In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 4 augustus 2015 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen GP International Holding N.V. (GPI) en een HR-manager, hierna aangeduid als [verweerster]. GPI verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst op basis van gewichtige redenen, waarbij zij stelde dat de functie van [verweerster] was komen te vervallen door een reorganisatie binnen de HR-afdeling. [verweerster] was sinds 5 februari 2015 arbeidsongeschikt en had te maken met ernstige gezondheidsproblemen, waaronder borstkanker. GPI voerde aan dat de reorganisatie noodzakelijk was voor de efficiëntie van de HR-afdeling, maar [verweerster] betwistte de noodzaak van deze reorganisatie en verwees naar het opzegverbod tijdens ziekte, zoals vastgelegd in artikel 7:670 lid 1 BW.
De kantonrechter heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat GPI niet voldoende heeft onderbouwd dat de functie van [verweerster] daadwerkelijk was vervallen en dat er geen andere passende functies voor haar beschikbaar waren. De rechter benadrukte dat het opzegverbod tijdens ziekte in dit geval van toepassing was en dat GPI onvoldoende aannemelijk had gemaakt dat er bijzondere omstandigheden waren die een ontbinding van de arbeidsovereenkomst rechtvaardigden. Bovendien werd opgemerkt dat GPI geen ondernemingsraad had ingesteld en geen overleg had gepleegd met vakbonden over de reorganisatie.
Uiteindelijk heeft de kantonrechter het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst afgewezen, met de conclusie dat er geen gewichtige redenen waren om de arbeidsovereenkomst te ontbinden. GPI werd veroordeeld in de proceskosten van [verweerster].