Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.De procedure
- de dagvaarding
- de mondelinge behandeling op 27 juli 2015.
Rechtbank Limburg
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 31 juli 2015 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een werknemer, aangeduid als [eiser], en zijn werkgever, de besloten vennootschap WellColl Heerlen B.V. De werknemer vorderde wedertewerkstelling en doorbetaling van loon na ontslag op staande voet wegens vermeende fraude. Het ontslag volgde na een onderzoek door een extern bureau, Interro Bedrijfsrecherche, dat belastende verklaringen van collega's van de werknemer had verzameld. De werknemer betwistte de inhoud van deze verklaringen en stelde dat hij niet betrokken was bij de fraude. De kantonrechter oordeelde dat de verklaringen van de collega's, in combinatie met het onderzoek, voldoende grond gaven voor het ontslag op staande voet. De kantonrechter vond de vordering van de werknemer niet toewijsbaar, omdat er een sterk vermoeden bestond dat de werknemer had gehandeld in strijd met de gedragsregels en de toepasselijke cao. De vordering werd afgewezen en de werknemer werd veroordeeld in de proceskosten van WellColl, begroot op € 600,00. De beslissing werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.