ECLI:NL:RBLIM:2015:6494

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
3 augustus 2015
Publicatiedatum
29 juli 2015
Zaaknummer
03/720028-14
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verduistering door penningmeester van kerkbesturen

In deze zaak heeft de rechtbank Limburg op 3 augustus 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die als penningmeester van twee parochies gedurende meerdere jaren geld heeft verduisterd. De verdachte, die leed aan een gokverslaving, heeft in de periode van 1 maart 2009 tot en met 31 december 2012 een aanzienlijk bedrag verduisterd, voornamelijk door geld op te nemen bij casino's en dit te gebruiken voor gokken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte ernstig misbruik heeft gemaakt van het vertrouwen dat in hem was gesteld als penningmeester, wat heeft geleid tot grote financiële schade voor de parochies. De verdachte heeft inmiddels een terugbetalingsregeling getroffen met de parochies, waarbij hij een bedrag van ongeveer € 30.000,- heeft terugbetaald. De officier van justitie heeft een taakstraf van 80 uren geëist, subsidiair 40 dagen hechtenis. De verdediging heeft geen verweer gevoerd tegen de op te leggen straf, maar heeft wel gewezen op de terugbetalingsregeling. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn leeftijd en het feit dat hij een blanco strafblad heeft. Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten om de verdachte een taakstraf van 80 uren op te leggen, met als vervangende straf 40 dagen hechtenis, en heeft de verdachte strafbaar verklaard voor het bewezenverklaarde feit van verduistering.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer : 03/720028-14
Datum uitspraak : 3 augustus 2015
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Limburg, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken,
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
wonende te [adresgegevens] .

1.Onderzoek van de zaak

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
20 juli 2015. De rechtbank heeft op deze zitting gehoord: de officier van justitie en de verdachte, bijgestaan door zijn raadsman, mr. S. Weening, advocaat te Maastricht.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte in de periode van 1 maart 2009 tot en met 31 december 2012 een hoeveelheid geld heeft verduisterd van parochie [naam parochie 1] en parochie [naam parochie 2] .

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen. Hiertoe heeft hij verwezen naar de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen, alsmede de bekennende verklaring van verdachte.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman acht het feit te bewijzen.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in de periode van 1 maart 2009 tot en met 31 december 2012 als penningmeester een hoeveelheid geld van parochie [naam parochie 1] en parochie [naam parochie 2] heeft verduisterd, gelet op:
  • het proces-verbaal aangifte van [betrokkene] namens kerkbestuur parochie [naam parochie 1] en kerkbestuur parochie [naam parochie 2] d.d. 24 april 2013, als weergegeven op de pagina’s 10 en 11 van de doornummering;
  • het proces-verbaal bevindingen onderzoek administratie parochies [naam parochie 1] en [naam parochie 2] d.d. 19 maart 2014, als weergegeven op de pagina’s 175 tot en met 205 van de doornummering;
  • de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 20 juli 2015.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
in het tijdvak van 1 maart 2009 tot en met 31 december 2012 in Limburg, opzettelijk een hoeveelheid geld, toebehorende aan parochie [naam parochie 1] en parochie [naam parochie 2] , welk goed verdachte anders dan door misdrijf, te weten als penningmeester, onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde en de kwalificatie

4.1
De strafbaarheid
Het bewezenverklaarde is strafbaar.
4.2
De kwalificatie
Het bewezenverklaarde levert op het navolgende strafbare misdrijf:
verduistering.

5.De strafbaarheid van verdachte

De verdachte is strafbaar voor het bewezenverklaarde nu geen omstandigheid aannemelijk is geworden die verdachtes strafbaarheid opheft.

6.De oplegging van straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht, gevorderd aan verdachte op te leggen een taakstraf voor de duur van 80 uren subsidiair 40 dagen hechtenis.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen standpunt met betrekking tot de op te leggen straf ingenomen. Hij heeft slechts gewezen op het feit dat reeds een bedrag van om en nabij € 30.000,- door verdachte is terugbetaald aan de parochies op grond van de nog lopende afbetalingsregeling tussen verdachte en de parochies van € 1.000,-- per maand en daarbij de vraag opgeworpen of het opleggen van een taakstraf zoals gevorderd door de officier van justitie nog enige toegevoegde waarde heeft. Een mogelijk strafdoel zou ook met een lagere straf kunnen worden bereikt.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft zich gedurende meerdere jaren schuldig gemaakt aan verduistering van geld waarover hij als penningmeester van de kerkbesturen van twee parochies kon beschikken. Dit geld heeft verdachte voornamelijk gepind bij casino’s of bij geldautomaten in de buurt van casino’s, waarna hij met het geld ging gokken. Verdachte leed namelijk aan een gokverslaving en had daar steeds meer geld voor nodig. Hoewel bewezen is verklaard dat verdachte in de periode van maart 2009 tot en met december 2012 geld - volgens de politie bijna € 30.000,00 - heeft verduisterd, is ter terechtzitting gebleken dat verdachte al veel langer geld verduisterde van de parochies. Aanvankelijk probeerde verdachte dit geld terug te storten, maar toen zijn gokverslaving verergerde verloor verdachte het overzicht en beschikte hij niet langer over de financiële middelen om het geld terug te storten.
Door zo te handelen heeft verdachte ernstig misbruik gemaakt van het in hem als penningmeester gestelde vertrouwen. Daarmee heeft hij beide parochies grote financiële schade berokkend. Ook heeft het handelen van verdachte - zo blijkt uit een brief van de besturen van beide parochies - voor onrust binnen de parochiegemeenschap gezorgd. Hoewel verdachte zijn eigen verlangen naar geldelijk gewin heeft laten prevaleren boven de belangen van de parochies, heeft hij ter terechtzitting meerdere malen aangegeven dat hij de laakbaarheid en de onjuistheid van zijn handelen inziet. Ook heeft verdachte inmiddels een terugbetalingsregeling met het bisdom getroffen om het verduisterde geldbedrag over de periode vanaf 2000 tot en met 31 januari 2013, in totaal volgens die regeling meer dan
€ 100.000,00, terug te betalen. De rechtbank houdt hiermee in het voordeel van verdachte rekening.
Verduistering is een ernstig strafbaar feit. In het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) is geen oriëntatiepunt vastgesteld voor verduistering. Wel is een oriëntatiepunt vastgesteld voor fraude. Zoals gezegd, heeft verdachte in de bewezenverklaarde periode een geldbedrag van bijna € 30.000,- verduisterd. Bij dit geldbedrag hoort volgens het oriëntatiepunt fraude een gevangenisstraf voor de duur van 2 tot 5 maanden of een taakstraf van een corresponderend aantal uren. Daarbij is uitgegaan van een verdachte met een blanco strafblad.
Ten aanzien van de persoon van verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
  • de inhoud van het hem betreffende strafblad, waaruit blijkt dat hij niet eerder met politie of justitie in aanraking is geweest;
  • de persoonlijke omstandigheden van verdachte, onder meer de leeftijd van verdachte (78 jaar) en de omstandigheid dat verdachte aanzienlijke schulden heeft.
De rechtbank ziet aanleiding om in plaats van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, een taakstraf op te leggen. Dit niet alleen vanwege de persoonlijke omstandigheden van verdachte (zijn leeftijd en het feit dat hij een blanco strafblad heeft), maar ook gelet op het feit dat verdachte van meet af aan openheid van zaken heeft gegeven en heeft meegewerkt aan het (financiële) onderzoek van het bisdom en van de politie. Daarnaast heeft verdachte ter terechtzitting meerdere keren aangegeven dat hij de laakbaarheid en de onjuistheid van zijn handelen inziet en heeft hij spijt betuigd voor zijn handelen. Bovendien probeert verdachte zo goed en zo kwaad als dat kan de parochies terug te betalen.
Alles afwegende acht de rechtbank het passend en geboden dat aan verdachte een taakstraf voor de duur van 80 uren subsidiair 40 dagen hechtenis wordt opgelegd.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 22c, 22d en 321 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd.
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 4.2 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar.
Straffen
  • veroordeelt verdachte tot
  • beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
Dit vonnis is gewezen door mr. B.G.L. van der Aa, voorzitter, mr. J.S. Holthuis en
mr. C.G.A. Wouters, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.W.J. Reuvers, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 3 augustus 2015.
Buiten staat:
mr. Holthuis en mr. Wouters zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks het tijdvak van 1 maart 2009 tot en met 31 december 2012 te Brunssum, in elk geval in het arrondissement Maastricht en/of Limburg, opzettelijk een hoeveelheid geld, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan het kerkbestuur parochie [naam parochie 1] en/of het kerkbestuur parochie [naam parochie 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk(e) goed(eren) verdachte anders dan door
misdrijf, te weten als penningmeester, onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.