ECLI:NL:RBLIM:2015:6391

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
27 juli 2015
Publicatiedatum
27 juli 2015
Zaaknummer
4268097 CV EXPL 15-6336
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • E.P. van Unen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontruiming huurwoning en betaling van huurachterstand in kort geding

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, op 27 juli 2015 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiser] en [gedaagde]. De procedure betreft een vordering van [eiser] tot ontruiming van een huurwoning en betaling van huurachterstand. De huurovereenkomst tussen [eiser] en [betrokkene] is per 1 april 2015 geëindigd, maar [gedaagde], handelend onder de naam [naam 1] Budgetbeheer en Bewindvoering, heeft de woning niet ter beschikking gesteld aan [eiser]. [eiser] vordert dat [gedaagde] de woning binnen veertien dagen ontruimt en dat hij een bedrag van € 650,- aan achterstallige huur betaalt, evenals een schadevergoeding van € 1.785,-. De rechtbank heeft vastgesteld dat [gedaagde] de vorderingen tot ontruiming en betaling van huurachterstand heeft erkend, maar de vordering tot schadevergoeding heeft hij betwist.

De rechtbank oordeelt dat [eiser] een spoedeisend belang heeft bij de ontruiming, aangezien de huurovereenkomst is geëindigd en [betrokkene] zonder recht of titel in de woning verblijft. De vordering tot ontruiming wordt toegewezen, maar de gevorderde machtiging om de ontruiming zelf uit te voeren op kosten van [gedaagde] wordt afgewezen, omdat deze bevoegdheid aan de deurwaarder toekomt. De rechtbank wijst de vorderingen tot betaling van achterstallige huur en gebruiksvergoeding toe, maar de vordering tot schadevergoeding wordt afgewezen omdat deze niet voldoende is onderbouwd. [gedaagde] wordt veroordeeld in de proceskosten van [eiser].

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 4268097 CV EXPL 15-6336
Vonnis in kort geding van 27 juli 2015
in de zaak van:
[eiser] ,
wonend te [woonplaats] ,
eisende partij,
gemachtigde mr. R.W. Janssen,
tegen:
[gedaagde] ,
handelend onder de naam [naam 1] BUDGETBEHEER EN BEWINDVOERING,
gevestigd te Landgraaf,
in hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van
[betrokkene] ,
verblijvend in een penitentiaire inrichting,
wonend aan de [adres] te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
procederend in persoon in voormelde hoedanigheid.
Partijen zullen hierna [eiser] , [gedaagde] en [betrokkene] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 13 juli 2015
  • de akte overlegging producties aan de zijde van [eiser]
- de mondelinge behandeling van 23 juli 2015, waarbij [eiser] is verschenen, bijgestaan door mr. Janssen en namens [gedaagde] mw. [naam 2] (werkzaam bij [naam 1] Budgetbeheer en Bewindvoering) is verschenen.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Op 20 november 2012 zijn [eiser] en [betrokkene] een huurovereenkomst voor bepaalde tijd aangegaan voor de woning aan de [adres] te [woonplaats] (hierna: de woning). Vanaf 20 november 2013 is de huurovereenkomst voortgezet voor onbepaalde tijd.
2.2.
Bij brief van 3 maart 2015 heeft [gedaagde] namens [betrokkene] de huurover-eenkomst “per direct” opgezegd, welke opzegging door [eiser] tegen het einde van de maand is aanvaard, zodat de huurovereenkomst per 1 april 2015 is geëindigd.
2.3.
De woning is na het einde van de huurovereenkomst niet ter beschikking van [eiser] gesteld (‘opgeleverd’).
2.4.
De rechtbank Limburg, locatie Maastricht, heeft in mei 2015 een bevel tot gevangenhouding jegens [betrokkene] afgegeven, voor de duur van negentig dagen.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert dat de kantonrechter, als voorzieningenrechter, [gedaagde] bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad zal veroordelen:
om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis de woning te ontruimen en verlaten, met machtiging van [eiser] om, indien [gedaagde] hiermee in gebreke blijft, de ontruiming zelf en voor rekening van [gedaagde] te bewerkstelligen;
tot betaling van € 650,- aan achterstallige huur berekend tot april 2015, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf datum dagvaarding;
tot betaling van € 650,- voor iedere maand dat [gedaagde] vanaf 1 april 2015 in gebreke blijft met de ontruiming;
tot betaling van € 1.785,- aan schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf datum dagvaarding;
tot betaling van de proceskosten.
3.2.
Aan zijn vorderingen zoals weergegeven onder 3.1. sub a. en c. legt [eiser] ten grondslag dat [betrokkene] , na het einde van de huurovereenkomst per 1 april 2015, zonder recht of titel in de woning verblijft. Door niet te voldoen aan zijn uit artikel 7:224, eerste lid BW voortvloeiende opleveringsplicht en daarmee de woning onrechtmatig onder zich te houden, veroorzaakt [betrokkene] inkomensschade aan de zijde van [eiser] , die voor vergoeding in aanmerking komt. Als grondslag voor de vordering zoals weergegeven onder 3.1. sub d. stelt [eiser] dat [betrokkene] aansprakelijk is voor de schade aan de woning, die is ontstaan door een aan hem toe te rekenen tekortschieten in de nakoming van een op hem rustende verplichting als huurder.
3.3.
[gedaagde] heeft de vorderingen zoals weergegeven onder 3.1. sub a. tot en met c. erkend. De vordering zoals weergegeven onder 3.1. sub d. heeft [gedaagde] gemotiveerd betwist. Op de stellingen van partijen wordt hierna nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
[eiser] heeft een vordering ingesteld tot het treffen van een voorziening bij voorraad als bedoeld in artikel 254 Rv. Deze vordering is slechts toewijsbaar indien van [eiser] niet kan worden gevergd dat hij de uitkomst van een bodemprocedure afwacht en voldoende aannemelijk is dat de rechter in een dergelijke procedure op grond van hetzelfde feitencomplex de vorderingen (tot ontruiming en betaling) zal toewijzen.
4.2.
Daar de gevorderde voorziening zoals weergegeven onder 3.1. sub a. ertoe strekt een einde te maken aan een voortdurende inbreuk op het eigendomsrecht van [eiser] , heeft [eiser] een spoedeisend belang bij de vordering tot ontruiming. Nu vast staat (zie rechts-overweging 2.2.) dat de huurovereenkomst per 1 april 2015 is geëindigd, is voorts zodanig aannemelijk dat de vordering tot ontruiming in een bodemprocedure zal worden toege-wezen, dat het gerechtvaardigd is om hierop vooruit te lopen. De vordering tot ontruiming zal derhalve worden toegewezen.
4.3.
De gevorderde machtiging om de ontruiming zelf te doen uitvoeren op kosten van [gedaagde] , zal worden afgewezen omdat de bevoegdheid tot reële executie van de veroordeling tot ontruiming ingevolge artikel 434 jo. 555 e.v. Rv reeds tot de (exclusieve) bevoegdheid van de deurwaarder behoort.
4.4.
Met betrekking tot de vorderingen zoals weergegeven onder 3.1. sub b. t/m d. wordt voorop gesteld dat bij een voorlopige voorziening bestaande uit de veroordeling tot betaling van een geldsom terughoudendheid op zijn plaats is. Voor toewijzing van een dergelijke vordering is in kort geding plaats, als het bestaan en de omvang van de vordering in hoge mate aannemelijk zijn, terwijl de voorziening voorts uit hoofde van onverwijlde spoed vereist is en het risico van onmogelijkheid van terugbetaling (het restitutierisico), bij afweging van de belangen van partijen , aan toewijzing niet in de weg staat.
4.5.
De vorderingen zoals weergegeven onder 3.1. sub b. en c. doorstaan deze toets. [gedaagde] heeft de vorderingen zoals weergegeven onder 3.1. sub b. en c. in dit kort geding erkend en heeft geen verweer gevoerd gericht op het ontbreken van spoedeisend belang dan wel tegen het bestaan van een restitutierisico aan de zijde van [eiser] . De achterstallige huur tot 1 april 2015 en de schadevergoeding vanaf deze datum zullen derhalve worden toegewezen. De wettelijke rente over de achterstallige huur zal eveneens worden toegewezen, nu de aanspraak van verhuurder op deze rente ontstaat door het enkele betalingsverzuim van de (voormalige) huurder.
4.6.
De vordering tot betaling van een voorschot op het nader te bepalen bedrag aan schadevergoeding dient te worden afgewezen. Deze vordering doorstaat de onder rechtsoverweging 4.4. bedoelde toets niet omdat [eiser] de door [gedaagde] naar oorzaak en omvang betwiste schade niet zodanig heeft geadstrueerd, dat thans van toewijzing in een bodemprocedure kan worden uitgegaan.
4.7.
[gedaagde] zal, als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van [eiser] worden tot op heden begroot op:
dagvaarding: € 98,98
griffierecht: € 221,00
salaris gemachtigde:
€ 600,00
totaal: € 919,98

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] de woning aan de [adres] te [woonplaats] , met alle zich daarin aanwezige personen en zaken waaronder [betrokkene] en diens zaken, binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis te ontruimen en verlaten en behoorlijk schoongemaakt ter beschikking van [eiser] te stellen,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van € 650,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 juli 2015 tot aan de dag der algehele voldoening,
5.3.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van € 650,- voor iedere ingegane maand vanaf 1 april 2015 tot aan de dag van ontruiming,
5.4.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van [eiser] , begroot op € 919,98,
5.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.P. van Unen en in het openbaar uitgesproken.
type: NG