ambtenaar, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Weert. Eiser was boventallig verklaard met ingang van 1 mei 2012. Na een bezwaarprocedure heeft verweerder het primaire besluit ingetrokken en een nieuw besluit genomen, waarbij eiser opnieuw boventallig werd verklaard. Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit nieuwe besluit, maar is niet verschenen op de zitting. De rechtbank heeft in een tussenuitspraak van 23 januari 2015 verweerder de gelegenheid gegeven om het geconstateerde gebrek in het bestreden besluit te herstellen. Verweerder heeft dit gedaan door op 8 april 2015 een nieuw besluit te nemen, waarin eiser opnieuw boventallig werd verklaard.
De rechtbank heeft overwogen dat het recht van toepassing is zoals dat gold tot en met 31 december 2012, omdat het bestreden besluit voor die datum bekend is gemaakt. De rechtbank heeft de beroepsgronden van eiser beoordeeld, waaronder de ongeschiktheid voor de functies waarvoor hij in aanmerking wilde komen. De rechtbank concludeert dat eiser terecht boventallig is verklaard, omdat hij niet voldoet aan de functie-eisen voor de aangeboden functies. Het beroep tegen het bestreden besluit 2 is ongegrond verklaard, terwijl het beroep tegen het bestreden besluit 1 niet-ontvankelijk is verklaard wegens het ontbreken van procesbelang.
De rechtbank heeft verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1225,-. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.