ECLI:NL:RBLIM:2015:642

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
27 januari 2015
Publicatiedatum
27 januari 2015
Zaaknummer
3754222 CV EXPL 15-229
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot betaling en ontruiming in kort geding wegens huurovereenkomst en schijnconstructie

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Limburg op 27 januari 2015, heeft eiser, vertegenwoordigd door mr. P.W.F. Kostons, een kort geding aangespannen tegen gedaagde, vertegenwoordigd door mr. S. Bhulai, met als doel betaling van een huurachterstand en ontruiming van een gehuurde (horeca) bedrijfsruimte. Eiser stelde dat gedaagde in gebreke was gebleven met de huurbetalingen en andere verplichtingen uit de huurovereenkomst en een addendum. Gedaagde betwistte echter de rechtsgeldigheid van de overeenkomsten en stelde dat zijn persoonsgegevens waren misbruikt.

Tijdens de zitting op 22 januari 2015 heeft gedaagde zijn verweer kracht bijgezet door te stellen dat hij eiser niet kent en dat zijn handtekening op de documenten vervalst is. De kantonrechter heeft geconstateerd dat de door eiser gestelde feiten ongeloofwaardig zijn, mede door het ontbreken van de aanwezigheid van eiser zelf tijdens de zitting en de inconsistenties in de verklaringen. De kantonrechter heeft ook vragen gesteld over de geloofwaardigheid van het adres van de gehuurde ruimte, wat leidde tot twijfels over de juistheid van de vorderingen van eiser.

Uiteindelijk heeft de kantonrechter de vorderingen van eiser afgewezen, hem veroordeeld in de proceskosten van gedaagde, en verklaard dat het vonnis uitvoerbaar bij voorraad is. De kosten aan de zijde van gedaagde zijn begroot op € 600,00 aan salaris voor de gemachtigde. Dit vonnis is uitgesproken door mr. W.E. Elzinga.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer / rolnummer: 3754222 CV EXPL 15-229
Vonnis in kort geding van de kantonrechter van 27 januari 2015
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats 1],
tevens adres houdende te [woonplaats 2],
eiser,
gemachtigde mr. P.W.F. Kostons,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats 3],
gedaagde,
gemachtigde mr. S. Bhulai.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 14 januari 2015
  • de mondelinge behandeling.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Het geschil en de beoordeling ervan

2.1.
Eiser heeft bij dagvaarding - samengevat - gesteld dat hij als verhurende partij op 20 november 2013 een huurovereenkomst (productie 1 bij dagvaarding) met gedaagde heeft gesloten betreffende de (horeca) bedrijfsruimte gelegen aan de [adres] te [vestigingsplaats]. Eiser heeft gesteld dat gedaagde - van meet af aan - in gebreke is met een correcte nakoming van die overeenkomst. Gedaagde heeft de huur en de borg niet betaald en is evenmin zijn verplichtingen uit hoofde van een door partijen op 30 november 2013 gesloten addendum bij de huurovereenkomst en een op 4 juli 2014 tussen partijen gesloten vaststellingsovereenkomst (producties 2 en 3 bij dagvaarding) nagekomen, aldus eiser bij dagvaarding.
2.2.
Eiser heeft, gelet op de ontstane huurachterstand en de niet betaalde borg, alsmede nu gedaagde niet meer voor hem bereikbaar is en het gehuurde pand is afgesloten,
- samengevat - veroordeling van gedaagde gevorderd tot betaling van € 413.000,00 en tot ontruiming van het gehuurde, een en ander vermeerderd met rente en kosten.
2.3.
Eiser stelt dat hij, gelet op de bovenstaande omstandigheden, een spoedeisend belang heeft bij toewijzing van de gevorderde voorzieningen.
2.4.
Gedaagde heeft ter zitting van 22 januari 2015 de door eiser gestelde feiten gemotiveerd betwist. Daarbij heeft hij benadrukt dat hij eiser niet kent, dat hij geen van de gemelde overeenkomsten met eiser heeft gesloten, dat zijn persoonsgegevens zijn misbruikt en dat zijn handtekening is vervalst. Gedaagde woont in [woonplaats 3] en exploiteert een reisbureau. Hij is niet bekend met het in de huurovereenkomst vermelde (horeca)pand te [vestigingsplaats]. Normaliter is hij in de wintermaanden gedurende langere tijd in het buitenland, aldus gedaagde.
2.5.
Gedaagde heeft de kantonrechter ter zitting verzocht de vorderingen van eiser af te wijzen en eiser bij vonnis in kort geding, uitvoerbaar bij voorraad, te veroordelen in de proceskosten zijdens gedaagde.
2.6.
Eiser is niet in persoon ter zitting verschenen en heeft zijn stellingen niet nader onderbouwd, zodat gelet op het gemotiveerde verweer van gedaagde de vorderingen van eiser voor afwijzing gereed liggen.
2.7.
Gedaagde heeft ter zitting zijn paspoort met nummer [nummer paspoort] getoond. De handtekening van gedaagde, zoals deze voorkomt in dat paspoort is gezet in Arabische lettertekens, komt niet overeen met de handtekeningen die volgens eiser door gedaagde zouden zijn gezet op de in 2.1 genoemde overeenkomsten, die zijn gezet in alfabetische lettertekens.
2.8.
De kantonrechter heeft de gemachtigde van eiser vervolgens een aantal vragen gesteld omdat het gestelde in de dagvaarding erg afwijkt van hetgeen gebruikelijk is en niet logisch voorkomt. Raadpleging van het internet voorafgaande aan de zitting heeft bij de kantonrechter en de griffier vervolgens het vermoeden gewekt dat het bewuste adres als zodanig niet bestaat en dat op [adres] twee verschillende horeca gelegenheden worden geëxploiteerd die beide nog steeds actief zijn, althans actieve websites hebben. Deze bevindingen zijn aan partijen voorgehouden.
2.7.
De gemachtigde van eiser heeft vervolgens ter zitting medegedeeld dat hij de dagvaarding niet zelf heeft opgesteld, dat zijn cliënt hem eerst twee dagen voor de zitting heeft benaderd en vervolgens een half uur voor de zitting telefonisch heeft meegedeeld niet te kunnen komen en hem heeft verzocht om zonder eiser naar de onderhavige zitting te gaan. Bij gebreke van nadere informatie van eiser kan de gemachtigde van eiser de vragen van de kantonrechter niet beantwoorden, zo geeft hij aan. Daarbij geeft de gemachtigde van eiser aan dat hij zich op zijn positie als raadsman van eiser, gelet op het verweer van gedaagde, zal beraden.
2.8.
De door eiser gestelde feiten, betreffende de gestelde vorderingen jegens gedaagde, zijn niet komen vast te staan. Het relaas van eiser komt de kantonrechter ook overigens ongeloofwaardig voor gelet op de hiervoor onder 2.8. vermelde bevindingen. De vorderingen van eiser worden dan ook als ongegrond afgewezen.
2.9.
Eiser wordt als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld. De kosten aan de zijde van gedaagde worden begroot op € 600,00 aan salaris gemachtigde.

3.De beslissing

De kantonrechter
3.1.
wijst de vorderingen af,
3.2.
veroordeelt eiser in de proceskosten, aan de zijde van gedaagde tot op heden begroot op € 600,00,
3.3.
verklaart dit vonnis betreffende de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.E. Elzinga en in het openbaar uitgesproken. [1]

Voetnoten

1.type: CM