Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.De procedure
- de dagvaarding van 21 juli 2015.
- de mondelinge behandeling van 23 juli 2015,
- de pleitnota van Servatius.
Rechtbank Limburg
In deze zaak heeft de kantonrechter in kort geding op 29 juli 2015 uitspraak gedaan over de vordering van [eiser] tot schorsing van een eerder vonnis van 25 juni 2015, waarin hij was veroordeeld tot ontruiming van zijn huurwoning. De vordering van [eiser] is gebaseerd op de stelling dat het eerdere vonnis berust op feitelijke misslagen en dat hij in een noodtoestand dreigt te geraken door de voorgenomen ontruiming. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de ontruiming was aangezegd voor 23 juli 2015, maar dat Servatius, de verhuurder, heeft aangeboden de ontruiming uit te stellen tot 30 juli 2015, mits [eiser] de kosten van de afgeblazen ontruiming zou vergoeden.
De kantonrechter heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen. Hij oordeelt dat [eiser] niet voldoende bewijs heeft geleverd voor zijn stellingen over de feitelijke misslagen in het eerdere vonnis. De kantonrechter concludeert dat er geen acute noodtoestand is ontstaan die de schorsing van de ontruiming rechtvaardigt. [eiser] had voldoende tijd om maatregelen te treffen na de dagvaarding in kort geding en had kunnen anticiperen op de mogelijkheid van ontruiming. De vordering van [eiser] wordt afgewezen, en hij wordt veroordeeld in de proceskosten van de procedure.