Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.De procedure
- de dagvaarding
- de mondelinge behandeling op 27 juli 2015.
Rechtbank Limburg
In deze zaak heeft de kantonrechter te Maastricht op 3 augustus 2015 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een werknemer, aangeduid als [eiser], en zijn werkgever, [gedaagde] B.V. De werknemer vorderde om toegelaten te worden tot zijn reguliere werkzaamheden en om doorbetaling van zijn loon, nadat zijn arbeidsovereenkomst was beëindigd wegens het niet verlengen van de no-riskpolis door het UWV. De kantonrechter oordeelde dat uit artikel 5.2 van de arbeidsovereenkomst redelijkerwijs kan worden afgeleid dat partijen bij aanvang hebben afgesproken dat de arbeidsovereenkomst zou eindigen indien de no-riskpolis zou vervallen. De kantonrechter concludeerde dat de ontbindende voorwaarde daadwerkelijk was ingetreden, omdat het UWV had beslist de no-riskpolis niet te verlengen. De kantonrechter oordeelde dat het redelijk is dat de beëindiging van de no-riskpolis niet voor rekening van de werkgever komt, gezien de omstandigheden van de werknemer, die met blijvende fysieke en psychische beperkingen kampt. De vordering van de werknemer werd afgewezen, en hij werd veroordeeld in de proceskosten van de werkgever, begroot op € 400,00.