ECLI:NL:RBLIM:2015:655

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
27 januari 2015
Publicatiedatum
28 januari 2015
Zaaknummer
03/700289-14 + 03/866399-14 (ttzgev)
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplegging van een voorwaardelijke ISD-maatregel en onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor recidiverende verdachte

In deze zaak heeft de rechtbank Limburg op 27 januari 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere vermogensdelicten. De verdachte, die al eerder in aanraking was gekomen met de wet, vertoonde recidiverend gedrag, wat blijkt uit zijn strafblad van 18 december 2014. De officier van justitie heeft een ISD-maatregel gevorderd, maar de rechtbank heeft besloten om deze maatregel voorwaardelijk op te leggen. De verdachte heeft recentelijk stappen gezet in zijn leven, zoals het verkrijgen van een eigen woning en een Wajong-uitkering, en heeft aangegeven geen verdovende middelen meer te gebruiken. De rechtbank heeft de hoop uitgesproken dat de verdachte zijn leven kan beteren, maar heeft ook de noodzaak van toezicht door de reclassering benadrukt. Naast de voorwaardelijke ISD-maatregel heeft de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd, gelijk aan de duur van de reeds ondergane voorlopige hechtenis van 105 dagen. De rechtbank heeft de in beslag genomen voorwerpen verklaard tot verbeurdverklaring en onttrekking aan het verkeer, waaronder een revolver en munitie. De uitspraak is gedaan in het belang van de maatschappij en ter bescherming van de verdachte zelf.

Uitspraak

RECHTBANK Limburg

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummers : 03/700289-14 + 03/866399-14 (ttzgev)
Datum uitspraak : 27 januari 2015
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Limburg, meervoudige kamer voor strafzaken,
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [woonplaats], [adres].
Raadsman is mr. I.T.H.L. van de Bergh, advocaat te Maastricht.

1.Het onderzoek van de zaak

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van
29 augustus 2014 in de zaak met parketnummer 03/700289-14 en 13 januari 2015.
De dagvaarding met parketnummer 03/866399-14 is ter terechtzitting gevoegd bij de zaak met parketnummer 03/700289-14.
De rechtbank heeft op 13 januari 2015 gehoord: de officier van justitie en de verdachte, bijgestaan door zijn raadsman.

2.De tenlastelegging

De verdachte staat na wijziging van de tenlastelegging terecht ter zake dat:
03/700289-14
1.
hij op of omstreeks 09 januari 2014 in de gemeente Heerlen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet met een revolver op de deur, waarachter genoemde [slachtoffer] zich op zeer korte afstand bevond heeft geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2 primair.
hij in of omstreeks de periode van 15 mei 2014 tot en met 16 mei 2014 te Hoensbroek, in de gemeente Heerlen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een bestelauto (merk Citroën Berlingo) weg te nemen goederen en/of geld van zijn gading, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en zich daarbij de toegang tot die personenauto te verschaffen en/of die/dat weg te nemen goederen onder zijn bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, met genoemd oogmerk het raam van de bijrijdersplaats van die bestelauto heeft vernield, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij in of omstreeks de periode van 15 mei 2014 tot en met 16 mei 2014 te Hoensbroek, in de gemeente Heerlen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening een bestelauto (Citroën Berlingo) weg te nemen, geheel of gedeeltelijk toebehorende aan [benadeelde 1], in elk geval aan een ander of anderen dan verdachte, en dat weg te nemen goed onder zijn bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, met genoemd oogmerk het raam van de bijrijdersplaats van die bestelauto heeft vernield, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
4.
hij er tevens van wordt verdacht, zich naast de onder 2 en 3 van deze vordering omschreven strafbare feiten zich meermalen, althans eenmaal in of omstreeks de periode van 28 april 2014 tot en met 16 mei 2014 in de gemeente Heerlen, althans in het arrondissement Limburg, in elk geval in Nederland te hebben schuldig gemaakt aan diefstal door middel van braak en/of verbreking en/of aan poging daartoe;
5 primair.
hij op of omstreeks 24 maart 2014, in de gemeente Heerlen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een zak (Klene) drop, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam supermarkt], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 24 maart 2014, in de gemeente Heerlen, opzettelijk een zak (Klene) drop, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam supermarkt], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en welk goed verdachte uit de winkelvoorraad van voornoemde rechthebbende had genomen onder gehoudenheid om, alvorens die winkel te verlaten voornoemd goed te betalen, in elk geval ter betaling aan te bieden, en aldus dat goed anders dan door misdrijf onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
03/866399-14.
1.
hij op of omstreeks 09 januari 2014 in de gemeente Heerlen een vuurwapen van categorie III, te weten een revolver (merk en type onbekend), en/of munitie van categorie III, te weten 11 patronen (kaliber .22 Short), voorhanden heeft gehad;
2.
hij op of omstreeks 12 mei 2014 te Landgraaf met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een personenauto (Renault Trafic, kenteken [nummer kenteken]) heeft weggenomen een gereedschapskist, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren)
onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
Voor zover in de tenlastelegging kennelijke schrijffouten of misslagen voorkomen, zijn die in deze weergave van de tenlastelegging door de rechtbank verbeterd. De verdachte is door deze verbetering, zoals uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, niet in de verdediging geschaad.

3.De voorvragen

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding met parketnummer 03/700289-14 ten aanzien van het tenlastegelegde feit 4 niet voldoet aan de eisen die artikel 261, eerste en tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering daaraan stelt. Deze dagvaarding zal - overeenkomstig de vordering van de officier van justitie en het standpunt van de raadsman ter zake - ten aanzien van feit 4 partieel nietig worden verklaard.
Bij het onderzoek ter terechtzitting
  • is gebleken dat de dagvaardingen verder aan alle wettelijke eisen voldoen en dus geldig zijn;
  • is gebleken dat de rechtbank krachtens de wettelijke bepalingen bevoegd is van het ten laste gelegde kennis te nemen;
  • zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. De officier van justitie kan dus in de vervolging worden ontvangen;
  • zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
03/700289-14
Ten aanzien van feit 1 stelt de officier van justitie zich op het standpunt dat verdachte hiervan moet worden vrijgesproken. Het handelen van verdachte had niet tot de dood van [slachtoffer] kunnen leiden. Het gebruikte vuurwapen bleek na onderzoek en in de gegeven omstandigheden een ondeugdelijk middel te zijn. Ten aanzien van feit 2 stelt de officier van justitie zich op het standpunt dat verdachte voor het primaire dient te worden veroordeeld. Het handelen van verdachte ziet namelijk op het wegnemen van goederen uit een auto en niet van de auto zelf. Ten aanzien van feit 5 primair dient volgens de officier van justitie vrijspraak te volgen. Verdachte dient ten aanzien van feit 5 subsidiair te worden veroordeeld voor verduistering.
03/866399-14
Ten aanzien van de feiten 1 en 2 stelt de officier van justitie dat verdachte hiervoor dient te worden veroordeeld. Feit 1 wordt door verdachte bekend en voor feit 2 zit in het dossier voldoende wettig en overtuigend bewijs. DNA-materiaal van verdachte wordt in de Renault Trafic aangetroffen en een getuige heeft een signalement gegeven dat op verdachte past.
4.2
Het standpunt van de verdediging
03/700289-14
De verdediging stelt zich op het standpunt dat verdachte ten aanzien van feit 1 dient te worden vrijgesproken omdat er sprake is van een ondeugdelijke poging. Door het handelen van verdachte had de dood van [slachtoffer] in de gegeven omstandigheden nimmer kunnen intreden. Ten aanzien van feit 2 primair dient eveneens vrijspraak te volgen. Verdachte heeft verklaard dat hij de auto wilde wegnemen en niet de spullen uit de auto. Ten aanzien van feit 2 subsidiair refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank. Ten aanzien van feit 5 primair en subsidiair dient vrijspraak te volgen omdat niet kan worden vastgesteld dat verdachte het oogmerk noch het opzet had om zich de zak drop wederrechtelijk toe te eigenen.
03/866399-14
De verdediging refereert zich ten aanzien van feit 1 en feit 2 aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank03/700289-14 (feit 1)
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman van verdachte van oordeel dat verdachte van feit 1 dient te worden vrijgesproken. Na onderzoek is gebleken dat verdachte gebruik heeft gemaakt van een vuurwapen, waarmee gelet op het kaliber van het vuurwapen nimmer door een massief houten deur, waarachter [slachtoffer] zich bevond, kon worden geschoten. Het delict kon met andere woorden niet worden voltooid. Het opzet is niet, ook niet in de voorwaardelijke vorm, wettig en overtuigend bewezen.
03/700289-14 (feit 2 primair en subsidiair)
De rechtbank is van oordeel dat verdachte van feit 2 primair dient te worden vrijgesproken. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij geen goederen uit de Citroën Berlingo wilde stelen, maar de auto zelf. Verbalisant [verbalisant 1] heeft verklaard dat hij verdachte bezig zag met een onbekende handeling ter hoogte van het middenconsole van de auto. Verdachte bevond zich op de bijrijdersstoel. De verklaring van verdachte en de positie waarin hij door verbalisanten is aangetroffen maken dat kan worden aangenomen dat verdachte de auto wilde stelen en niet de goederen uit de auto. Dit oordeel brengt met zich dat de rechtbank verdachte zal veroordelen voor het onder 2 subsidiair ten laste gelegde op grond van de volgende bewijsmiddelen:
  • de verklaring van verdachte, ter terechtzitting van 13 januari 2015 afgelegd;
  • het proces-verbaal van aangifte, opgemaakt op 16 mei 2014, doorgenummerde dossierpagina 5;
  • het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 16 mei 2014, doorgenummerde dossierpagina’s 21 en 22.
03/700289-14 (feit 5 primair) [1]
[naam bedrijfsbeveiliger], bedrijfsbeveiliger bij de [naam supermarkt], doet aangifte van diefstal van een zak (Klene) drop. Op 24 maart zag hij dat een persoon een zak drop in zijn binnenzak stopte. Vervolgens zag hij de betreffende persoon naar de voorzijde van de winkel lopen en zag hem een winkelmandje pakken. Toen de persoon zich bukte om het mandje te pakken, zag aangever de zak drop op de grond vallen. Aangever zag vervolgens dat de persoon de zak drop weer terug stopte in zijn jaszak en vervolgens dat hij goederen in het mandje legde en deze goederen uiteindelijk ook afrekende. De zak drop bevond zich nog steeds in zijn binnenzak. [2]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij zich op 24 maart 2014 in de [naam supermarkt] bevond en dat hij een zak drop in zijn binnenzak had gestopt, enkel vanwege het feit dat hij niet al zijn boodschappen kon dragen. [3] Gelet op de hoeveelheid spullen is hij een mandje gaan halen, heeft daar zijn boodschappen ingelegd maar is vergeten de zak drop in het mandje te leggen. Bij de kassa is hij naar eigen zeggen vervolgens vergeten de zak drop af te rekenen.
De rechtbank hecht geen geloof aan de verklaring van verdachte dat hij vergeten was dat de zak drop zich nog in zijn binnenzak bevond. Aangever heeft namelijk verklaard dat hij bij het pakken van een winkelmandje de zak drop uit de binnenzak van verdachte op de grond zag vallen. Verdachte heeft de mogelijkheid gehad om de zak drop in zijn winkelmandje te leggen. Niet valt in te zien waarom hij ervoor zou hebben gekozen de zak drop opnieuw in zijn binnenzak te duwen als hij voornemens was die zak drop, net als zijn overige boodschappen die wel in het mandje lagen, af te rekenen. Naar het oordeel van de rechtbank is hiermee het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening bewezen.
De rechtbank acht de diefstal van een zak (Klene) drop wettig en overtuigend bewezen op de wijze als hierna onder 4.4 beschreven.
03/866399-14 (feit 1) [4]
De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat feit 1 bewezen kan worden verklaard. Het bewijs voor dit feit volgt uit de volgende wettige middelen:
  • Verklaring van verdachte, ter terechtzitting van 15 januari 2015 afgelegd.
  • Een proces-verbaal relaterende een onderzoek aan de onder verdachte inbeslaggenomen voorwerpen (revolver en munitie), opgemaakt op 20 januari 2014, doorgenummerde dossierpagina’s 72 tot en met 76.
03/866399-14 (feit 2)
[benadeelde 2] doet op 12 mei 2014 aangifte van diefstal van een gereedschapskist uit zijn voertuig (Renault Trafic, kenteken [nummer kenteken]). Volgens de aangifte is de diefstal gepleegd op 12 mei 2014 te Landgraaf. Aangever heeft verklaard dat bij het voertuig de schuifdeur open stond en dat het raam van het bijrijdersportier kapot was. Aangever zag onder meer dat zijn gereedschapskist weggenomen was. [5]
Getuige [getuige] heeft op 12 mei 2014 gezien dat vanuit de zijdeur van de bus met kenteken [nummer kenteken] een jongeman kwam met een koffertje (zilver van kleur) in zijn hand die vervolgens wegreed op een scooter. [6]
Verbalisant [verbalisant 2] heeft een sporenonderzoek ingesteld aan het voornoemde voertuig. Verbalisant zag dat op het dashboard bloedsporen zaten. Dit bloedspoor werd veiliggesteld en voorzien van de SIN AAHC8958NL. [7] Na (vergelijkend) onderzoek door het NFI blijkt er een match te zijn met het DNA profiel van verdachte (welke reeds was opgenomen in de DNA-databank, 29212). [8] / [9]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij zich hiervan niets kan herinneren.
De rechtbank is van oordeel dat er voldoende wettig en overtuigend bewijs is voor het feit dat verdachte zich door middel van braak de toegang heeft verschaft in de Renault Trafic en de gereedschapskist heeft weggenomen. De bevindingen van het NFI worden ondersteund door de aangifte en in bijzondere mate ook door de verklaring van de getuige [getuige].
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
03/700289-14
Feit 2 subsidiair.
in de periode van 15 mei 2014 tot en met 16 mei 2014 te Hoensbroek, in de gemeente Heerlen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening een bestelauto (Citroën Berlingo) weg te nemen, toebehorende aan [benadeelde 1], en dat weg te nemen goed onder zijn bereik te brengen door middel van braak, met genoemd oogmerk het raam van de bijrijdersplaats van die bestelauto heeft vernield, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Feit 5 primair.
op 24 maart 2014, in de gemeente Heerlen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een zak (Klene) drop, toebehorende aan [naam supermarkt];
03/866399-14
Feit 1.
op 09 januari 2014 in de gemeente Heerlen een vuurwapen van categorie III, te weten een revolver (merk en type onbekend), en munitie van categorie III, te weten 11 patronen (kaliber .22 Short), voorhanden heeft gehad;
Feit 2.
op 12 mei 2014 te Landgraaf met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een personenauto (Renault Trafic, kenteken [nummer kenteken]) heeft weggenomen een gereedschapskist, toebehorende aan [benadeelde 2], waarbij verdachte het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde en de kwalificatie

5.1
De strafbaarheid
Het bewezenverklaarde is strafbaar.
5.2
De kwalificatie
Het bewezenverklaarde levert op de navolgende strafbare misdrijven:
ten aanzien van 03/700289-14 feit 2 subsidiair:
poging tot diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
ten aanzien van 03/700289-14 feit 5 primair:
diefstal;
ten aanzien van 03/866399-14 feit 1:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van de categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
ten aanzien van 03/866399-14 feit 2:
diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
De misdrijven zijn strafbaar gesteld bij de artikelen 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

6.De strafbaarheid van verdachte

De verdachte is strafbaar voor het bewezenverklaarde nu geen omstandigheid aannemelijk is geworden die verdachtes strafbaarheid opheft.

7.De oplegging van straf en maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaar.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat het opleggen van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaar disproportioneel is. De tijd die verdachte in detentie heeft doorgebracht is volgens de verdediging een passende straf. Een deels voorwaardelijke gevangenisstraf of een voorwaardelijke maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders zou ook nog tot de mogelijkheden behoren. Tegen de bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht bestaat geen verzet.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
In het bijzonder heeft de rechtbank het navolgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich - wederom - schuldig gemaakt aan - onder meer - vermogensdelicten. Dergelijke hinderlijke feiten veroorzaken schade en overlast. Dat verdachte veelvuldig recidiveert blijkt reeds uit het strafblad ten name van verdachte van 18 december 2014.
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de thans bewezenverklaarde feiten wordt veroordeeld tot een ISD-maatregel overeenkomstig het advies van de GGZ Reclassering Limburg te Sittard (Mondriaan).
De rechtbank overweegt hieromtrent het navolgende.
Vaststaat dat aan de formele voorwaarden als vermeld in artikel 38m, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht voor oplegging van de ISD-maatregel aan verdachte is voldaan.
De rechtbank ziet zich, gelet op de strekking van het opleggen van een ISD-maatregel, te weten zowel de beveiliging van de maatschappij als de beëindiging van de recidive van verdachte, voor de vraag gesteld of het in het onderhavige geval ook zinvol is om aan verdachte een ISD-maatregel op te leggen. Weliswaar is één van de belangen die gediend worden met het opleggen van een ISD-maatregel de beveiliging van de maatschappij, waaraan - mogelijk - door het aan deze verdachte opleggen van de maatregel gedurende een periode van twee jaren voldaan wordt, maar in dit geval dient eveneens de vraag naar de zin van het opleggen van de maatregel met betrekking tot het beëindigen van de recidive van deze verdachte te worden gesteld.
Uit het reclasseringsadvies d.d. 21 februari 2014 opgemaakt door [naam reclasseringsmedewerker] van de GGZ Reclassering Limburg (Mondriaan) komt onder meer naar voren dat de kans op recidive hoog is. Verdachte is sinds lange tijd verslaafd aan heroïne, alcohol en andere middelen. Verdachte heeft geen oog voor anderen en wil enkel voorzien in zijn levensbehoefte, met als gevolg dat hij een gevaar kan zijn voor anderen. Wegens zijn persoonlijkheidsproblematiek is verdachte lastig te behandelen. Bij stress grijpt hij veelal terug op oude overlevingsstrategieën. Verdachte is niet meer gemotiveerd om een hulpverleningstraject aan te gaan; hij heeft zijn vertrouwen in de hulpverlening verloren.
Geadviseerd wordt aan verdachte een ISD-maatregel op te leggen.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij sinds 5 december 2014 (na zijn detentie) stappen vooruit heeft gemaakt. Hij heeft sinds kort een eigen woning, een Wajong uitkering, een dagbesteding en naar eigen zeggen gebruikt hij geen verdovende middelen meer. Tevens heeft hij weer regelmatig contact met zijn dochtertje. Een onvoorwaardelijke ISD zal tot gevolg hebben dat alles wat nu is opgebouwd wordt doorkruist.
De rechtbank is van oordeel dat een onvoorwaardelijke ISD maatregel in beginsel in de rede ligt om de overlast voor de maatschappij te beperken, ondanks het feit dat verdachte zich de afgelopen jaren als onbehandelbaar heeft opgesteld. Echter de rechtbank ziet een lichtpuntje dat ze de afgelopen jaren met betrekking tot verdachte nog niet eerder heeft gezien. Binnen een korte periode heeft verdachte een Wajong uitkering en een woning gekregen. Hij heeft een dagbesteding en het contact met zijn dochtertje is voor hem van groot belang. Van de uitkering kan verdachte (naar eigen zeggen) rondkomen. De rechtbank heeft verder de hoop dat verdachte afscheid heeft genomen van zijn drugsverleden, echter zet daar nog haar vraagtekens bij. Hoewel de kleine stapjes vooruit broos zijn, acht de rechtbank het niet gewenst om thans over te gaan tot het opleggen van een ISD-maatregel in onvoorwaardelijke vorm, omdat dan hetgeen verdachte in de laatste twee maanden heeft opgebouwd wordt teniet gedaan. De rechtbank zal echter wel een stevige stok achter de deur plaatsen door de ISD-maatregel voor de duur van twee jaar voorwaardelijk op te leggen met een proeftijd van twee jaar en met de bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht, zodat de reclassering een vinger aan de pols kan houden en waar nodig begeleiding kan bieden. De rechtbank zal het verzoek van de officier van justitie om –indien de rechtbank zou overwegen om reclasseringstoezicht op te leggen- het onderzoek ter terechtzitting te heropenen en vervolgens weer te schorsen afwijzen. De officier van justitie gaf aan dat de verbetering in het leven van verdachte nog pril is en dat eerst bekeken moet worden of een en ander stand houdt. De reclassering zou dan een nieuwe rapportage moeten uitbrengen. De rechtbank is echter van oordeel dat de zaak van verdachte afgewikkeld moet worden en dat een hernieuwde reclasseringsrapportage geen toegevoegde waarde zal hebben.
Naast oplegging van de voorwaardelijke ISD-maatregel acht de rechtbank - gelet op de ernst van de feiten - het passend aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen waarvan de hoogte gelijk is aan de duur van de reeds ondergane voorlopige hechtenis van 105 dagen.

8.Het beslag

De in beslag genomen lifehammer (2x), waterpomptang, schroevendraaiers, scheermes, lamp, tang en tas zijn vatbaar voor verbeurdverklaring omdat het voorwerpen betreffen met behulp waarvan de diefstal en poging tot diefstal zijn begaan.
De in beslag genomen revolver en munitie zijn vatbaar voor onttrekking aan het verkeer omdat het voorwerpen betreffen met betrekking tot welke het feit onder 1 van de dagvaarding met parketnummer 03/866399-14 is begaan.
Het in beslag genomen bevestigingsmateriaal (TOMTOM ring) dient te worden bewaard voor de rechthebbende.
De in beslag genomen helm (kleuren FC Barcelona) dient te worden teruggegeven aan de verdachte.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 36b, 36c, 38m, 38n, 45, 57, 63, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Geldigheid dagvaarding
- verklaart de dagvaarding onder parketnummer
03/700289-14ten aanzien van
feit 4nietig;
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van de onder
feit 1en
feit 2 primairtenlastegelegde feiten van de dagvaarding met parketnummer
03/700289-14;
Bewezenverklaring
  • verklaart het ten laste gelegde bewezen, zoals hierboven onder
  • spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder
  • verklaart verdachte strafbaar;
Straf
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 105 dagen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Maatregel
- legt op de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van
2 jaren;
- bepaalt dat de maatregel niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast omdat verdachte voor het einde van
een proeftijd van twee jaar de algemene voorwaarden of de bijzondere voorwaarden heeft overtreden;
  • stelt als algemene voorwaarden dat de verdachte
  • zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit,
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt en,
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
  • stelt als bijzondere voorwaarden dat de verdachte
  • zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens de Reclassering;
  • draagt deze reclasseringsinstelling op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
Beslag
- verklaart verbeurd de volgende in beslag genomen voorwerpen:
2 lifehammers (2340258)
1. waterpomptang (2340259)
4 schroevendraaiers (2340262/2340654)
1. scheermes (2340655)
1. lamp (2340656)
1. tang (2340657)
1. tas (2340661)
- verklaart aan het verkeer onttrokken de volgende voorwerpen:
1. revolver, kleur: zwart (BURGO) 2291410
10 stuks munitie (2291414)
- gelast de teruggave aan de verdachte van het volgende in beslag genomen voorwerp:
helm met de kleuren van FC Barcelona (2340272)
- gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van het volgende in beslag genomen voorwerp:
bevestigingsmateriaal: TOMTOM ring (2340679).
Dit vonnis is gewezen door mr. L.P. Bosma, voorzitter, mr. G.P.C. Dijkshoorn-Sleebe en mr. M.T.A.C. Russel, rechters, in tegenwoordigheid van M.J.M. Penders, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op
27 januari 2015.

Voetnoten

1.De vindplaatsvermeldingen, voorkomend in de hierna opgenomen bewijsmiddelen en de motivering van de bewezenverklaring, verwijzen naar de doorlopende paginanummering in de voor eensluidend afschrift gewaarmerkte kopie van het in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde verbalisanten van de politie Limburg-Zuid opgemaakte proces-verbaal, genummerd PL2431-2014033240 d.d. 27 maart 2014 en de als bijlagen daarbij gevoegde schriftelijke bescheiden, welke alle wettige bewijsmiddelen zijn als bedoeld in artikel 344, eerste lid jo artikel 339, eerste lid onder 5º van het Wetboek van Strafvordering.
2.Proces-verbaal van aangifte d.d. 24 maart 2014, doorgenummerde dossierpagina’s 4 tot en met 6.
3.Verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 13 januari 2015.
4.De vindplaatsvermeldingen, voorkomend in de hierna opgenomen bewijsmiddelen en de motivering van de bewezenverklaring, verwijzen naar de doorlopende paginanummering in de voor eensluidend afschrift gewaarmerkte kopie van het in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde verbalisanten van de politie Limburg-Zuid opgemaakte proces-verbaal, genummerd PL2400-2014054036 d.d. 18 mei 2014 en de als bijlagen daarbij gevoegde schriftelijke bescheiden, welke alle wettige bewijsmiddelen zijn als bedoeld in artikel 344, eerste lid jo artikel 339, eerste lid onder 5º van het Wetboek van Strafvordering.
5.Proces-verbaal van aangifte d.d. 12 mei 2014, doorgenummerde pagina’s 16 tot en met 18.
6.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] d.d. 12 mei 2014, doorgenummerde pagina 37.
7.Proces-verbaal van sporenonderzoek d.d. 13 mei 2014, niet doorgenummerd.
8.Deskundigenrapport van het NFI, ongedateerd.
9.Aanvullend deskundigenrapport van het NFI d.d. 18 juli 2014, ongenummerd.