In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 31 juli 2015 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een postbezorger, aangeduid als [eiser], en zijn werkgever, Koninklijke PostNL B.V. De eiser was op 20 mei 2015 op non-actief gesteld en op 21 mei 2015 ontslagen op staande voet, omdat hij op 16 mei 2015 niet alle huis-aan-huispost had bezorgd. De werkgever stelde dat er sterke aanwijzingen waren dat de eiser zijn verplichtingen moedwillig had veronachtzaamd. De kantonrechter oordeelde dat de werkgever voldoende bewijs had geleverd dat de eiser op de betreffende datum niet aan zijn bezorgverplichtingen had voldaan. De eiser had geen goede redenen aangevoerd om de verklaringen van zijn leidinggevende en collega's te betwisten, die bevestigden dat de post niet was bezorgd. De kantonrechter concludeerde dat het ontslag op staande voet terecht was gegeven en dat de persoonlijke omstandigheden van de eiser niet zodanig waren dat deze aan het ontslag in de weg stonden. De vordering van de eiser tot wedertewerkstelling en doorbetaling van loon werd afgewezen, en hij werd veroordeeld in de proceskosten van de werkgever.