In de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van ontucht met een zestienjarig meisje, heeft de rechtbank Limburg op 30 juli 2015 uitspraak gedaan. De verdachte werd vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 14 juli 2015, waarbij de officier van justitie, de raadsman en de verdachte hun standpunten kenbaar maakten. De tenlastelegging hield in dat de verdachte tegen betaling seksuele handelingen zou hebben verricht met het slachtoffer, dat zich beschikbaar had gesteld voor dergelijke handelingen. De officier van justitie achtte het feit wettig en overtuigend bewezen, gebaseerd op verschillende feiten en omstandigheden, waaronder telecomgegevens die de verdachte in verband brachten met het slachtoffer. De verdediging betwistte echter de bewijsvoering, wijzend op het gebrek aan direct bewijs zoals DNA of getuigenverklaringen.
De rechtbank oordeelde dat, hoewel er twijfels waren over de waarheidsgetrouwe verklaringen van de verdachte, er onvoldoende bewijs was om te concluderen dat hij daadwerkelijk ontucht had gepleegd. De verklaringen van de verdachte, hoewel wisselend, pasten binnen de telecomgegevens en konden niet als leugenachtig worden aangemerkt zonder bijkomende bewijsstukken. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen en sprak hem vrij van het tenlastegelegde feit. Tevens werd de benadeelde partij, het slachtoffer, niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering, gezien de vrijspraak van de verdachte.