ECLI:NL:RBLIM:2015:6348

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
27 juli 2015
Publicatiedatum
27 juli 2015
Zaaknummer
03/700425-14
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wederrechtelijke vrijheidsberoving en poging tot zware mishandeling met gasdrukpistool

In deze zaak heeft de rechtbank Limburg op 27 juli 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die zijn ex-vriendin op 21 juli 2014 wederrechtelijk van haar vrijheid heeft beroofd en haar ernstig heeft mishandeld. De verdachte heeft de ex-vriendin met een gasdrukpistool en een parfumfles tegen haar hoofd geslagen, haar handen en voeten vastgebonden en haar bedreigd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de ex-vriendin onder valse voorwendselen naar zijn woning heeft gelokt, waar hij haar heeft mishandeld en haar vrijheid heeft ontnomen. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van het slachtoffer consistent waren en ondersteund door objectieve bewijsmiddelen, zoals forensisch bewijs en getuigenverklaringen. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 15 maanden voorwaardelijk, en moet schadevergoeding betalen aan het slachtoffer. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer zwaar laten meewegen in de strafmaat.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer: 03/700425-14
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Limburg, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken,
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboortedatum] ,
thans gedetineerd [detentieadres] .

1.Onderzoek van de zaak

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
13 juli 2015. Op deze zitting heeft de rechtbank gehoord de officier van justitie en de verdachte, bijgestaan door zijn raadsman, mr. A.A.T.X. Vonken, advocaat te Maastricht.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1: [slachtoffer] van haar vrijheid heeft beroofd en beroofd heeft gehouden.
Feit 2: (primair) heeft geprobeerd [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen dan
wel (subsidiair) haar heeft mishandeld.
Feit 3: een gasdrukpistool voorhanden heeft gehad.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder feit 1 en feit 2 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen. Hiertoe heeft hij verwezen naar de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen. De verklaring van [slachtoffer] is volgens hem consistent en wordt ondersteund door het specifieke letsel dat door de forensisch arts is geconstateerd, de in de woning aangetroffen sporen, het WhatsApp-verkeer en de verklaring van [getuige 5] en haar vriend, de getuige [getuige 2] .
Ook acht de officier van justitie bewezen dat verdachte, zoals onder feit 3 ten laste is gelegd, een gasdrukpistool voorhanden heeft gehad. Dit pistool is tijdens de doorzoeking van de woning waarin de verdachte verbleef, aangetroffen en bleek een wapen van categorie I te zijn. Verdachte heeft verklaard dat dit pistool van hem was.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft (primair) vrijspraak bepleit van het onder feit 1 en feit 2 ten laste gelegde.
Verdachte heeft verklaard dat hij [slachtoffer] in de ochtend van 21 juli 2014 tegenkwam en dat zij toen al gewond was. Hij heeft [slachtoffer] vervolgens, omdat zij niet naar huis durfde te gaan, meegenomen naar de woning van zijn moeder in [woonplaats 1] en vervolgens naar de woning van zijn vader in [woonplaats 2] . Deze verklaring kan volgens de raadsman noch op basis van het bij [slachtoffer] geconstateerde letsel, noch op basis van de andere bewijsmiddelen - zoals de bloedsporen die in de woning van de moeder van verdachte werden aangetroffen - worden weerlegd. De verklaring die [slachtoffer] zus, [getuige 5] en haar vriend, hebben afgelegd dat zij [slachtoffer] ’s ochtends hebben gezien en dat zij toen nog niet gewond was, acht de raadsman onbetrouwbaar.
Mocht de rechtbank feit 1 wel wettig en overtuigend bewezen achten, dan kan volgens de raadsman slechts bewezen worden dat de verdachte [slachtoffer] gedurende een beperktere duur dan ten laste is gelegd van haar vrijheid heeft beroofd. Verdachte is namelijk met [slachtoffer] in zijn auto vanuit de woning van zijn moeder naar de woning van zijn vader gereden. Onderweg is hij een aantal keren bij een tankstation gestopt. Bij het eerste tankstation heeft hij, volgens [slachtoffer] , zijn spijt aan haar betuigd en is hij in het tankstation ijs gaan halen voor haar gezicht. Op dat moment had [slachtoffer] de auto kunnen verlaten. Dat heeft ze echter niet gedaan. Toen verdachte terug kwam en [slachtoffer] nog in de auto zag zitten, kon hij dus niet begrijpen dat [slachtoffer] tegen haar wil in de auto zat. Niet bewezen kan worden dat verdachte vanaf dat moment opzet had op de vrijheidsberoving van [slachtoffer] . Evenmin kan - indien de verklaring van [slachtoffer] wordt gevolgd - bewezen worden dat verdachte (voorwaardelijk) opzet had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan [slachtoffer] . Uit de bewijsmiddelen kan namelijk niet worden afgeleid met hoeveel kracht verdachte [slachtoffer] heeft geschopt en/of geslagen, zodat niet kan worden vastgesteld dat er een aanmerkelijke kans was dat verdachte door zijn handelen zwaar lichamelijk letsel aan [slachtoffer] kon toebrengen.
Tot slot heeft de raadsman zich wat betreft de bewezenverklaring van feit 3 aan het oordeel van de rechtbank gerefereerd.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Ten aanzien van de feiten 1 en 2:
1) De bewijsmiddelen
[getuige 3] , een vriendin van [slachtoffer] , heeft verklaard dat zij op 21 juli 2014 met [slachtoffer] naar Amsterdam zou gaan. Ze zou om 09.10 uur worden opgehaald. De avond van tevoren was zij nog tot ongeveer 23.30 uur bij [slachtoffer] thuis. Ze is omstreeks 23:30 uur weggegaan omdat [slachtoffer] moe was en naar bed wilde. Toen had [slachtoffer] nog geen verwondingen in haar gezicht. Het viel [getuige 3] op dat [slachtoffer] die avond iets rustiger was dan normaal. Later hoorde zij dat verdachte die avond berichten naar [slachtoffer] heeft verstuurd. De volgende dag kwam [slachtoffer] niet opdagen. [2]
[slachtoffer] heeft verklaard dat ze de nacht van 20 juli 2014 op 21 juli 2014 thuis heeft geslapen. [3] Op 20 juli 2014 om 23.50 uur verstuurde zij een bericht waarin staat vermeld “Ik slaap thuis”. [4]
Op 21 juli 2014 is [slachtoffer] ’s morgens naar de kelder gegaan om haar koffer te pakken. [5]
[getuige 5] , de zus van [slachtoffer] en haar vriend [getuige 2] hebben verklaard dat [slachtoffer] hen toen wakker heeft gemaakt, omdat zij de sleutel van hun woning in Amsterdam kwam halen. Daar zou ze namelijk overnachten. Op dat moment had [slachtoffer] nog geen verwondingen in haar gezicht. [6]
[slachtoffer] ex-vriend [verdachte] , verdachte, [7] is haar op 21 juli 2014 rond 08.40 uur komen ophalen. [8] Voorafgaand, tussen 07.21 uur en 07.38 uur, ontving [slachtoffer] 4 sms-berichten van een telefoonnummer dat gekoppeld is aan de naam “ [verdachte] ”. De strekking van deze berichten is dat “ [verdachte] ” [slachtoffer] nog één keer wil zien voordat ze weggaat. Om 08.31 uur en 08.40 uur belt [slachtoffer] naar “ [verdachte] ”. [9] Volgens [slachtoffer] heeft zij verdachte toen gebeld om te vragen waar hij bleef. [10] Verdachte wilde haar zien en had “iets” voor haar. Zij is toen in de auto van verdachte gestapt en met hem naar de woning van zijn moeder aan de [adres] gereden. Van daaruit zijn ze later op de dag naar de woning van de verdachte van verdachte in [woonplaats 2] gereden. [11]
De vader van verdachte heeft verklaard dat [slachtoffer] en verdachte ’s middags bij zijn woning in [woonplaats 2] aankwamen en dat [slachtoffer] toen een hoedje op haar hoofd had en dat haar gezicht gehavend was. Hij heeft [slachtoffer] op enig moment weer naar huis gebracht. [12] [slachtoffer] is vervolgens naar het ziekenhuis gegaan. [13] Daar werd geconstateerd dat [slachtoffer] bloeduitstortingen had op haar gelaat en rond haar ogen. Ook werden bij [slachtoffer] kneuzingen aan het hoofd geconstateerd en bloed in de uitwendige gehoorgang. [14]
Drie dagen later, op 24 juli 2014, constateerde de forensisch geneeskundige dat [slachtoffer] rond beide ogen bloeduitstortingen had. Het oogwit was deels roodgekleurd aan de slaapstreekzijde van beide ogen. Tevens had [slachtoffer] twee rode striemen op haar linkerwang. Ook had zij een blauwe plek onder haar kin en aan de rechterzijde van de hals twee rode plekken. Daarnaast werden bij [slachtoffer] blauwe plekken geconstateerd achter beide oren en op de linker- en rechterarm. Ter hoogte van de linker pols van [slachtoffer] was een streepvormige blauwe plek te zien. [15]
Nadat verdachte haar op 21 juli 2014 ‘s morgens is komen ophalen bij haar woning is [slachtoffer] met hem naar de woning van zijn moeder aan de [adres] gereden. Daar zijn zij naar de kamer van verdachte op de eerste etage gelopen. [16] Dit betreft de slaapkamer met het ronde bed aan de voorzijde. [17] Vervolgens vroeg verdachte haar om mee te gaan naar de slaapkamer van zijn moeder, de kamer aan de achterzijde. Hij wilde haar voor de laatste keer knuffelen. [slachtoffer] is toen meegelopen naar deze kamer. [18] Zij heeft daar met verdachte op bed gelegen en heeft hem nog een keer geknuffeld. Toen zij wilde opstaan en zei dat ze weg wilde, hield verdachte haar met beide armen stevig vast. Vervolgens greep hij [slachtoffer] met beide handen bij haar keel vast en kneep die dicht. [19] Verdachte vroeg haar of zij had verraden dat er een wietplantage in zijn woning was waar de politie inmiddels een inval had gedaan. Tevens heeft hij [slachtoffer] met een pistool bedreigd [20] door de loop van dat pistool tegen haar hoofd te drukken. [21] Ook sloeg hij [slachtoffer] tegen haar hoofd met dat pistool [22] en met een parfumfles. [23] Hierna is [slachtoffer] buiten bewustzijn geraakt. Toen zij bijkwam, lag zij op haar buik op de grond en waren haar handen op haar rug gebonden met een soort elektriciteitsdraad. Ook haar voeten waren daarmee vastgebonden. [slachtoffer] merkte dat zij waarschijnlijk een kussensloop over haar hoofd had. [24] Nadat verdachte de kussensloop van haar hoofd haalde, zag [slachtoffer] dat zij met haar gezicht in een plas bloed lag. Ook zag ze dat verdachte het laken van het bed had afgetrokken en dat daar bloed aan zat. [slachtoffer] miste, op het moment dat ze haar verklaring aflegde, in totaal 5 oorknopjes: 2 gouden bolletjes, een gouden hartje met een steentje en een blauwachtig oorknopje. Verdachte heeft deze oorknopjes volgens [slachtoffer] uit haar oren geslagen of geschopt en deze bevinden zich waarschijnlijk nog in de woning. [25]
In de slaapkamer aan de achterzijde van de woning aan de [adres] werd door de politie op het bed een dekbed aangetroffen zonder overtrek. Aan de binnenzijde van dit dekbed werd een bloedspoor aangetroffen [26] en bemonsterd. [27] Dit bloed bleek van [slachtoffer] te zijn. [28] Eén van de kussens op dat bed was niet voorzien van een kussensloop. [29] Op deze slaapkamer werd een goudkleurig oorknopje en twee blauwe oorknopjes aangetroffen. Tevens werd daar een goudkleurig oorknopje aangetroffen. [30] [slachtoffer] herkende de aangetroffen oorknopjes als de oorknopjes die zij op 21 juli 2014 droeg. [31]
[slachtoffer] heeft verklaard dat zij, samen met verdachte via de achtertuin van de woning aan de [adres] is weggegaan en dat zij over een hek zijn geklommen. Dit deden ze, omdat verdachte dacht dat de moeder van [slachtoffer] en haar zus in de buurt waren en hij niet wilde dat zij [slachtoffer] zouden zien. [32] Verdachte en [slachtoffer] zijn daar in de auto gestapt en weggereden. Het was [slachtoffer] een hele tijd niet duidelijk waar ze naartoe gingen. Zij heeft tegen verdachte gezegd dat hij haar op het station moest afzetten, maar hij zei dat dit niet kon omdat [slachtoffer] er niet uit zag. [slachtoffer] was van plan naar huis te gaan. Verdachte wilde haar aanvankelijk bij een hotel afzetten, maar dat wilde [slachtoffer] niet. Op enig moment zei verdachte dat ze naar zijn vader in [woonplaats 2] zouden gaan. Daar zijn ze vervolgens naartoe gegaan. Onderweg is verdachte één of twee keer gestopt om ijs te halen voor het gezicht van [slachtoffer] . [slachtoffer] moest haar stoel op dat moment in ligstand zetten en een hoedje over haar gezicht leggen, zodat niemand haar gezicht zag. Ook zei verdachte tegen haar “je blijft wel in de auto”. Het was volgens [slachtoffer] geen optie om uit de auto weg te gaan. [33]
Verdachte heeft verklaard dat hij vanuit de woning van zijn moeder in [woonplaats 1] met [slachtoffer] richting Eindhoven of Roermond gereden. Onderweg is hij een aantal keer bij een tankstation gestopt om ijs of drinken te halen. Het was volgens verdachte het beste naar zijn vader te gaan. Dat wilde [slachtoffer] volgens hem niet, zij “heeft dat steeds niet gewild, maar ik wilde toch naar mijn vader”. [34]
Toen [slachtoffer] en verdachte bij de woning van verdachtes vader in [woonplaats 2] arriveerden, moest [slachtoffer] van verdachte in de auto haar moeder bellen en zeggen dat er niets aan de hand was. Ze heeft dat gedaan. [35] Uit de datagegevens van de telefoon van [slachtoffer] blijkt dat om 15.00 uur twee keer naar een telefoonnummer is gebeld dat is gekoppeld aan de naam “Mama”. [36] Volgens [slachtoffer] heeft verdachte voorafgaand daaraan met haar telefoon geruststellende app-berichten verzonden naar onder andere de moeder van [slachtoffer] . In de woning van de vader van verdachte is zij naar de wc gegaan. Daar heeft zij met haar telefoon, die ze nog vast had, een WhatsApp-bericht naar haar moeder gestuurd dat het niet goed ging en dat haar moeder niets naar verdachte moest terugsturen, omdat het dan mis kon gaan. [37] Uit de hiervoor genoemde datagegevens blijkt dat vanaf de telefoon van [slachtoffer] tussen 15.05 uur en 15.06 uur een tiental berichten gestuurd met de tekst “Mama. Het os niey goed. Maar. Stuur niks. Ik bel zo. Ik moest dat zeggen. Stuur even noks. Goed Mama. Ik bel zo. Stuur noks. Dan maak ke t erger. Ik bel zo.” [38] [slachtoffer] was naar eigen zeggen niet uit vrije wil in de woning van de vader van verdachte. Deze heeft op enig moment gevraagd “zal ik je naar huis brengen?” en heeft haar, toen [slachtoffer] bevestigend antwoordde, naar huis gebracht. [39]
2. De vaststelling op grond van de bewijsmiddelen
Gelet op alle hiervoor genoemde bewijsmiddelen - in onderling verband en samenhang bezien - stelt de rechtbank vast dat verdachte zijn ex-vriendin [slachtoffer] op 21 juli 2014 onder het valse voorwendsel dat hij haar nog één keer wilde zien en nog iets voor haar had, heeft meegenomen naar de woning van zijn moeder aan de [adres] . Daar heeft hij [slachtoffer] , toen zij zei dat ze weg wilde, met twee handen bij de keel vastgepakt en deze dichtgeknepen. De wederrechtelijke vrijheidsberoving van [slachtoffer] begon naar het oordeel van de rechtbank op dat moment. Daarnaast heeft verdachte onder meer met een pistool en een parfumfles tegen het hoofd van [slachtoffer] geslagen, haar handen en voeten vastgebonden en een kussensloop of iets dergelijks over haar hoofd getrokken. [slachtoffer] heeft daar behoorlijk letsel aan overgehouden. Ook heeft verdachte [slachtoffer] met een pistool bedreigd door het pistool tegen haar hoofd te drukken. Vervolgens is verdachte samen met [slachtoffer] naar de woning van zijn vader in [woonplaats 2] gereden. [slachtoffer] wilde daar niet naartoe. Zij wilde terug naar huis. Onderweg naar de woning van de vader van verdachte moest [slachtoffer] in de auto blijven zitten van verdachte en moest ze - op de momenten dat verdachte bij een tankstation stopte om ijs te halen voor het gezicht van [slachtoffer] - haar stoel in ligstand zetten en haar gezicht bedekken en in de auto blijven. In de woning van de vader van verdachte, waar [slachtoffer] ook tegen haar wil was, kreeg zij weer ijs om haar gezicht te koelen. Op enig moment heeft de vader van verdachte [slachtoffer] naar huis gebracht, waarmee een eind aan de wederrechtelijke vrijheidsberoving van [slachtoffer] kwam.
3. De betrouwbaarheid van de verklaring van [slachtoffer]
De raadsman heeft vraagtekens geplaatst bij de verklaring van [slachtoffer] en zich afgevraagd of er in het dossier wel voldoende ondersteuning is te vinden voor haar verklaring.
De rechtbank stelt vast dat [slachtoffer] vanaf 21 juli 2014 op vijf verschillende momenten uitvoerige en consistente verklaringen heeft afgelegd. De rechtbank is van oordeel dat die verklaringen van [slachtoffer] op belangrijke punten wordt ondersteund door andere (objectieve) bewijsmiddelen. Zo is door de forensisch geneeskundige geconcludeerd dat het letsel dat bij [slachtoffer] is vastgesteld heel goed kan passen bij de verklaring van [slachtoffer] . De rechtbank wijst in dit verband in het bijzonder op de streepvormige blauwe plek die de forensisch geneeskundige heeft geconstateerd ter hoogte van de linkerpols van [slachtoffer] . Deze kan heel goed zijn veroorzaakt doordat verdachte, zoals [slachtoffer] heeft verklaard, haar beide handen met elektriciteitsdraad heeft vastgebonden. Ook het letsel onder haar kin en aan de rechterzijde van de hals kan goed passen bij haar verklaring dat verdachte haar bij de keel heeft vastgepakt. Daarnaast wordt de verklaring van [slachtoffer] ondersteund door de WhatsApp-berichten die zijn verstuurd, en door de aangetroffen sporen in de woning aan de [adres] . In deze woning werden namelijk oorknopjes aangetroffen, die volgens [slachtoffer] van haar zijn en die zij ten gevolge van de mishandeling door verdachte daar is kwijt geraakt. Ook werd op de binnenzijde van een dekbed bloed van [slachtoffer] aangetroffen. Bovendien is [slachtoffer] op 4 juni 2015 in aanwezigheid van de officier van justitie en de raadsman door de rechter-commissaris uit het midden van de rechtbank gehoord. Ook daar heeft zij haar eerdere verklaringen herhaald.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat de verklaringen van [slachtoffer] betrouwbaar zijn en bovendien voldoende steun vinden in de overige bewijsmiddelen.
4. De betrouwbaarheid van de verklaringen van [getuige 5] en [getuige 2]
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de verklaringen van de getuigen
[getuige 5] en [getuige 2] onbetrouwbaar zijn. Niet uitgesloten kan worden dat de moeder van [slachtoffer] tegen de getuigen heeft gezegd dat ze moesten verklaren zoals ze hebben gedaan. Verdachte heeft eind juli 2014 bij de rechter-commissaris voor het eerst verklaard dat hij [slachtoffer] 21 juli 2014 in de ochtend van huis ophaalde en dat zij toen al gewond was. Uit het proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 augustus 2014 (pagina 63 van de doornummering) volgt dat [slachtoffer] tegen haar moeder heeft verteld wat verdachte bij de rechter-commissaris heeft verklaard en dat haar moeder toen zei dat dit niet waar was en dat zowel [getuige 5] als haar vriend [getuige 2] zouden kunnen verklaren dat [slachtoffer] niet gewond was toen ze de woning verliet.
De rechtbank deelt dit standpunt van de raadsman niet. Hiertoe overweegt zij dat de getuigen [getuige 5] en [getuige 2] , toen zij als getuigen werden gehoord, onafhankelijk van elkaar hebben verklaard dat zij beiden [slachtoffer] op 21 juli 2014 ’s morgens hebben gezien en dat zij toen nog geen letsel had in haar gezicht. De suggestie van de raadsman dat de moeder van [slachtoffer] hen ertoe zou hebben aangezet zo te verklaren, wordt op geen enkele manier ondersteund.
5.
Juridische kwalificatie van het onder feit 2 bewezen verklaarde
Op basis van de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen, stelt de rechtbank vast dat verdachte [slachtoffer] met kracht met beide handen bij de keel heeft gepakt en deze heeft dichtgeknepen. Ook heeft verdachte meerdere malen met een vuurwapen (naar later bleek een gasdrukpistool) en een parfumfles tegen het hoofd van [slachtoffer] geslagen.
Vervolgens is de vraag of dit als een poging tot zware mishandeling of als een mishandeling moet worden gekwalificeerd.
De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
Omdat verdachte elke betrokkenheid bij de mishandeling van [slachtoffer] ontkent, kan uit zijn verklaring niet worden afgeleid dat hij de bedoeling had om [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Resteert de vraag of het (voorwaardelijk) opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij [slachtoffer] kan worden afgeleid uit de uiterlijke verschijningsvorm van verdachtes handelen. Uit het hiervoor genoemde samenstel van gebeurtenissen - het met kracht met beide handen vastpakken van de keel van [slachtoffer] en die keel dichtknijpen en het vervolgens met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp en met een parfumfles tegen het hoofd van [slachtoffer] slaan - leidt de rechtbank af dat de kans op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij [slachtoffer] op zijn minst aanmerkelijk is te noemen. Indien met een pistool of een hard voorwerp van dik glas, zoals een parfumfles, op iemands gezicht, een kwetsbaar deel van het lichaam, wordt geslagen, bestaat de aanmerkelijke kans dat dit tot zwaar lichamelijk letsel leidt. Het neusbot en de oogkassen hadden daardoor immers gemakkelijk kunnen breken, hetgeen als zwaar lichamelijk letsel kan worden gekwalificeerd. Door niettemin meerdere malen met een hard voorwerp tegen haar hoofd te slaan, heeft verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij [slachtoffer] dergelijk zwaar lichamelijk letsel zou toebrengen. Er is dan ook sprake van voorwaardelijk opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
De rechtbank acht de onder feit 2 primair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling, gelet op het hiervoor overwogene, bewezen.
Ten aanzien van feit 3:
Op 22 juli 2014 werd de woning van de moeder van verdachte aan de [adres] doorzocht. In deze woning werd een op een vuurwapen gelijkend voorwerp aangetroffen. [40] Door de politie werd een onderzoek ingesteld naar dit voorwerp. Op dit voorwerp staat onder andere de inscriptie “GAMO” en “BB Cal 4,5 mm”. Het betreft volgens de politie een gasdrukwapen in de vorm van een pistool dat wat betreft vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis heeft met een vuurwapen. Dit voorwerp is een voorwerp in de zin van artikel 2, eerste lid, categorie I, sub 7 van de Wet wapens en munitie. [41]
Verdachte heeft verklaard dat het gasdrukwapen van hem was en in de woning van zijn moeder lag. [42]
De rechtbank acht, gelet op het vorenstaande, bewezen dat verdachte op 21 juli 2014 in de gemeente [woonplaats 1] een wapen van categorie I onder 7° van de Wet wapens en munitie voorhanden heeft gehad.
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven vermelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd. Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het, blijkens zijn inhoud, betrekking heeft.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
Met betrekking tot feit 1:
op 21 juli 2014 in de gemeente [woonplaats 1] en [woonplaats 2] , althans in Nederland, opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, immers heeft hij, verdachte met dat opzet in een woning [adres] ) die [slachtoffer] gekneveld en een op een kussensloop gelijkend voorwerp over het hoofd van die [slachtoffer] aangebracht en dreigend een op een vuurwapen gelijkend voorwerp aan die [slachtoffer] getoond en een op
een vuurwapen gelijkend voorwerp tegen het hoofd van de [slachtoffer] gedrukt en vervolgens die [slachtoffer] in een auto laten plaats nemen en vervolgens die [slachtoffer] in die auto naar [woonplaats 2] gebracht.
Met betrekking tot feit 2 primair:
op 21 juli 2014 in de gemeente [woonplaats 1] , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer] met kracht bij de
keel heeft vastgepakt en vastgehouden en geknepen en meermalen met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp en een hard voorwerp tegen het hoofd en/of gezicht van die [slachtoffer] heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Met betrekking tot feit 3:
op 21 juli 2014 in de gemeente [woonplaats 1] , een wapen van categorie I onder 7°, te weten een gasdrukpistool (Gamo P23, kaliber 4,5mm), zijnde een voorwerp dat voor wat betreft zijn vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonde met een vuurwapen voorhanden heeft gehad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde en de kwalificatie

4.1
De strafbaarheid
Het bewezenverklaarde is strafbaar.
4.2
De kwalificatie
Het bewezenverklaarde levert op de navolgende strafbare misdrijven:
Met betrekking tot feit 1:
opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden.
Met betrekking tot feit 2 primair:
poging tot zware mishandeling.
Met betrekking tot feit 3:
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid van de Wet wapens en munitie.

5.De strafbaarheid van verdachte

Door het Pieter Baan Centrum is een rapportage over verdachte uitgebracht. De verdachte heeft zijn medewerking aan het onderzoek grotendeels geweigerd. Desondanks hebben de psycholoog, I. Schilperoord en de psychiater, Th. Rinne, op basis van eigen (onderzoeks)observaties en beschikbare aanvullende informatie, geconcludeerd dat bij verdachte geen aanwijzingen werden gevonden voor een psychiatrische stoornis in engere zin. Tijdens het onderzoek zijn wel een aantal vragen gerezen over de persoonlijkheid van verdachte, maar op basis van het huidige onderzoek kon een persoonlijkheidsstoornis niet eenduidig worden vastgesteld of uitgesloten.
De rechtbank kan daarom niet anders concluderen dan dat verdachte volledig toerekeningsvatbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.
De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De oplegging van straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht, gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, waarvan 15 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar en met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht. Aan de voorwaardelijke straf moet volgens de officier van justitie de bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht worden verbonden, ook indien dat inhoudt dat verdachte moet deelnemen aan een agressieregulatietraining.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft een deels voorwaardelijke gevangenisstraf bepleit, waarvan het onvoorwaardelijk deel gelijk is aan de tijd die verdachte al in voorarrest heeft doorgebracht. Volgens hem hoeven geen bijzondere voorwaarden aan de voorwaardelijke gevangenisstraf te worden verbonden.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Op 21 juli 2014 heeft verdachte zijn ex-vriendin [slachtoffer] van haar vrijheid beroofd en beroofd gehouden en haar ernstig mishandeld. Daarbij heeft verdachte volgens een tevoren bedacht plan gehandeld. Kennelijk was verdachte van mening dat [slachtoffer] hem had verraden door aan de politie door te geven dat hij een hennepkwekerij in zijn woning had. Hij heeft daarop een plan bedacht om haar ter verantwoording te roepen. Onder het voorwendsel dat hij [slachtoffer] nog een keer wilde zien en haar nog iets wilde geven, heeft verdachte haar ‘s morgens opgehaald bij de woning van haar moeder, om vervolgens samen naar de woning van de moeder van verdachte in [woonplaats 1] te gaan. Daar heeft verdachte, nadat [slachtoffer] aangaf dat ze weg wilde, met beide handen haar keel vastgepakt en dichtgeknepen. Vervolgens heeft verdachte een gasdrukpistool tegen het hoofd van [slachtoffer] gedrukt en haar daarmee bedreigd. [slachtoffer] dacht dat het een echt vuurwapen was. Zij moest van verdachte bekennen dat zij degene was geweest die verdachte had verraden. Met datzelfde wapen en met een parfumfles heeft verdachte [slachtoffer] vervolgens tegen het hoofd geslagen, waardoor zij het bewustzijn een tijdje heeft verloren. Toen zij bijkwam, merkte ze dat haar handen en voeten vastgebonden waren en dat zij een kussensloop over haar hoofd had. [slachtoffer] was toen volstrekt weerloos. Daarna heeft verdachte [slachtoffer] in een auto laten plaatsnemen en tegen haar wil meegenomen naar de woning van zijn vader in [woonplaats 2] . Onderweg daar naartoe mocht [slachtoffer] de auto niet verlaten. Uiteindelijk heeft de vader van verdachte [slachtoffer] naar huis gebracht, waarmee de vrijheidsberoving - die al met al ongeveer 8 uur duurde - eindigde.
Gedurende de dag heeft verdachte zijn uiterste best gedaan om de familie en vrienden van [slachtoffer] gerust te stellen en pottenkijkers buiten de deur te houden. Ook hieruit blijkt hoe berekenend verdachte te werk ging. Zo stuurde hij met de telefoon van [slachtoffer] berichtjes naar haar moeder en een vriendin, alsof hij [slachtoffer] was, waarin hij steeds zei dat alles in orde was en dat “ze” een aantal dagen naar een hotel zou gaan. Pas in de woning van de vader van verdachte kon [slachtoffer] stiekem haar moeder laten weten dat het helemaal niet goed met haar ging. Ook loodste hij [slachtoffer] via de achteruitgang naar buiten uit de woning in [woonplaats 1] en moest [slachtoffer] gedurende de autorit een hoedje over haar gezicht leggen om haar verwondingen te bedekken.
De wederrechtelijke vrijheidsberoving van [slachtoffer] heeft geleid tot een ingrijpende inbreuk op haar persoonlijke vrijheid. Zij is een dag lang van haar vrijheid beroofd en een en ander ging bovendien gepaard met fors geweld. Dit heeft een buitengewoon beangstigende en bedreigende situatie opgeleverd voor het slachtoffer. De verdachte heeft met zijn handelen geen enkel respect getoond voor het welzijn van [slachtoffer] . Het lijkt er sterk op dat hij haar een lesje wilde leren en dat hij dit van tevoren zorgvuldig heeft gepland. Zij heeft door het handelen van verdachte letsel opgelopen in haar gezicht, aan de hals en aan de armen en heeft enkele dagen in het ziekenhuis doorgebracht. Naast lichamelijk letsel heeft het handelen van verdachte ook psychische gevolgen voor [slachtoffer] gehad. Ze voelde zich machteloos en was angstig op het moment dat verdachte haar bij haar keel greep en zij geen lucht meer kreeg. [slachtoffer] is zelden zo bang geweest als op het moment dat ze door verdachte werd mishandeld en vroeg zich zelfs af of ze het wel zou overleven. [slachtoffer] heeft ook nadien nog lang last gehad van de psychische gevolgen van die dag. Uit de ter terechtzitting voorgelezen slachtofferverklaring blijkt dat zij nog altijd bang is voor verdachte en voor het moment dat hij vrij zal komen. Zij is haar vertrouwen in de mens en de maatschappij verloren. Ook heeft zij tot op de dag van vandaag nachtmerries en staat ze voor haar psychische klachten onder behandeling bij een psycholoog. De rechtbank rekent verdachte dit zwaar aan.
Tot slot werd in de woning van de moeder van verdachte op 22 juli 2014 een op een vuurwapen gelijkend voorwerp aangetroffen dat van verdachte bleek te zijn.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn de feiten zodanig ernstig dat niet anders kan worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De ernst van de feiten, het berekenende en planmatige optreden van verdachte, alsmede de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan, rechtvaardigen bovendien de oplegging van een gevangenisstraf van een aanzienlijke duur. Ten nadele van verdachte heeft de rechtbank bij de strafoplegging bovendien rekening gehouden met het feit dat verdachte op geen enkel moment blijk heeft gegeven van inzicht in de onjuistheid van zijn handelwijze of empathie heeft betoond met het slachtoffer. De rechtbank komt dan ook tot een aanzienlijk zwaardere straf dan gevorderd door de officier van justitie.
Ten aanzien van de persoon van verdachte heeft de rechtbank ook gelet op de inhoud van het hem betreffende strafblad, waaruit blijkt dat hij in 2007 is veroordeeld ter zake van mishandeling. Ook toen ging het om een ex-vriendin.
De rechtbank acht het, alles afwegende, passend en geboden dat aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden met aftrek overeenkomst artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd. Een deels voorwaardelijke gevangenisstraf, zoals gevorderd door de officier van justitie, acht de rechtbank gelet op de ernst van de feiten en in aanmerking genomen dat verdachte te kennen heeft gegeven geen problemen te hebben waarbij hij hulp (toezicht en behandeling) nodig heeft, niet geïndiceerd.

7.De benadeelde partij

7.1
De vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij [slachtoffer] vordert een schadevergoeding van in totaal € 4.295,88 ter zake van het bewezenverklaarde feit 1 en 2, te weten € 295,88 ter zake van materiële schade en € 4.000,- ter zake van immateriële schade.
7.2
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat het [slachtoffer] materiële en immateriële schade heeft geleden als gevolg van de bewezenverklaarde wederrechtelijke vrijheidsberoving en poging tot zware mishandeling die door verdachte zijn begaan. Nu het bedrag dat aan schadevergoeding is gevorderd van de zijde van verdachte niet is betwist, zal de rechtbank het verzoek om die schade te vergoeden toewijzen. Dit bedrag zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 juli 2014 tot de dag der algehele voldoening.
Nu verdachte ter zake van het onder feit 1 en 2 bewezenverklaarde wederrechtelijke zal worden veroordeeld en hij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door dit strafbare feit is toegebracht, zal de rechtbank bovendien de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
De rechtbank zal verdachte eveneens in de proceskosten van de benadeelde partij veroordelen, tot op heden begroot op nihil.
8. Het beslag
In het kader van het onderzoek zijn meerdere voorwerpen in beslag genomen.
Onttrekking aan het verkeer
De rechtbank gelast de onttrekking aan het verkeer van het in beslag genomen gasdrukpistool (voorwerpnummer 14 op de beslaglijst), nu dit een voorwerp betreft met betrekking tot welke het bewezenverklaarde feit 3 is begaan en dat van zodanige aard is, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.
Teruggave
Er rust beslag op meerdere (oor)sieraden en een Apple iPhone 5 telefoon (voorwerpnummers 4 tot en met 8 en 15 op de beslaglijst). De rechtbank zal de teruggave gelasten van deze voorwerpen aan de redelijkerwijs rechthebbende, te weten: [slachtoffer] .
Tot slot rust er beslag op textiel, een kledingstuk, een lamp en een tas (voorwerpnummers 1 tot en met 3 en 9 tot en met 13). De rechtbank zal de teruggave van deze goederen gelasten aan de beslagene, zijnde verdachte.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 24c, 36b, 36c, 36f, 45, 57, 282, 302 en de artikelen 13 en 55 van de Wet wapens en munitie, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd.
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4.2 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar.
Straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf.
Benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
- wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt de verdachte om tegen bewijs van betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer] , te betalen een bedrag van
€ 4.295,88, zijnde € 295,88 materiële schade en € 4.000,- immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag te rekenen vanaf 21 juli 2014 tot aan de dag der algehele voldoening;
  • legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voornoemd van een bedrag van € 4.295,88, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 52 dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de opgelegde verplichting tot schadevergoeding ten behoeve van de benadeelde partij niet opheft;
  • veroordeelt verdachte tevens tot betaling aan de Staat van de wettelijke rente over voormeld bedrag vanaf 21 juli 2014 tot de dag der algehele voldoening;
  • bepaalt dat indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 4.295,88, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag te rekenen vanaf 21 juli 2014 tot de dag der algehele voldoening, ten behoeve van voornoemde benadeelde partij daarmee de verplichting van verdachte om dit bedrag aan voornoemde benadeelde partij te betalen komt te vervallen en dat indien dit bedrag door verdachte aan voornoemde benadeelde partij is betaald, daarmee de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat ten behoeve van voornoemd slachtoffer komt te vervallen;
  • veroordeelt verdachte tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak en de invordering van voormeld bedrag alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Beslag
- verklaart aan het verkeer onttrokken het volgende voorwerp:
zie besl.portaal 14 1.00 STK Wapen
-
2361651
- gelast de teruggave aan [slachtoffer] van het volgende inbeslaggenomene:
zie besl.portaal 4 1.00 STK Sieraad
oorsieraad
2362765
zie besl.portaal 5 1.00 STK Sieraad
-
2362766
zie besl.portaal 6 1.00 STK Sieraad
-
2362767
zie besl.portaal 7 2.00 STK Sieraad
-
2362768
zie besl.portaal 8 1.00 STK Sieraad
-
2362780
zie besl.portaal 15 1.00 STK GSM
APPLE I PHONE 5
236315
- gelast de teruggave aan verdachte van het volgende inbeslaggenomene:
zie besl.portaal 1 3.00 STK Textiel
handdoek
2365357
zie besl.portaal 2 1.00 STK Oplaadapparaat
NOKIA
2362966
zie besl.portaal 3 1.00 STK Vest
ANTONIO MORATO
2365354
zie besl.portaal 9 1.00 STK Laken
-
2362770
zie besl.portaal 10 2.00 STK Lamp
-
2361640 staande lampen
zie besl.portaal 11 1.00 STK Handdoek
-
2361643
zie besl.portaal 12 1.00 STK Tas
-
2361645 hoes
zie besl.portaal 13 1.00 STK Zakdoek
-
2361646
Dit vonnis is gewezen door mr. J.S. Holthuis, voorzitter, mr. B.G.L. van der Aa en
mr. C.G.A. Wouters, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.W.J. Reuvers, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 27 juli 2015.
Buiten staat:
mr. Holthuis en mr. Wouters zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 21 juli 2014 in de gemeente [woonplaats 1] en/of Wijchen, althans in Nederland, opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, immers heeft hij, verdachte met dat opzet in een woning ( [adres] ) die [slachtoffer] gekneveld en/of een op een kussensloop gelijkend voorwerp over het hoofd van die [slachtoffer] aangebracht en/of (meermalen) dreigend een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp aan die [slachtoffer] getoond en/of een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, tegen het hoofd van de [slachtoffer] gehouden/gedrukt en/of (vervolgens) die [slachtoffer] in een auto laten plaats nemen en/of (vervolgens) die [slachtoffer] in die auto naar [woonplaats 2] gebracht;
2.
hij op of omstreeks 21 juli 2014 in de gemeente [woonplaats 1] en/of [woonplaats 2] , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet (meermalen) die [slachtoffer] hardhandig/met kracht/stevig bij de keel/hals heeft vastgepakt en/of vastgehouden en/of geknepen en/of (meermalen, met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, althans een hard voorwerp) tegen/op/in het bovenlichaam en/of hoofd en/of gezicht van die [slachtoffer] heeft gestompt en/of geslagen en/of geschopt/getrapt, terwijl de uitvoering van dat
voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 21 juli 2014 in de gemeente [woonplaats 1] en/of [woonplaats 2] , opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer] ), (meermalen) die [slachtoffer] hardhandig/met kracht/stevig bij de keel/hals heeft vastgepakt en/of vastgehouden en/of geknepen en/of (meermalen, met een op een pistool gelijkend voorwerp, althans een hard voorwerp) tegen/op/in het bovenlichaam en/of hoofd en/of gezicht van die [slachtoffer] heeft gestompt en/of geslagen en/of geschopt/getrapt, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft
ondervonden;
3.
hij op of omstreeks 21 juli 2014 in de gemeente [woonplaats 1] , een wapen van categorie I onder 7°, te weten een gasdrukpistool(Gamo P23, kleur zwart, kaliber 4,5mm air), zijnde een voorwerp dat voor wat betreft zijn/hun vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonde met een vuurwapen voorhanden heeft gehad.

Voetnoten

1.De vindplaatsvermeldingen, voorkomend in de hierna opgenomen bewijsmiddelen en de motivering van de bewezenverklaring, verwijzen naar de doorlopende paginanummering in de voor eensluidend afschrift gewaarmerkte kopie van het in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde verbalisanten van de politie regio Limburg opgemaakte proces-verbaal, genummerd 2014079255 d.d. 6 oktober 2014, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 646 en de als bijlagen daarbij gevoegde schriftelijke bescheiden, welke alle wettige bewijsmiddelen zijn als bedoeld in artikel 344, eerste lid jo artikel 339, eerste lid onder 5º van het Wetboek van Strafvordering.
2.Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 3] d.d.31 juli 2014, als weergegeven op de pagina’s 256 en 257 van de doornummering.
3.Proces-verbaal verhoor getuige [slachtoffer] d.d. 4 augustus 2014, als weergegeven op pagina 50 van de doornummering.
4.Proces-verbaal van bevindingen onderzoek data mobiele telefoon [slachtoffer] d.d. 5 augustus 2014, als weergegeven op pagina 103 van de doornummering.
5.Proces-verbaal verhoor getuige [slachtoffer] d.d. 4 augustus 2014, als weergegeven op pagina 51 van de doornummering.
6.Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 5] d.d. 11 augustus 2014, als weergegeven op pagina 274 van de doornummering en proces-verbaal verhoor getuige [getuige 2] d.d. 11 augustus 2014, als weergegeven op pagina 275 van de doornummering.
7.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 juli 2014, als weergegeven op pagina 35 van de doornummering.
8.Proces-verbaal verhoor getuige [slachtoffer] d.d. 4 augustus 2014, als weergegeven op de pagina’s 50 en 51 van de doornummering.
9.Proces-verbaal van bevindingen onderzoek data mobiele telefoon [slachtoffer] d.d. 5 augustus 2014, als weergegeven op de pagina’s 83, 87 en 98 van de doornummering.
10.Proces-verbaal verhoor getuige [slachtoffer] d.d. 4 augustus 2014, als weergegeven op de pagina’s 50 en 51 van de doornummering.
11.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 juli 2014, als weergegeven op pagina 35 van de doornummering.
12.Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 4] d.d. 5 augustus 2014, als weergegeven op pagina 263 en 264 van de doornummering.
13.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 juli 2014, als weergegeven op pagina 35 van de doornummering.
14.Geneeskundige verklaring d.d. 30 juli 2014, als weergegeven op pagina 67 van de doornummering.
15.Forensisch geneeskundig onderzoek d.d. 31 juli 2014, als weergegeven op de pagina’s 68 en 69 van de doornummering.
16.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 juli 2014, als weergegeven op pagina 35 van de doornummering.
17.Proces-verbaal verhoor getuige [slachtoffer] d.d. 4 augustus 2014, als weergegeven op pagina 47 van de doornummering.
18.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 juli 2014, als weergegeven op pagina 35 van de doornummering.
19.Proces-verbaal verhoor getuige [slachtoffer] d.d. 24 juli 2014, als weergegeven op pagina 44 van de doornummering.
20.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 juli 2014, als weergegeven op de pagina’s 35 en 36 van de doornummering.
21.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 23 juli 2014, als weergegeven op pagina 37 van de doornummering.
22.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 23 juli 2014, als weergegeven op pagina 38 van de doornummering.
23.Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 3] d.d. 31 juli 2014, als weergegeven op pagina 260 van de doornummering.
24.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 juli 2014, als weergegeven op de pagina’s 35 en 36 van de doornummering.
25.Proces-verbaal verhoor getuige [slachtoffer] d.d. 24 juli 2014, als weergegeven op de pagina’s 43 en 44 van de doornummering.
26.Proces-verbaal sporenonderzoek d.d. 29 juli 2014, als weergegeven op de pagina’s 167 en 169 van de doornummering.
27.SIN AAFX7230NL.
28.Rapport onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek naar aanleiding van een vrijheidsberoving en mishandeling in [woonplaats 1] op 21 juli 2014 van het Nederlands Forensisch Instituut d.d. 21 oktober 2014.
29.Proces-verbaal sporenonderzoek d.d. 29 juli 2014, als weergegeven op pagina 169 van de doornummering.
30.Proces-verbaal sporenonderzoek d.d. 30 juli 2014, als weergegeven op pagina 215 van de doornummering.
31.Proces-verbaal verhoor getuige [slachtoffer] d.d. 4 augustus 2014, als weergegeven op de pagina’s 47 en 48 van de doornummering.
32.Proces-verbaal verhoor getuige [slachtoffer] d.d. 24 juli 2014, als weergegeven op pagina 45 van de doornummering.
33.Proces-verbaal verhoor van getuigen bij de rechter-commissaris van de getuige [slachtoffer] d.d. 4 juni 2015, pagina 6.
34.Proces-verbaal van verhoor van verdachte toetsing rechtmatigheid van de inverzekeringstelling en de vordering tot inbewaringstelling d.d. 25 juli 2014.
35.Proces-verbaal verhoor van getuigen bij de rechter-commissaris van de getuige [slachtoffer] d.d. 4 juni 2015, pagina 6.
36.Proces-verbaal van bevindingen onderzoek data mobiele telefoon [slachtoffer] d.d. 5 augustus 2014, als weergegeven op pagina 99 van de doornummering.
37.Proces-verbaal verhoor van getuigen bij de rechter-commissaris van de getuige [slachtoffer] d.d. 4 juni 2015, pagina 6.
38.Proces-verbaal van bevindingen onderzoek data mobiele telefoon [slachtoffer] d.d. 5 augustus 2014, als weergegeven op de pagina’s 93 en 94 van de doornummering.
39.Proces-verbaal verhoor van getuigen bij de rechter-commissaris van de getuige [slachtoffer] d.d. 4 juni 2015, pagina 6.
40.Proces-verbaal van bevindingen doorzoeking d.d. 22 juli 2014, als weergegeven op pagina 295 van de doornummering.
41.Proces-verbaal d.d. 23 juli 2014, als weergegeven op de pagina’s 323 en 324 van de doornummering.
42.Proces-verbaal verhoor [verdachte] d.d. 18 augustus 2014, als weergegeven op de pagina’s 469 en 470 van de doornummering.