ECLI:NL:RBLIM:2015:6360

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
27 juli 2015
Publicatiedatum
27 juli 2015
Zaaknummer
03/700529-14, 03/273970-14, 03/700240-12 (tul)
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Flessentrekkerij en oplichting door verdachte met meerdere slachtoffers en schadevergoeding

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 27 juli 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan flessentrekkerij en oplichting. De verdachte heeft in de periode van 10 juli 2014 tot en met 14 september 2014, samen met een medeverdachte, goederen gekocht met de bedoeling deze niet te betalen. Dit gebeurde bij verschillende ondernemingen, waarbij de verdachte zich voordeed als een betrouwbare klant. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in totaal negen keer flessentrekkerij heeft gepleegd en daarnaast één keer oplichting heeft gepleegd bij een ondernemer. De slachtoffers zijn financieel ernstig benadeeld door de daden van de verdachte. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren. Tevens is de verdachte verplicht om schadevergoeding te betalen aan de benadeelde partijen, die in totaal aanzienlijke bedragen vorderen. De rechtbank heeft de vorderingen van de benadeelde partijen gedeeltelijk toegewezen en de verdachte aansprakelijk gesteld voor de geleden schade. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn gokverslaving, en heeft besloten tot een deels voorwaardelijke straf om hem de kans te geven zich te rehabiliteren.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummers : 03/700529-14, 03/273970-14 en 03/700240-12 (TUL)
Datum uitspraak : 27 juli 2015
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Limburg, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken,
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ,
thans gedetineerd in [detentieadres] .

1.Het onderzoek van de zaak

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
13 juli 2015. De rechtbank heeft op deze zitting gehoord: de officier van justitie en de verdachte, bijgestaan door zijn raadsman, mr. B.H.M. Nijsten, advocaat te Maastricht.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
Met betrekking tot parketnummer 03/700529-14 feit 1, 2 en 3:
samen met (een) ander(en) dan wel alleen goederen heeft gekocht met de bedoeling daarvoor niet te betalen (flessentrekkerij).
Met betrekking tot parketnummer 03/273970-14:
[slachtoffer 1] heeft opgelicht.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
Met betrekking tot parketnummer 03/700529-14 feit 1, 2 en 3:
De officier van justitie acht de ten laste gelegde feiten, met uitzondering van de onder feit 1 ten laste gelegde flessentrekkerij bij [slachtoffer 2] , wettig en overtuigend bewezen. Hiertoe heeft hij verwezen naar de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen, alsmede naar de bekennende verklaring van verdachte.
Met betrekking tot parketnummer 03/273970-14:
De officier van justitie acht bewezen dat verdachte [slachtoffer 1] heeft opgelicht. Hiertoe heeft hij verwezen naar de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen, alsmede naar de bekennende verklaring van verdachte.
3.2
Het standpunt van de verdediging
Met betrekking tot parketnummer 03/700529-14 feit 1, 2 en 3:
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van de onder feit 1 ten laste gelegde flessentrekkerij bij [slachtoffer 2] . Hiertoe heeft hij aangevoerd dat verdachte bij dit hotel wel degelijk de bedoeling had om te betalen, alleen is dat er niet van gekomen omdat hij voor zijn vertrek werd aangehouden door de politie. De ten laste gelegde flessentrekkerij bij de overige ondernemingen acht de raadsman wettig en overtuigend te bewijzen.
Met betrekking tot parketnummer 03/273970-14:
De raadsman acht het feit wettig en overtuigend te bewijzen.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Met betrekking tot parketnummer 03/700529-14: [1]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat [medeverdachte] tegen hem zei welke goederen hij wilde hebben om te verkopen, waarna verdachte - die naar eigen zeggen ondernemers gemakkelijker kon overhalen om goederen af te geven - het gesprek met de ondernemers aanging. Na afgifte van de goederen werden die door tussenkomst van [medeverdachte] door verkocht aan derden. De bedoeling was dat de opbrengst van de verkoop van deze goederen tussen verdachte en [medeverdachte] werd gedeeld.
Feit 1:
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte, in de periode van 10 juli 2014 tot en met 14 september 2014 een beroep of gewoonte heeft gemaakt van het kopen van goederen met het oogmerk om zonder volledige betaling zich of een ander de beschikking over die goederen te verzekeren, gelet op:
  • het proces-verbaal aangifte van aangever [betrokkene 2] namens [slachtoffer 3] d.d. 23 augustus 2014, als weergegeven op de pagina’s 42 tot en met 53 van de doornummering;
  • het proces-verbaal aangifte van aangever [betrokkene 3] namens [slachtoffer 4] d.d. 24 juli 2014, als weergegeven op de pagina’s 62 tot en met 64 van de doornummering;
  • het proces-verbaal aangifte van aangever [betrokkene 4] namens [slachtoffer 5] d.d. 7 augustus 2014, als weergegeven op de pagina’s 76 tot en met 89 van de doornummering;
  • het proces-verbaal aangifte van aangever [betrokkene 5] namens [slachtoffer 6] d.d. 29 augustus 2014, als weergegeven op de pagina’s 91 tot en met 93 van de doornummering;
  • de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 13 juli 2015.
Aan verdachte wordt daarnaast verweten dat hij van 12 september 2014 tot en met
14 september 2014 bij [slachtoffer 2] heeft gegeten en gedronken met de bedoeling daarvoor niet te betalen. Verdachte heeft ter terechtzitting uitdrukkelijk aangegeven dat het zijn bedoeling was te betalen voor het genuttigde eten en drinken. Hij heeft - naar eigen zeggen - op vrijdagavond 12 september 2014 een geldbedrag (ongeveer € 200,- of € 300,-) van zijn moeder gekregen en hij wilde daarmee de rekening bij voornoemd hotel betalen. De rechtbank ziet niet in waarom verdachte alleen over dit feit een leugenachtige verklaring zou afleggen, nu hij ruiterlijk heeft toegegeven dat hij zich bij alle andere ten laste gelegde ondernemers wel schuldig heeft gemaakt aan flessentrekkerij. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van de ten laste gelegde flessentrekkerij bij [slachtoffer 2] .
De rechtbank stelt op basis van de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen vast dat verdachte bij [slachtoffer 3] en [slachtoffer 5] samen met een ander, te weten: met [medeverdachte] , goederen heeft gekocht met de bedoeling daarvoor niet te betalen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte zich in die gevallen schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van flessentrekkerij. Daarentegen blijkt uit de bewijsmiddelen dat verdachte zowel bij [slachtoffer 4] als bij [slachtoffer 6] in zijn eentje heeft gegeten en gedronken. Van medeplegen van flessentrekkerij bij deze hotels, zoals in de tenlastelegging als verwijt aan verdachte is opgenomen, is dus geen sprake. De rechtbank spreekt verdachte daar partieel van vrij.
Feit 2:
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte, samen met een ander, in de periode van 30 april 2014 tot en met 18 juli 2014 een beroep of gewoonte heeft gemaakt van het kopen van goederen met het oogmerk om zonder volledige betaling zich of een ander de beschikking over die goederen te verzekeren, gelet op:
  • het proces-verbaal aangifte van aangever [betrokkene 6] namens [slachtoffer 7] d.d. 7 juli 2014, als weergegeven op de pagina’s 103 tot en met 107 van de doornummering;
  • het proces-verbaal aangifte van aangever [betrokkene 7] namens [slachtoffer 8] d.d. 12 juni 2014, als weergegeven op de pagina’s 113 tot en met 118 van de doornummering;
  • het proces-verbaal van aangever [betrokkene 8] namens [slachtoffer 9] d.d. 6 augustus 2014, als weergegeven op de pagina’s 120 tot en met 123 van de doornummering;
- de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 13 juli 2015.
Feit 3:
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte, in de periode van 1 juli 2014 tot en met 23 augustus 2014 een beroep of gewoonte heeft gemaakt van het kopen van goederen met het oogmerk om zonder volledige betalen zich of een ander de beschikking over die goederen te verzekeren, gelet op:
- het proces-verbaal aangifte van aangever [betrokkene 9] namens [slachtoffer 10]
d.d. 1 september 2014, als weergegeven op de pagina’s 132 tot en met 137 van de doornummering;
  • het proces-verbaal aangifte van aangever [betrokkene 10] namens [slachtoffer 11] d.d. 24 september 2014, als weergegeven op de pagina’s 139 tot en met 146 van de doornummering;
  • de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 13 juli 2015.
De rechtbank stelt op basis van de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen vast dat verdachte bij [slachtoffer 11] samen met een ander, te weten: met [medeverdachte] , goederen heeft gekocht met de bedoeling daarvoor niet te betalen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte zich in dat geval schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van flessentrekkerij. Daarentegen blijkt uit de bewijsmiddelen dat verdachte bij [slachtoffer 10] in zijn eentje heeft gegeten en gedronken. Van medeplegen van flessentrekkerij bij dit hotel, zoals in de tenlastelegging als verwijt aan verdachte is opgenomen, is dus geen sprake. De rechtbank spreekt verdachte daar partieel van vrij.
Met betrekking tot parketnummer 03/273970-14: [2]
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [slachtoffer 1] in de periode van 25 juli 2014 tot en met 22 september 2014 heeft opgelicht, gelet op:
  • het proces-verbaal aangifte van [betrokkene 11] namens [slachtoffer 1] d.d. 22 september 2014;
  • de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 13 juli 2015.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte:
Met betrekking tot parketnummer 03/700529-14 feit 1:
in de periode van 10 juli 2014 tot en met 14 september 2014 op na te noemen plaatsen, tezamen en in vereniging met een ander, een beroep of een gewoonte heeft gemaakt van het kopen van goederen met het oogmerk om zonder volledige betaling zich en (een) ander(en) de beschikking over die goederen te verzekeren, hebbende verdachte en/of zijn mededader, telkens met voormeld oogmerk, de navolgende goederen - op tijd en plaats daarbij vermeld - gekocht, te weten:
  • een bed en bedtextiel/beddengoed, gepleegd op 13 augustus 2014 bij [slachtoffer 3] , gevestigd [adres 1] en
  • een zitgrasmaaier en een kettingzaagmachine en een heggenschaar en een bosmaaier en een bladblazer en twee accu’s en een acculader, gepleegd tussen 10 juli 2014 en 29 juli 2014 bij [slachtoffer 5] , gevestigd [adres 2]
en
in de periode van 10 juli 2014 tot en met 14 september 2014 op na te noemen plaatsen een beroep of een gewoonte heeft gemaakt van het kopen van goederen met het oogmerk om zonder volledige betaling zich de beschikking over die goederen te verzekeren, hebbende verdachte, telkens met voormeld oogmerk, de navolgende goederen - op tijd en plaats daarbij vermeld - gekocht, te weten:
  • een hoeveelheid eten en drank (onder meer cola en vlaai en een diner), gepleegd tussen 21 juli 2014 en 22 juli 2014 bij [slachtoffer 4] , gevestigd [adres 3] en
  • een hoeveelheid eten en drank (een ontbijt), gepleegd op 13 augustus 2014 bij [slachtoffer 6] , gevestigd [adres 4] .
Met betrekking tot parketnummer 03/700529-14 feit 2:
in de periode van 30 april 2014 tot en met 18 juli 2014 op na te noemen plaatsen, tezamen en in vereniging met een ander, een beroep of een gewoonte heeft gemaakt van het kopen van goederen met het oogmerk om zonder volledige betaling zich en (een) ander(en) de beschikking over die goederen te verzekeren, hebbende verdachte en/of zijn mededader, telkens met voormeld oogmerk, de navolgende goederen - op tijd en plaats daarbij vermeld - gekocht, te weten:
  • een projector en een audiosysteem (ter waarde van € 2.195,-), gepleegd op 26 juni 2014 bij [slachtoffer 7] , gevestigd [adres 5] en
  • audioapparatuur, gepleegd op 30 april 2014 bij [slachtoffer 8] , gevestigd [adres 6] en
  • een demonstratieset met diverse gereedschappen, gepleegd op 18 juli 2014 bij [slachtoffer 9] , gevestigd [adres 7]
Met betrekking tot parketnummer 03/700529-14 feit 3:
in de periode van 1 juli 2014 tot en met 23 augustus 2014 op na te noemen plaatsen, tezamen en in vereniging met een ander, een beroep of een gewoonte heeft gemaakt van het kopen van goederen met het oogmerk om zonder volledige betaling zich en (een) ander(en) de beschikking over die goederen te verzekeren, hebbende
verdachte en/of zijn mededader, telkens met voormeld oogmerk, de navolgende goederen - op tijd en plaats daarbij vermeld - gekocht, te weten:
- een damesfiets (merk Gazelle) en een kinderfiets (merk Mercedes) en een fietshelm en een mountainbike en fietskleding (meerdere stuks) en masseerspullen en twee binnenbanden en twee bidons en een elektrische fiets, gepleegd tussen 31 juli 2014 en
1 augustus 2014 bij [slachtoffer 11] , gevestigd op de [adres 8]
en
in de periode van 1 juli 2014 tot en met 23 augustus 2014 op na te noemen plaatsen, een beroep of een gewoonte heeft gemaakt van het kopen van goederen met het oogmerk om zonder volledige betaling zich de beschikking over die goederen te verzekeren, hebbende verdachte, telkens met voormeld oogmerk, de navolgende goederen - op tijd en plaats daarbij vermeld - gekocht, te weten:
- een hoeveelheid eten en/of drank (te weten ontbijten en diners), gepleegd tussen 19 augustus 2014 en 23 augustus 2014 bij [slachtoffer 10] , gevestigd aan de [adres 9] .
Met betrekking tot parketnummer 03/273970-14:
in de periode van 25 juli 2014 tot en met 22 september 2014, te Meerssen, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en door een listige kunstgreep [slachtoffer 1] heeft bewogen tot de afgifte van een racefiets met accessoires, hebbende verdachte - zakelijk weergegeven - valselijk en listiglijk en in strijd met de waarheid zich heeft voorgedaan als [alias] , zijnde een betrouwbare klant die voornemens is om voornoemde goederen te betalen, waardoor [slachtoffer 1] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde en de kwalificatie

4.1
De strafbaarheid
Het bewezenverklaarde is strafbaar.
4.2
De kwalificatie
Het bewezenverklaarde levert op de navolgende strafbare misdrijven:
Met betrekking tot parketnummer 03/700529-14 feit 1:
medeplegen en plegen van een beroep of gewoonte maken van het kopen van goederen met het oogmerk om zonder volledige betaling zich of een ander de beschikking over die goederen te verzekeren.
Met betrekking tot parketnummer 03/700529-14 feit 2:
medeplegen van een beroep of gewoonte maken van het kopen van goederen met het oogmerk om zonder volledige betaling zich of een ander de beschikking over die goederen te verzekeren.
Met betrekking tot parketnummer 03/700529-14 feit 3:
medeplegen en plegen van een beroep of gewoonte maken van het kopen van goederen met het oogmerk om zonder volledige betaling zich of een ander de beschikking over die goederen te verzekeren.
Met betrekking tot parketnummer 03/273970-14:
oplichting.

5.De strafbaarheid van verdachte

De verdachte is strafbaar voor het bewezenverklaarde nu geen omstandigheid aannemelijk is geworden die verdachtes strafbaarheid opheft.

6.De oplegging van straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht, gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden waarvan 24 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren. Aan het voorwaardelijk deel van de op te leggen gevangenisstraf moet reclasseringstoezicht als bijzondere voorwaarde worden verbonden, ook als dat inhoudt dat verdachte zich klinisch moet laten behandelen bij de Piet Roordakliniek te Zutphen.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangegeven zich te kunnen vinden in de strafeis van de officier van justitie.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Verdachte heeft zich in een periode van zes maanden - in totaal - negen maal schuldig gemaakt aan flessentrekkerij. Hij verbleef in verschillende hotels en maakte daar gebruik van ontbijt en diner. Na één of meerdere nachten vertrok verdachte met de noorderzon. De rekeningen van de hoteliers bleven onbetaald. Daarnaast heeft verdachte zich samen met [medeverdachte] of alleen schuldig gemaakt aan flessentrekkerij en in één geval oplichting bij verschillende ondernemers. Deze ondernemers zijn overgegaan tot afgifte van veelal duurdere elektronische goederen, (elektrische) fietsen, (elektrische) tuingereedschappen en zelfs bedden. Ook deze goederen werden niet betaald. Verdachte - die zichzelf als een beroepsleugenaar typeert - was degene, die de ondernemers met leugens overhaalde om de goederen af te geven, nadat [medeverdachte] had aangegeven welke goederen hij wilde hebben. Verdachte spiegelde de ondernemers bijvoorbeeld voor dat hij een groot aantal goederen wilde afnemen of een grote bestelling wilde plaatsen. In goed vertrouwen kreeg hij vervolgens vast een deel van die bestelling mee, zonder daarvoor te betalen. De goederen werden vervolgens doorverkocht en de opbrengst werd gedeeld. Verdachte financierde op deze wijze zijn gokverslaving. Tot slot heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan de oplichting van [slachtoffer 1] . Hij heeft deze ondernemer onder een valse naam en onder het voorwendsel dat hij dure racefietsen wilde kopen bewogen tot afgifte van een racefiets en (fiets)accessoires. De slachtoffers van deze flessentrekkerij zijn financieel ernstig benadeeld. Wellicht zijn de slachtoffers uit naïviteit dan wel met het idee om snel geld te kunnen verdienen, overgegaan tot afgifte van goederen en diensten zonder waarborg voor betaling. Dat maakt echter niet dat verdachte minder strafbaar is.
Door zijn handelen heeft verdachte misbruik gemaakt van het vertrouwen zoals dat gebruikelijk is in het maatschappelijk en financieel-economisch verkeer. In dit geval verdienen vooral de criminele intenties waarmee verdachte heeft gehandeld te worden bestraft. Hij heeft zich moeite getroost om op een zeer geraffineerde, strafbare wijze aan goederen te komen en daarbij slechts oog gehad voor zijn eigen belang. Hoewel verdachte bij de inhoudelijke behandeling uiteindelijk openheid van zaken heeft gegeven, betwijfelt de rechtbank of het motief van verdachte om dat te doen alleen onzelfzuchtig is. Verdachte heeft inmiddels namelijk lange tijd in detentie doorgebracht en lijkt, zo blijkt uit het hierna te bespreken reclasseringsadvies, voor het eerst bereid om zich klinisch te laten behandelen voor zijn gokverslaving. Uit het reclasseringsrapport volgt dat hij alleen in een kliniek terecht kan als de duur van de op te leggen gevangenisstraf beperkt blijft tot 12 maanden. De rechtbank kan niet uitsluiten dat de reden dat verdachte nu openheid van zaken geeft, met het strafadvies van de reclassering te maken heeft.
Flessentrekkerij en oplichting zijn ernstige strafbare feiten. In het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) is geen oriëntatiepunt vastgesteld voor deze feiten. De rechtbank is al met al van oordeel dat de ernst van het bewezenverklaarde dermate groot is dat zonder meer een onvoorwaardelijke gevangenisstraf moet worden opgelegd. Voorts houdt de rechtbank ten nadele van verdachte rekening met het feit dat de goederen die door de ondernemers werden afgegeven een hoge waarde vertegenwoordigden. Kennelijk werden de spullen hierop uitgezocht. Verdachte heeft daarbij alleen oog gehad voor zijn eigen financiële positie en heeft deze klaarblijkelijk ten koste van anderen willen verbeteren.
Ten aanzien van de persoon van verdachte heeft de rechtbank mede gelet op de inhoud van zijn strafblad. Verdachte lijkt een vos te zijn die wel zijn haren, maar niet zijn streken verliest: hij is in het verleden meermalen ter zake flessentrekkerij veroordeeld tot forse gevangenisstraffen. Dit heeft hem er echter nooit van weerhouden om keer op keer strafbare feiten te blijven plegen. De rechtbank zal daar dan ook ten nadele van verdachte rekening mee houden.
Uit het reclasseringsrapport dat over verdachte is opgemaakt, blijkt dat de reclassering het gevaar dat verdachte opnieuw strafbare feiten zal plegen als zeer hoog inschat. Verdachte neigt er volgens de reclassering naar om verantwoordelijkheden af te schuiven. Er zijn problemen op nagenoeg alle leefgebieden, maar verdachte heeft overal wel een verklaring voor. Verdachte is zwervende, heeft geen diploma’s en hij kampt met een serieus gokprobleem. Hij heeft nu het plan opgevat om zijn leven drastisch te wijzigen en zijn gokverslaving en - in het verlengde daarvan - zijn financiële problematiek aan te pakken. Verdachte heeft inmiddels verschillende gesprekken bij Radix (een centrum voor forensisch psychiatrische zorg) gehad en hij is aangemeld voor een klinische behandeling bij de Piet Roordakliniek te Zutphen. De reclassering adviseert daarom een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht, ook als dat inhoudt een klinische behandeling bij Piet Roordakliniek te Zutphen. Indien het onvoorwaardelijk deel van de gevangenisstraf niet langer is dan 12 maanden, kan verdachte per direct worden geplaatst in deze kliniek.
Gelet op de persoon van verdachte en het hiervoor genoemde reclasseringsrapport zal de rechtbank een deel van een op te leggen gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen. Enerzijds om te voorkomen dat verdachte in de toekomst opnieuw strafbare feiten zal plegen, anderzijds om te voorkomen dat verdachte zich zal onttrekken aan de behandeling die de rechtbank nodig acht. Nu verdachte ter terechtzitting meermalen heeft aangegeven dat hij zeer gemotiveerd is om geholpen te worden bij zijn (gok)problematiek en er dus een intrinsieke motivatie lijkt te zijn om deel te nemen aan een behandeltraject, acht de rechtbank het niet noodzakelijk om een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen van de lange duur die de officier van justitie heeft voorgesteld. De rechtbank gaat ervan uit dat de motivatie van verdachte voor een behandeling ook stand houdt wanneer daar een minder lange voorwaardelijke gevangenisstraf aan gekoppeld is. Een zeer lange voorwaardelijke gevangenisstrafstraf verhoudt zich naar het oordeel van de rechtbank ook niet met de ernst van de strafbare feiten die verdachte gepleegd heeft, de hoeveelheid feiten en de schade die deze feiten bij de slachtoffers heeft veroorzaakt. Evenmin laat het inmiddels
16 pagina’s tellend strafblad van verdachte ruimte voor een andere reactie dan een grotendeels onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank komt daarom tot een zwaardere straf dan door de officier van justitie is geëist.
Alles afwegende acht de rechtbank het passend en geboden dat aan verdachte een gevangenisstraf wordt opgelegd voor de duur van 30 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren en met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht. Aan de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf verbindt de rechtbank de bijzondere voorwaarde dat verdachte verplicht is zich te houden aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft, ook indien dat inhoudt dat hij verplicht wordt zich klinisch te laten behandelen bij de Piet Roordakliniek te Zutphen of een soortgelijke instelling.

7.De benadeelde partijen

7.1
De vorderingen van de benadeelde partijen
Met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]:
De benadeelde partij [benadeelde 1] vordert een schadevergoeding van € 12.524,- ter zake van het onder parketnummer 03/700529-14 bewezen verklaarde feit 1. Dit betreft geleden materiële schade.
Met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij [betrokkene 3]:
De benadeelde partij [betrokkene 3] vordert een schadevergoeding van € 181,- ter zake van het onder parketnummer 03/700529-14 bewezen verklaarde feit 1. Dit betreft geleden materiële schade.
Met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 5]:
De benadeelde partij [slachtoffer 5] vordert een schadevergoeding van € 5.571,48 ter zake van het onder parketnummer 03/700529-14 bewezen verklaarde feit 1. Dit betreft geleden materiële schade.
Met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]:
De benadeelde partij [benadeelde 2] vordert een schadevergoeding van € 75,- ter zake van het onder parketnummer 03/700529-14 ten laste gelegde feit 1. Dit betreft geleden materiële schade.
Met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij [betrokkene 6]:
De benadeelde partij [betrokkene 6] vordert een schadevergoeding van € 2.485,40 ter zake van het onder parketnummer 03/700529-14 bewezen verklaarde feit 2. Dit betreft geleden materiële schade.
Met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij [betrokkene 8]:
De benadeelde partij [betrokkene 8] vordert een schadevergoeding van € 1.750,- ter zake van het onder parketnummer 03/700529-14 bewezen verklaarde feit 2. Dit betreft geleden materiële schade.
Met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij [betrokkene 11]:
De benadeelde partij [betrokkene 11] vordert een schadevergoeding van € 842,32 ter zake van het onder parketnummer 03/273970-14 bewezen verklaarde. Dit betreft geleden materiële schade.
7.2
Het oordeel van de rechtbank
Met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]:
De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in haar vordering, nu bij het voegingsformulier geen uittreksel van de Kamer van Koophandel is gevoegd, waaruit blijkt dat [slachtoffer 3] een dochteronderneming is van [benadeelde 1] en dat zij [slachtoffer 3] dus in rechte mag vertegenwoordigen. De benadeelde partij kan haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij [betrokkene 3]:
De benadeelde partij [betrokkene 3] vordert een bedrag van € 181,-. Dit betreft schade die zij heeft geleden doordat zij een hotelovernachting (een dienst) aan verdachte heeft afgegeven die niet is betaald.
De rechtbank overweegt dat artikel 361, tweede lid van het Wetboek van Strafvordering bepaalt dat een benadeelde partij slechts ontvankelijk is in haar vordering als aan haar rechtstreekse schade is toegebracht door het bewezen verklaarde feit. Met andere woorden: de schade moet het gevolg zijn van het bewezen verklaarde feit.
Bewezen is verklaard dat verdachte bij [slachtoffer 4] een hoeveelheid eten en/of drank heeft gekocht met de bedoeling daarvoor niet te betalen. De schade die het hotel heeft geleden doordat zij een overnachting heeft afgegeven, is geen rechtstreeks gevolg van het bewezenverklaarde kopen van eten en/of drank. De benadeelde partij zal dus niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering.
Met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 5]:
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 5] is als volgt opgebouwd:
Husqvarna 130 BT bladblazer € 379,34
Husqvarna 445 triobrake kettingzaag € 536,36
Husqvarna 536LIH60X akku heggenschaar € 329,75
Accu 3.0AH € 164,46
Lader QC330 € 98,35
Husqvarna 536 LIL bosmaaier/-trimmer zonder accu’s € 296,69
Mc Culloch M155-107TC zitmaaier € 2.313,22
Castel Garden Zitmaaier € 1.750,00
Totaal € 5.571,48
Uit de facturen die bij het voegingsformulier zijn gevoegd, blijkt dat de gevorderde posten exclusief BTW zijn.
De rechtbank overweegt dat artikel 361, tweede lid van het Wetboek van Strafvordering bepaalt dat een benadeelde partij slechts ontvankelijk is in haar vordering als aan haar rechtstreekse schade is toegebracht door het bewezen verklaarde feit. Met andere woorden: de schade moet het gevolg zijn van het bewezen verklaarde feit.
Bewezen is verklaard dat verdachte zich samen met zijn medeverdachte schuldig heeft gemaakt aan flessentrekkerij bij [slachtoffer 5] en dat deze benadeelde partij een zitgrasmaaier, een kettingzaagmachine, een heggenschaar, een bosmaaier, een bladblazer, twee accu’s en een acculader aan verdachte en zijn medeverdachte heeft afgegeven. Uit de aangifte van de benadeelde partij blijkt dat de onder 7. genoemde zitmaaier niet is afgegeven, omdat deze besteld moest worden. Deze gevorderde schade is dus geen rechtstreeks gevolg van het bewezen verklaarde. De benadeelde partij wordt daarom ten aanzien van de onder 7. gevorderde zitmaaier niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering.
Naar het oordeel van de rechtbank is de vordering voor het overige toewijsbaar, zodat de rechtbank het schadebedrag zal vaststellen op - in totaal - € 3.554,95, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag, te rekenen vanaf 29 juli 2014 tot de dag der algehele voldoening.
Nu verdachte ter zake van het onder parketnummer 03/700529-14 feit 1 bewezen verklaarde zal worden veroordeeld en hij, samen met zijn medeverdachte, naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door dit strafbare feit is toegebracht, zal de vordering van de benadeelde partij hoofdelijk worden toegewezen. Teven heeft de rechtbank besloten tot het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal verdachte eveneens in de proceskosten van de benadeelde partij veroordelen, tot op heden begroot op nihil.
De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten zullen worden afgewezen omdat deze niet zijn onderbouwd.
Met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]:
De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij [benadeelde 2] niet-ontvankelijk is in haar vordering, nu verdachte is vrijgesproken van de ten laste gelegde flessentrekkerij bij [slachtoffer 2] . De benadeelde partij kan haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij [betrokkene 6]:
De vordering van de benadeelde partij [betrokkene 6] is als volgt opgebouwd:
Vita R4i zwart € 795,00
Epson EH-TW9000 € 1.400,00
Uren voor aangifte, afhandeling en opsporing € 290,40
Totaal € 2.485,40
De rechtbank acht de gevorderde materiële schade - met uitzondering van de post “Uren voor aangifte, afhandeling en opsporing” het rechtstreekse gevolg van het onder parketnummer 03/700529-14 feit 2 bewezen verklaarde en acht verdachte ook aansprakelijk voor die schade. Nu dit bedrag dat aan materiële schade wordt gevorderd niet van de zijde van verdachte is betwist, zal de rechtbank het verzoek om die schade te vergoeden toewijzen.
Uit de facturen die bij het voegingsformulier zijn gevoegd blijkt dat de gevorderde posten inclusief 21% BTW zijn. In aanmerking genomen dat de benadeelde partij een rechtspersoon betreft die, naar de rechtbank aanneemt, de omzetbelasting kan verrekenen, zal de rechtbank de posten toewijzen tot het bedrag exclusief BTW, te weten: € 1.734,05.
De gevorderde post “Uren voor aangifte, afhandeling en opsporing” zal worden afgewezen, omdat deze onvoldoende is onderbouwd.
Nu verdachte ter zake van het onder parketnummer 03/700529-14 feit 2 bewezen verklaarde zal worden veroordeeld en hij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door dit strafbare feit is toegebracht, heeft de rechtbank besloten tot het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal verdachte eveneens in de proceskosten van de benadeelde partij veroordelen, tot op heden begroot op nihil.
Met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij [betrokkene 8]:
De benadeelde partij [betrokkene 8] vordert een totaalbedrag van € 1.750,- ter zake van geleden materiële schade. Dit betreft volgens de benadeelde partij de waarde van demonstratiegoederen die hij aan verdachte heeft afgegeven.
De rechtbank is van oordeel dat de beoordeling van de gevorderde schade een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Ter onderbouwing van deze schade is een summiere opsomming overgelegd van de door [betrokkene 8] beweerdelijk geleden schade. Uit deze opsomming kan naar het oordeel van de rechtbank echter onvoldoende worden afgeleid welke waarde de aan verdachte afgegeven goederen vertegenwoordigden. Evenmin is duidelijk welke schade [betrokkene 8] vordert: de dagwaarde of de nieuwprijs van de goederen. Daarvoor zou nader onderzoek nodig zijn. Een dergelijk onderzoek zou te veel tijd vergen en zou ook het strafgeding onevenredig belasten. De rechtbank zal de benadeelde partij derhalve niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. Voor die schade kan de benadeelde partij een vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij [betrokkene 11]:
De vordering van de benadeelde partij Smeets is als volgt opgebouwd:
Merida racefiets € 501,25
MIO navigatie € 242,40
Schoenen Shimano € 49,09
Kledingset Merida € 49,58
Totaal € 842,32
Uit de facturen die bij het voegingsformulier zijn gevoegd, blijkt dat de gevorderde posten exclusief BTW zijn.
Nu het bedrag dat aan materiële schade is gevorderd namens verdachte niet is betwist, zal de rechtbank de vordering om die schade te vergoeden toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag, te rekenen vanaf 25 juli 2014 tot de dag der algehele voldoening.
Nu verdachte ter zake van het onder parketnummer 03/273970-14 bewezen verklaarde zal worden veroordeeld en hij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door dit strafbare feit is toegebracht, heeft de rechtbank besloten tot het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal verdachte eveneens in de proceskosten van de benadeelde partij veroordelen, tot op heden begroot op nihil.

8.De vordering tot tenuitvoerlegging

Ter terechtzitting is gelijktijdig behandeld de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging van een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken, aan verdachte opgelegd bij onherroepelijk vonnis van de politierechter te Maastricht d.d. 20 december 2012 in de zaak met parketnummer 03/700240-12.
De vordering voldoet aan de bij de wet gestelde eisen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat verdachte zich voor het eind van de bij voormeld vonnis vastgestelde proeftijd opnieuw schuldig heeft gemaakt aan strafbare feiten. Verdachte heeft dus de algemene voorwaarde die aan de voorwaardelijk opgelegde straf was verbonden overtreden. Bijzondere omstandigheden die aan de gevorderde tenuitvoerlegging in de weg zouden staan, zijn niet gebleken.
De rechtbank zal dus de tenuitvoerlegging gelasten van de door de rechtbank opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf, te weten: een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 24c, 36f, 47, 57, 326 en 326a van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd.
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4.2 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar.
Straffen
  • veroordeelt verdachte tot een
  • bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast omdat verdachte voor het einde van een proeftijd van drie jaar de algemene voorwaarden of de bijzondere voorwaarden heeft overtreden;
  • stelt als algemene voorwaarden dat de verdachte:
  • zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt en
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
  • stelt als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens Leger des Heils Limburg, ook als dat inhoudt dat verdachte:
  • verplicht wordt zich klinisch te laten behandelen bij Piet Roordakliniek te Zutphen of een soortgelijke instelling, een en ander gedurende maximaal de duur van de proeftijd, waarbij verdachte zich heeft te houden aan de aanwijzingen van de behandelaren en de reclassering zolang deze instelling en de reclassering dit noodzakelijk achten;
  • draagt deze reclasseringsinstelling op toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf.
Benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregelen:
Met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]:
- verklaart de benadeelde partij [benadeelde 1] niet-ontvankelijk in haar vordering, met bepaling dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij [betrokkene 3]:
- verklaart de benadeelde partij [betrokkene 3] niet-ontvankelijk in haar vordering, met bepaling dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 5]:
  • wijst de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte hoofdelijk om tegen bewijs van betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer 5] , te betalen een bedrag van € 3.554,95, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag te rekenen vanaf 29 juli 2014 tot de dag der algehele voldoening;
  • bepaalt dat de verdachte zal zijn bevrijd voor zover voornoemde benadeelde partij - al dan niet via betaling aan de Staat - door verdachtes mededader is voldaan;
  • verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk met betrekking tot de gevorderde schade voor zover deze betrekking heeft op de post “Mc Culloch M155-107TC zitmaaier”, met bepaling dat de benadeelde partij het deel van de vordering waarin zij niet-ontvankelijk is verklaard slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
  • wijst af de overige gevorderde schade;
  • legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voornoemd van een bedrag van € 3.554,95, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 45 dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de opgelegde verplichting tot schadevergoeding ten behoeve van de benadeelde partij niet opheft;
  • veroordeelt verdachte tevens hoofdelijk tot betaling aan de Staat van de wettelijke rente over voormeld bedrag vanaf 29 juli 2014 tot de dag der algehele voldoening;
  • bepaalt dat indien verdachte en/of zijn mededader heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 3.554,95, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag te rekenen vanaf 29 juli 2014 tot de dag der algehele voldoening, ten behoeve van voornoemde benadeelde partij daarmee de verplichting van verdachte om dit bedrag aan voornoemde benadeelde partij te betalen komt te vervallen en dat indien dit bedrag door verdachte en/of zijn mededader aan voornoemde benadeelde partij is betaald, daarmee de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat ten behoeve van voornoemd slachtoffer komt te vervallen;
  • veroordeelt verdachte tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak en de invordering van voormeld bedrag alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • wijst af de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten.
Met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]:
- verklaart de benadeelde partij [benadeelde 2] niet-ontvankelijk in haar vordering, nu verdachte is vrijgesproken van de ten laste gelegde flessentrekkerij bij [slachtoffer 2] .
Met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij [betrokkene 6]:
  • wijst de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte om tegen bewijs van betaling aan de benadeelde partij, [betrokkene 6] , te betalen een bedrag van € 1.734,05;
  • wijst af de overige gevorderde schade;
  • legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voornoemd van een bedrag van € 1.734,05, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 27 dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de opgelegde verplichting tot schadevergoeding ten behoeve van de benadeelde partij niet opheft;
  • bepaalt dat indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 1.734,05, ten behoeve van voornoemde benadeelde partij daarmee de verplichting van verdachte om dit bedrag aan voornoemde benadeelde partij te betalen komt te vervallen en dat indien dit bedrag door verdachte aan voornoemde benadeelde partij is betaald, daarmee de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat ten behoeve van voornoemd slachtoffer komt te vervallen;
  • veroordeelt verdachte tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak en de invordering van voormeld bedrag alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij [betrokkene 8]:
- verklaart de benadeelde partij [betrokkene 8] niet-ontvankelijk in haar vordering, nu de behandeling van de vordering naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert, met bepaling dat de benadeelde partij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij [betrokkene 11]:
- wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt de verdachte om tegen bewijs van betaling aan de benadeelde partij, [betrokkene 11] , te betalen een bedrag van € 842,32, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag te rekenen vanaf
25 juli 2014 tot de dag der algehele voldoening;
  • legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voornoemd van een bedrag van € 842,32, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 16 dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de opgelegde verplichting tot schadevergoeding ten behoeve van de benadeelde partij niet opheft;
  • veroordeelt verdachte tevens tot betaling aan de Staat van de wettelijke rente over voormeld bedrag vanaf 25 juli 2014 tot de dag der algehele voldoening;
  • bepaalt dat indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 842,32 euro, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag te rekenen vanaf 25 juli 2014 tot de dag der algehele voldoening, ten behoeve van voornoemde benadeelde partij daarmee de verplichting van verdachte om dit bedrag aan voornoemde benadeelde partij te betalen komt te vervallen en dat indien dit bedrag door verdachte aan voornoemde benadeelde partij is betaald, daarmee de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat ten behoeve van voornoemd slachtoffer komt te vervallen;
  • veroordeelt verdachte tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak en de invordering van voormeld bedrag alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil.
De vordering tot tenuitvoerlegging
- gelast de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter te Maastricht
d.d. 20 december 2012 in de zaak met parketnummer 03/700240-12 aan de veroordeelde opgelegde doch voorwaardelijk niet tenuitvoergelegde straf, te weten: een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.G.A. Wouters, voorzitter, mr. B.G.L. van der Aa en
mr. J.S. Holthuis, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.W.J. Reuvers, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 27 juli 2015.
Buiten staat:
mr. Wouters en mr. Holthuis zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
Met betrekking tot parketnummer 03/700529-14:
1.
hij in of omstreeks de periode van 10 juli 2014 tot en met 14 september 2014 op na te noemen plaatsen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een beroep of een gewoonte heeft gemaakt van het kopen van goederen met het oogmerk om zonder volledige betaling zich en/of (een) ander(en) de beschikking over die goederen te verzekeren, hebbende verdachte en/of zijn mededader(s), telkens met voormeld oogmerk, de navolgende goederen - op tijd en plaats daarbij vermeld - gekocht, te weten:
  • twee bedden en/of bedtextiel/beddengoed, gepleegd op 13 augustus 2014 bij [slachtoffer 3] , gevestigd [adres 1] en/of een hoeveelheid eten en/of drank (onder meer cola en/of vlaai en/of een diner, gepleegd tussen 21 juli 2014 en 22 juli 2014 bij [slachtoffer 4] , gevestigd [adres 3] en/of
  • een (zit)grasmaaier en/of een (ketting)zaagmachine en/of een heggenschaar en/of een bosmaaier en/of een bladblazer en/of twee accu’s en/of een acculader, gepleegd tussen 10 juli 2014 en 29 juli 2014 bij [slachtoffer 5] , gevestigd [adres 2] en/of
  • een hoeveelheid eten en/of drank (te weten een ontbijt), gepleegd op 13 augustus 2014 bij [slachtoffer 6] , gevestigd [adres 4] en/of
  • een hoeveelheid eten en/of drank, gepleegd op 13 september 2014 en 14 september 2014 bij [slachtoffer 2] , gevestigd [adres 10] .
2.
hij in of omstreeks de periode van 30 april 2014 tot en met 18 juli 2014 op na te noemen plaatsen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een beroep of een gewoonte heeft gemaakt van het kopen van goederen met het oogmerk om zonder volledige betaling zich en/of (een) ander(en) de beschikking over die goederen te verzekeren, hebbende verdachte en/of zijn mededader(s), telkens met voormeld oogmerk, de navolgende goederen - op tijd en plaats daarbij vermeld - gekocht, te weten:
  • een projector en/of een audiosysteem (ter waarde van € 2195,-), gepleegd op 26 juni 2014 bij [slachtoffer 7] , gevestigd [adres 5] en/of
  • audioapparatuur, gepleegd op 30 april 2014 bij [slachtoffer 8] , gevestigd [adres 6] en/of
  • een demonstratieset met diverse gereedschappen, gepleegd op 18 juli 2014 bij [slachtoffer 9] , gevestigd [adres 7] ;
3.
hij in of omstreeks de periode van 1 juli 2014 tot en met 23 augustus 2014 op na te noemen plaatsen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een beroep of een gewoonte heeft gemaakt van het kopen van goederen met het oogmerk om zonder volledige betaling zich en/of (een) ander(en) de beschikking over die goederen te verzekeren, hebbende verdachte en/of zijn mededader(s), telkens met voormeld oogmerk, de navolgende goederen - op tijd en plaats daarbij vermeld - gekocht, te weten:
  • een hoeveelheid eten en/of drank (te weten ontbijten en/of diners), gepleegd tussen 19 augustus 2014 en 23 augustus 2014 bij [slachtoffer 10] , gevestigd aan de [adres 9] en/of
  • een (dames)fiets (merk Gazelle) en/of een kinderfiets (merk Mercedes) en/of een fietshelm en/of een mountainbike en/of fietskleding (meerdere stuks) en/of masseerspullen en/of twee binnenbanden en/of twee bidons en/of een elektrische fiets, gepleegd tussen 31 juli 2014 en 1 augustus 2014 bij [slachtoffer 11] , gevestigd op de [adres 8] .
Met betrekking tot parketnummer 03/273970-14:
hij in of omstreeks de periode van 25 juli 2014 tot en met 22 september 2014, te [plaats] , in elk geval in Nederland, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of
door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 1] heeft bewogen tot de afgifte van een racefiets met accessoires, in elk geval van enige goederen, hebbende verdachte -zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid zich heeft voorgedaan als [alias] (zijnde een betrouwbare klant die voornemens is om voornoemde goederen te betalen) waardoor [slachtoffer 1] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte.

Voetnoten

1.De vindplaatsvermeldingen, voorkomend in de hierna opgenomen bewijsmiddelen en de motivering van de bewezenverklaring, verwijzen naar de doorlopende paginanummering in de voor eensluidend afschrift gewaarmerkte kopie van het in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde verbalisanten van de politie Eenheid Limburg opgemaakte proces-verbaal, genummerd 2014101726 d.d. 17 oktober 2014, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 146 en de als bijlagen daarbij gevoegde schriftelijke bescheiden, welke alle wettige bewijsmiddelen zijn als bedoeld in artikel 344, eerste lid jo artikel 339, eerste lid onder 5º van het Wetboek van Strafvordering.
2.De vindplaatsvermeldingen, voorkomend in de hierna opgenomen bewijsmiddelen en de motivering van de bewezenverklaring, verwijzen naar de doorlopende paginanummering in de voor eensluidend afschrift gewaarmerkte kopie van het in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde verbalisanten van de politie Eenheid Limburg opgemaakte proces-verbaal, genummerd PL2415-2014106904 d.d. 30 december 2014 en de als bijlagen daarbij gevoegde schriftelijke bescheiden, welke alle wettige bewijsmiddelen zijn als bedoeld in artikel 344, eerste lid jo artikel 339, eerste lid onder 5º van het Wetboek van Strafvordering.