ECLI:NL:RBLIM:2015:652

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
27 januari 2015
Publicatiedatum
28 januari 2015
Zaaknummer
03/700165-14
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met geweld en bedreiging met geweld door twee of meer verenigde personen (woningoverval)

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Limburg op 27 januari 2015, is de verdachte beschuldigd van diefstal met geweld en bedreiging met geweld, gepleegd door twee of meer verenigde personen tijdens een woningoverval. De verdachte, geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum], was op het moment van de overval gedetineerd in het Huis van Bewaring te Grave. De zaak is inhoudelijk behandeld op meerdere terechtzittingen, waarbij de officier van justitie, de verdediging en de verdachte hun standpunten hebben gepresenteerd. De tenlastelegging houdt in dat de verdachte samen met anderen twee mobiele telefoons en een hoeveelheid weed heeft gestolen uit de woning van [slachtoffer], waarbij geweld is gebruikt en gedreigd met geweld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, gebaseerd op de aangifte van [slachtoffer], getuigenverklaringen en de bekennende verklaring van de verdachte. De rechtbank achtte de verdachte licht verminderd toerekeningsvatbaar, maar niet strafbaar. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 9 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden. De rechtbank heeft deze eis gevolgd en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, met een proeftijd van drie jaar. Daarnaast is de benadeelde partij [slachtoffer] een schadevergoeding van € 340,- toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank heeft de verdachte ook verplicht om zich te houden aan reclasseringstoezicht en verslavingszorg.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer: 03/700165-14
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 27 januari 2015
in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
thans gedetineerd in het Huis van Bewaring te Grave.
Raadsman is mr. P.W. Szymkowiak, advocaat te Maastricht.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is (inhoudelijk) behandeld op de terechtzittingen 17 juni 2014, 9 september 2014,
2 december 2014 en 13 januari 2015, waarbij de officier van justitie, de verdediging en de verdachte hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte samen met (een) ander(en) twee telefoons en weed, toebehorende aan [slachtoffer] en/of [getuige], uit de woning van [slachtoffer] heeft gestolen en daarbij geweld heeft gebruikt en heeft gedreigd met geweld tegen die [slachtoffer].

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend kan worden bewezen, gelet op de aangifte van [slachtoffer], de getuigenverklaring van [getuige] en de bekennende verklaring van de verdachte.
3.2
Het standpunt van de verdediging
Voor wat betreft de bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
De rechtbank acht bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan op de wijze zoals hierna is vermeld onder punt 3.4. De rechtbank baseert haar oordeel op de navolgende bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal [2] van verhoor van aangever [slachtoffer],
- het proces-verbaal [3] van verhoor van de getuige [getuige], en
- de bekennende verklaring [4] van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 9 september 2014.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte:
op 13 maart 2014 te Wittem, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid weed en twee GSM's, merk Apple IPhone en Nokia, toebehorende aan [slachtoffer] en/of [getuige], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen genoemde [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld heeft bestaan uit het bij de nek vastpakken van genoemde [slachtoffer] en vervolgens het drukken van een mes tegen de keel van genoemde [slachtoffer] en welke bedreiging met geweld heeft bestaan uit het dreigend zwaaien met een zwaard in de richting van genoemde [slachtoffer].
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid

4.1
De strafbaarheid van het feit
Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
4.2
De strafbaarheid van verdachte
Gezondheidspsycholoog A.M.J. de Kuiper heeft de verdachte onderzocht en naar aanleiding daarvan een rapportage, gedateerd 12 december 2014, uitgebracht. Hierin leest de rechtbank onder andere – zakelijk weergegeven –:
De verdachte is lijdende aan een ziekelijk stoornis en een gebrekkige ontwikkeling van
zijn geestvermogens. Deze is te omschrijven als een antisociale persoonlijkheidsstoornis. Daarnaast is bij betrokkene sprake van een ziekelijk stoornis in de zin van afhankelijkheid van alcohol, misbruik van cocaïne in gedwongen remissie, misbruik van cannabis in vroege gedeeltelijke remissie, zwakbegaafdheid en een posttraumatische stress stoornis. Ook ten tijde van het ten laste gelegde was de genoemde problematiek aanwezig. De ziekelijke stoornis en gebrekkige ontwikkeling hebben de gedragskeuzes van verdachte beïnvloed
ten tijde van de tenlastegelegde feiten. Hij heeft een beperkte coping en zwakke probleemoplossende vaardigheden. De verdachte laat zich gemakkelijk overhalen, heeft moeite met “nee” zeggen en kan zichzelf moeilijke begrenzen. Ook was hij onder invloed van cannabis en alcohol. Mocht het aan verdachte ten laste gelegde feit bewezen worden geacht, dan kan verdachte als licht verminderd toerekeningsvatbaar worden beschouwd.
De rechtbank begrijpt - gelet op de daarvoor in voornoemd rapport gegeven gronden - de conclusie van de psycholoog dat verdachte als licht verminderd toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd en neemt deze conclusie over. De verdachte is overigens wel strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

5.De strafoplegging

5.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht, waarvan 9 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd om aan het voorwaardelijke strafdeel de bijzondere voorwaarden te koppelen die door de reclassering zijn geadviseerd, met uitzondering van
het locatiegebod.
5.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht om de eis van de officier van justitie te volgen.
5.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen
is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan een gewapende overval op een woning. De verdachte is samen met zijn mededader in de avonduren naar de woning van [slachtoffer] gegaan, waar ook [getuige] aanwezig was. De verdachte had een zwaard bij zich en zijn mededader een mes. De mededader greep [slachtoffer] vast en zette het mes op de keel van [slachtoffer]. Verdachte zwaaide met het zwaard in de richting van [getuige] en doorzocht vervolgens de woning. De buit van de overval was gering. Er zijn een zakje weed en twee mobiele telefoons uit de woning weggenomen.
Naar algemene ervaringsregels geldt dat slachtoffers van een gewapende woningoverval als de onderhavige nog lange tijd nadien gevoelens van angst en onveiligheid ervaren en dat dit soort geweldsmisdrijven tot maatschappelijke beroering en onrust leiden. De verdachte, die gewoon deel uitmaakt van de maatschappij, moet zich hiervan bewust zijn geweest. Toch heeft hij kennelijk alleen oog gehad voor zijn eigen voordeel en niet stilgestaan bij de gevolgen voor de slachtoffers. Dat valt hem in ernstige mate te verwijten.
Gelet op de aard en de ernst van het gepleegde feit acht de rechtbank een gevangenisstraf
de enige passende sanctie. Bij het bepalen van de hoogte van deze straf heeft de rechtbank meegewogen dat de woningoverval maar kort heeft geduurd, dat er slechts een lichte vorm van geweld is gebruikt en dat niemand fysiek letsel heeft opgelopen. Ook weegt de rechtbank mee dat de verdachte uiteindelijk openheid van zaken heeft gegeven en daarmee zijn verantwoordelijkheid lijkt te willen nemen voor zijn handelen.
Voor wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank rekening gehouden met:
  • een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 18 december 2014, waaruit blijkt dat verdachte al eerder is veroordeeld voor soortgelijke delicten,
  • de omstandigheid dat het bewezenverklaarde feit de verdachte in licht verminderde
mate kan worden toegerekend, en
- het omtrent de persoon van de verdachte opgemaakte reclasseringsrapport, waarin
wordt geadviseerd aan verdachte een deels voorwaardelijke straf op te leggen met daaraan gekoppeld diverse bijzondere voorwaarden.
In de persoonlijke omstandigheden van verdachte, het belang van de maatschappij dat de verdachte wordt begeleid voordat hij in de samenleving terugkeert en het voorkomen van recidive, ziet de rechtbank aanleiding om een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk
op te leggen, met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door
de reclassering, met uitzondering van het locatiegebod.
De rechtbank zal, alles afwegende, aan de verdachte opleggen een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, waarvan 9 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren. Voorts zal de rechtbank aan het voorwaardelijke strafdeel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden koppelen.

6.De benadeelde partij

De benadeelde partij [slachtoffer] vordert een schadevergoeding van € 1.000,-. De vordering bestaat uit € 100,- aan materiële schade en € 900,- aan immateriële schade.
De officier van justitie acht de vordering toewijsbaar tot een bedrag van € 740,- en heeft gevorderd deze te vermeerderen met de wettelijke rente en tevens de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De raadsman heeft zich voor wat betreft de gevorderde materiële schade gerefereerd aan
het oordeel van de rechtbank. Ten aanzien van de immateriële schade heeft de raadsman verzocht het bedrag te matigen.
De rechtbank is van oordeel dat op grond van de stukken in het dossier en het verhandelde ter zitting voldoende is komen vast te staan dat de benadeelde partij materiële schade heeft geleden door het bewezenverklaarde handelen van verdachte en diens mededader, te weten de diefstal van de twee mobiele telefoons van de merken IPhone en Nokia. Het hiervoor gevorderde bedrag van € 90,- komt de rechtbank redelijk voor en zij zal dit bedrag derhalve toewijzen. De rechtbank is van oordeel dat het door de benadeelde partij gevorderde bedrag van € 10,- voor de gestolen weed niet voor toewijzing vatbaar is, nu deze weed niet aan de benadeelde toebehoorde, maar aan [getuige]. Zij zal de benadeelde partij ten aanzien van deze schadepost dan ook niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering.
Ten aanzien van de gevorderde immateriële schade overweegt de rechtbank dat de raadsman, behalve het verzoek het bedrag te matigen, geen verweer heeft gevoerd tegen toewijzing van deze vordering. Nu voldoende vast staat dat de benadeelde immateriële schade heeft geleden, zal de rechtbank de vordering naar billijkheid toewijzen tot een bedrag van € 250,-. Voor het meerdere zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren.
De rechtbank wijst de vordering aldus toe tot een totaalbedrag van € 340,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 maart 2014 tot aan de dag van volledige voldoening en verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering. Nu de verdachte het bewezenverklaarde feit samen met een ander heeft gepleegd, zal de rechtbank de vordering hoofdelijk toewijzen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal de rechtbank tevens de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 24c, 36f, 310 en 312 van het Wetboek
van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder
4
is omschreven;
- verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt verdachte tot
  • bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast omdat verdachte voor het einde van
  • stelt als algemene voorwaarden dat de verdachte
  • zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit,
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt, en,
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
  • stelt als bijzondere voorwaarden dat de verdachte
  • zich binnen drie dagen volgend na zijn detentie dient te melden bij Reclassering Leger des Heils, 6211 EX Maastricht, Het Bat 12. Hierna moet verdachte zich blijven melden, zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
  • zich op basis van de door het NIFP-IFZ af te geven indicatiestelling zal laten opnemen op een forensische verslavingsafdeling of een soortgelijke intramurale instelling, zulks ter beoordeling van het NIFP-IFZ, waarbij de verdachte zich dient te houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van de klinische behandeling door of namens de (geneesheer-)directeur van die instelling zullen worden gegeven voor een periode van maximaal één jaar, dan wel zoveel korter als de (geneesheer-)directeur van die instellen en de reclassering goed dunkt;
  • zich, aansluitend aan de hiervoor genoemde klinische opname, ambulant zal laten behandelen voor zijn verslavingsproblematiek en persoonlijkheidsproblematiek bij
de (forensische) verslavingszorg - individuele behandeling of soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij de verdachte zich dient te houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven voor de resterende duur van de proeftijd
- geen verdovende middelen en alcohol zal gebruiken, zolang de reclassering dit nodig acht en medewerking zal verlenen aan Middelencontrole.
- geeft opdracht aan deze reclasseringsinstelling om toezicht te houden op de naleving
van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging
van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
- heft op het (geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden;
Benadeelde partij
  • veroordeelt de verdachte hoofdelijk om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij
  • bepaalt dat voor zover voornoemd bedrag door de mededader is betaald, de verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen;
  • verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering en bepaalt dat zij deze vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog
te maken, tot heden begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer,
voornoemd bedrag te betalen, bij niet betaling te vervangen door
6 dagen hechtenis, met dien verstande dat de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 maart 2014 tot aan de dag van volledige voldoening;
  • bepaalt dat voor zover voornoemd bedrag door de mededader is betaald, de verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de Staat te betalen;
  • bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij [slachtoffer] vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.V. Pelsser, voorzitter, mr. R.A.J. van Leeuwen en
mr. J.M.E. Kessels, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. Romme, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 27 januari 2015.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 13 maart 2014 te Wittem, in elk geval in de gemeente Gulpen-Wittem, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid weed en twee GSM's, merk Apple Ihone en Nokia, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
[slachtoffer] en/of [getuige], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld van geweld en/of bedreiging met geweld tegen genoemde [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van
het gestolene te verzekeren, welk geweld heeft bestaan uit het bij de nek vastpakken van genoemde [slachtoffer] en vervolgens het drukken van een mes tegen de keel van genoemde [slachtoffer] en/of welke bedreiging met geweld heeft bestaan uit het dreigend zwaaien met
een zwaard in de richting van althans zichtbaar voor genoemde [slachtoffer].

Voetnoten

1.Voor zover de in het vonnis vermelde feiten en omstandigheden door de rechtbank redengevend worden geacht voor de bewezenverklaring van het ten laste gelegde, wordt hierna in de voetnoten verwezen naar de wettige bewijsmiddelen waaraan de rechtbank deze feiten en omstandigheden ontleent. Tenzij anders vermeld, maken deze bewijsmiddelen deel uit van het procesdossier met
2.Het proces-verbaal van verhoor van aangever [slachtoffer], pag. 21 en 22.
3.Het proces-verbaal van verhoor van de getuige [getuige], pag. 29 en 30.
4.Het proces-verbaal van de openbare terechtzitting van 9 september 2014, pag.