ECLI:NL:RBLIM:2015:6602

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
31 juli 2015
Publicatiedatum
3 augustus 2015
Zaaknummer
4269917 CV EXPL 15-6440
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet wegens het niet (correct) bezorgen van de post met vordering tot wedertewerkstelling en doorbetaling van loon

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 31 juli 2015 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een postbezorger, aangeduid als [eiser], en zijn werkgever, Koninklijke PostNL B.V. De eiser was op 20 mei 2015 op non-actief gesteld en op 21 mei 2015 ontslagen op staande voet, omdat hij op 16 mei 2015 niet alle huis-aan-huispost had bezorgd. De werkgever stelde dat er sterke aanwijzingen waren dat de eiser zijn verplichtingen moedwillig had veronachtzaamd. De kantonrechter oordeelde dat de werkgever voldoende bewijs had geleverd dat de eiser op de betreffende datum niet aan zijn bezorgverplichtingen had voldaan. De eiser had geen goede redenen aangevoerd om de verklaringen van zijn leidinggevende en collega's te betwisten, die bevestigden dat de post niet was bezorgd. De kantonrechter concludeerde dat het ontslag op staande voet terecht was gegeven en dat de persoonlijke omstandigheden van de eiser niet zodanig waren dat deze aan het ontslag in de weg stonden. De vordering van de eiser tot wedertewerkstelling en doorbetaling van loon werd afgewezen, en hij werd veroordeeld in de proceskosten van de werkgever.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 4269917 CV EXPL 15-6440
Vonnis van de kantonrechter in kort geding van 31 juli 2015
in de zaak van:
[eiser],
wonend [adres] ,
te [woonplaats] ,
eisende partij,
gemachtigde mr. W.N. Scheien,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
KONINKLIJKE POSTNL B.V.,
statutair gevestigd en kantoorhoudend Prinses Beatrixlaan 23
te 2595 AK ‘s-Gravenhage,
gedaagde partij,
gemachtigde mr. H. Frijlink
Partijen zullen hierna [eiser] en PostNL genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de mondelinge behandeling op 27 juli 2015.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald, waarvan de uitspraak nader is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
[eiser] is op 23 juni 2008 in dienst getreden bij PostNL in de functie van postbezorger. Op 20 mei 2015 is hij door dhr. [naam procesmanager] (procesmanager Bezorgen Zuid Limburg) telefonisch per direct op non-actief gesteld en is hem op 21 mei 2015 via een voicemailbericht te kennen gegeven dat het dienstverband met onmiddellijke ingang was beëindigd. Bij brief van 26 mei 2015 is het ontslag op staande voet bevestigd. Kort gezegd wordt [eiser] verweten dat hij de verplichtingen, voortvloeiende uit de arbeidsovereenkomst, ernstig heeft veronachtzaamd.
2.2.
[eiser] heeft, bij schrijven van zijn gemachtigde van 19 juni 2015, de nietigheid van het gegeven ontslag op staande voet ingeroepen en verzocht hem in de gelegenheid te stellen zijn werkzaamheden te hervatten. Naar de mening van [eiser] is een ontslag op staande voet nietig wegens het ontbreken van een dringende reden; bovendien voldoet het ontslag op staande voet niet aan de daarvoor in de wet gestelde eisen. [eiser] verwijst in dit verband naar hetgeen door hem nader in het exploot van dagvaarding nader is gesteld.
2.3.
PostNL is echter bij haar standpunt gebleven, hetgeen voor [eiser] tot gevolg heeft dat hij thans geen loon meer ontvangt.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert dan ook - beknopt samengevat - PostNL te veroordelen, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
  • om hem tot zijn reguliere werkzaamheden toe te laten;
  • om aan hem vanaf 21 mei 2015 het loon door te betalen, onder afgifte van een deugdelijke specificatie, vermeerderd met wettelijke verhoging en wettelijke rente;
  • in de kosten van deze procedure.
3.2.
Partijen hebben ter gelegenheid van de mondelinge behandeling uitgebreid hun stellingen nader toegelicht. Kort samengevat komen deze op het volgende neer.
3.3.
[eiser] betwist met klem de aan zijn adres gemaakte verwijten. Het is weliswaar juist dat hij op 16 mei 2015 ca 50 stuks post niet had bezorgd, maar dat kwam doordat hij vergeten was de hele wijk te moeten doen. Normaal loopt hij slechts een deel van de wijk op zaterdag. Deze vergissing kan niet aangemerkt worden als een dringende reden. De stelling van PostNL dat er gedegen onderzoek zou hebben plaatsgevonden naar het niet bezorgen van de huis-aan-huis-post, blijkt nergens uit. Door [eiser] is één keer de post op zondag bezorgd. Reden daarvoor vormde het gegeven dat het hem niet gelukt was de post voor donker te bezorgen. Hij heeft hier bovendien contact over gehad met zijn leidinggevende. Die heeft hem echter opgedragen door te gaan. Dit heeft hij gedaan totdat hij bij een opstapje ten val is gekomen. De nog resterende post is vervolgens door hem op zondag bezorgd. [eiser] kan zich niet aan de indruk onttrekken dat men nu op een goedkope manier van hem af wil.
3.4.
PostNL stelt voorop dat de kerntaak van [eiser] is: het correct en tijdig bezorgen van de post, waarbij het geen verschil maakt of dit nu geadresseerde post is of ongeadresseerde huis-aan-huis-post. Nadat door haar een klacht was ontvangen over het niet bezorgen van de zogenoemde huis-aan-huispost, is er een controle uitgevoerd. Hieruit bleek inderdaad (men heeft op meerdere adressen binnen de te bezorgen wijk geïnformeerd) dat de huis-aan-huis-post niet was bezorgd. Vervolgens werd door één van haar medewerkers een aantal bundels post, die op zaterdag 16 mei 2015 door [eiser] bezorgd had moeten worden, aangetroffen. [eiser] is met een en ander geconfronteerd en hem is om uitleg gevraagd. De door [eiser] gegeven uitleg vormt naar de mening van PostNL geen rechtvaardiging voor zijn gedragingen. Deze handelwijze van [eiser] staat bovendien niet op zichzelf.
Op 2 oktober 2012 is [eiser] al eens ernstig aangesproken op zijn functioneren. Ook begin 2015 hebben PostNL klachten bereikt over het bestelgedrag van [eiser] , zoals het bezorgen van post op zondag die eigenlijk op zaterdag bezorgd had moeten worden. PostNL heeft de wettelijke plicht om minimaal 95% van de post de volgende dag te bezorgen. Het vertrouwen dat een klant in haar moet kunnen stellen is cruciaal; er dient tijdig en correct te worden bezorgd. PostNL moet haar medewerkers dan ook volledig kunnen vertrouwen. Naar de mening van PostNL is het gegeven ontslag op staande voet terecht gegeven en voldoet het aan alle daaraan te stellen eisen.

4.De beoordeling

4.1.
Het gaat om een spoedeisende zaak in de zin van artikel 254 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De zaak leent zich dus voor een behandeling en een inhoudelijke beoordeling van de zaak.
4.2.
De kantonrechter moet dan in kort geding beoordelen of de vordering in een toekomstige bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft, dat het gerechtvaardigd is om daarop door het geven van een voorlopige voorziening vooruit te lopen. Daarbij moet de kantonrechter uitgaan van de voorshands vaststaande feiten met de beperkte toetsing daarvan (zonder formele bewijslevering) die in deze procedure in beginsel slechts mogelijk is.
4.3.
Ter comparitie heeft de kantonrechter al uitgelegd waarom naar zijn inschatting de vordering niet een zodanige kans van slagen heeft. Volstaan kan daarom worden met een verkorte motivering.
4.4.
In het kader van dit kort geding is voldoende aannemelijk geworden dat [eiser] daadwerkelijk niet (alle) huis-aan-huispost op 16 mei 2015 heeft bezorgd en dat hij op die dag niet alle post van de “loop” Lange Akker heeft bezorgd.
4.5.
Er is geen goede reden gegeven door [eiser] waarom mevrouw [naam] niet geloofd zou moeten worden, die stelt dat zij op die dag 17 klanten heeft gebeld, door de hele wijk heen, waarvan er 10 hebben verteld tegen haar dat ze geen huis-aan-huis-post hadden ontvangen. PostNL heeft de namen van de betreffende klanten ook vrijgegeven, het stond [eiser] vrij om bij hen na te gaan of klopte wat mevrouw [naam] heeft gezegd, maar [eiser] heeft dat kennelijk niet willen onderzoeken.
4.6.
Bovendien heeft ook collega [naam collega] uit eigen wetenschap verklaard dat [eiser] op 12 mei 2015, vier dagen eerder, tegenover hem erkende dat “hij echt niet overal HAH (huis-aan-huis-post) gaat ingooien”. Noch [naam collega] noch de dochter van [naam collega] ontvingen die dag huis-aan-huis-post van [eiser] en de kantonrechter hecht waarde aan die verklaring van [naam collega] , nu in het dossier geen enkele aanwijzing is om maar te vermoeden dat [naam collega] goede reden had om [eiser] ten onrechte te beschuldigen, terwijl [eiser] desgevraagd ter zitting ook geen reden kon geven waarom [naam collega] dat valselijk zou hebben willen doen.
4.7.
Tot slot legt ook nog gewicht in de schaal dat de verontschuldiging van [eiser] voor het niet lopen van de hele wijk op 16 mei 2015 bepaald niet plausibel is. [eiser] heeft ter zitting erkend dat hij tevoren wist dat hij op zaterdag 16 mei 2015 de hele wijk moest ‘lopen”. Volgens hem was hij dat echter op 16 mei 2015 vergeten (op zich al vreemd, volgens de kantonrechter), dacht hij toen dat hij maar een halve wijk moest lopen (de kantonrechter begrijpt niet waarom [eiser] dat dan dacht), nam [eiser] nu wel meer post mee dan zijn eigen deel, om de collega van het andere deel van de wijk te “ontlasten”, wat hij anders volgens eigen zeggen nog nooit had gedaan (!), terwijl hij niet wist wie die collega zou zijn……………(!)
4.8.
Gelet op die bepaald niet plausibele weerlegging van de gang van zaken op 16 mei 2015, mede in het licht van de pittige kritiek die [eiser] al eens had gekregen van PostNL in oktober 2012, is er reden om ook aan te nemen dat [eiser] soms in strijd met de regels de post op zondag zal hebben bezorgd.
4.9.
Post NL mocht overgaan tot ontslag op staande voet, nu er zulke sterke aanwijzingen zijn dat [eiser] zijn verplichting om de post volledig en tijdig te bezorgen, moedwillig heeft veronachtzaamd, alleen al op 16 mei 2015. Uit het dossier blijkt verder genoegzaam naar het oordeel van de kantonrechter dat het ontslag op staande voet ook onverwijld is gegeven en dat de persoonlijke omstandigheden van [eiser] niet zo zwaarwegend waren dat die aan ontslag op staande voet in de weg stonden. Verwezen wordt gemakshalve naar de argumentatie van PostNL op dit punt, die de kantonrechter één-op-één kan overnemen en tot de zijne kan maken.
4.10.
[eiser] wordt dus in dit kort geding in het ongelijk gesteld en zal daarom ook in de proceskosten van PostNL worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van PostNL worden begroot op € 600,00 voor salaris van de gemachtigde.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst het gevorderde af,
5.2.
veroordeelt [eiser] tot betaling van de kosten van dit geding, aan de zijde van PostNL tot op heden begroot op € 600,-.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Hoekstra en is in het openbaar uitgesproken.
type: JS