In de zaak met parketnummer 03/866069-15, behandeld door de Rechtbank Limburg op 16 juli 2015, stond de verdachte terecht voor de beschuldiging van ontucht met een zestienjarig meisje. De verdachte werd vrijgesproken van het tenlastegelegde feit, dat inhield dat hij tegen betaling seksuele handelingen zou hebben verricht met het minderjarige meisje. Tijdens de zitting op 16 juli 2015 hebben de officier van justitie, de raadsman en de verdachte hun standpunten gepresenteerd. De officier van justitie meende dat het feit wettig en overtuigend bewezen kon worden, terwijl de verdediging betwistte dat de verdachte seks had gehad met het meisje, onderbouwd door medische stukken die erectieproblemen aantoonden.
De rechtbank oordeelde dat, hoewel het vaststond dat de verdachte op 6 oktober 2014 in het appartement van het meisje aanwezig was, er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren. De rechtbank benadrukte dat er steunbewijs nodig is om tot een bewezenverklaring te komen, wat in deze zaak ontbrak. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van de beschuldiging van ontucht.
Daarnaast werd de benadeelde partij, het slachtoffer, niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering, aangezien de verdachte vrijgesproken werd van het ten laste gelegde feit. Dit vonnis werd uitgesproken door de meervoudige kamer van de rechtbank, met de voorzitter en twee andere rechters, en is openbaar gemaakt op dezelfde datum.