ECLI:NL:RBLIM:2015:6266

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
23 juli 2015
Publicatiedatum
23 juli 2015
Zaaknummer
03/700052-14
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens doodslag na steekpartij in Sittard

Op 25 januari 2014 vond er een steekpartij plaats in Sittard, waarbij het slachtoffer, [slachtoffer], door de verdachte met een mes in de rug werd gestoken. De verdachte, die een openstaande schuld van ongeveer € 350,- bij het slachtoffer had, ontving hem in zijn woning om hierover te praten. Tijdens het gesprek ontstond er een ruzie, waarbij de verdachte het mes in zijn hand had. De ruzie escaleerde en leidde tot een worsteling, waarbij het slachtoffer door de verdachte werd vastgehouden. Ondanks dat het slachtoffer herhaaldelijk riep dat hij was gestoken, bleef de verdachte hem vasthouden. Het slachtoffer overleed later die dag in het ziekenhuis aan zijn verwondingen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk de kans op de dood van het slachtoffer had aanvaard door met een mes in de hand in een worsteling te geraken. De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan doodslag en legde een gevangenisstraf van 40 maanden op, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met toezicht van de reclassering.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer: 03/700052-14
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 23 juli 2015
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats en datum] ,
wonende te [adres verdachte] .
Raadsman is mr. W.R. Smeets, advocaat, kantoorhoudende te Maastricht.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 22 mei 2014, bij welke zitting het onderzoek is verplaatst naar het politiebureau, gelegen aan het Stationsplein 18 te Sittard en naar het pand, gelegen aan de [adres verdachte] te Sittard voor het houden van een schouw/reconstructie en op de zitting van 9 juli 2015.
Tijdens deze zittingen hebben de officier van justitie, de raadsman en de verdachte hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 25 januari 2014 in de gemeente Sittard-Geleen, opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, met een mes, in elk geval een scherp voorwerp, in de rug van die [slachtoffer] gestoken, ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden.

3.De beoordeling van het bewijs

1.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat [slachtoffer] door toedoen van verdachte is overleden, maar niet dat verdachte [slachtoffer] na kalm beraad en rustig overleg om het leven heeft gebracht. Verdachte kan volgens de officier van justitie dan ook niet worden veroordeeld wegens moord, maar wel wegens doodslag. Hij baseert zijn oordeel op de verklaringen van de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] , door hen afgelegd bij de politie, bij de rechter-commissaris en tijdens de reconstructie. Verder baseert hij zijn standpunt op de verklaring van verdachte, inhoudende dat er in zijn woning ruzie is ontstaan tussen hem en [slachtoffer] . Tijdens deze ruzie heeft [slachtoffer] een mes in zijn rug gekregen. De officier van justitie heeft naar voren gebracht dat de ruzie volgens hem geen betrekking had op de financiële schuld van [slachtoffer] aan verdachte, over de betaling waarvan reeds een afspraak was gemaakt tussen verdachte en [slachtoffer] , zoals verdachte heeft verklaard.
Verdachte heeft verder verklaard dat hij dacht dat [slachtoffer] het knuppeltje dat bij hem onder de salontafel hing, had gepakt en dat hij dacht dat [slachtoffer] hem daarmee wilde slaan. Hij heeft het knuppeltje niet in de handen van [slachtoffer] gezien. Uit onderzoek is gebleken dat de knuppel een lengte had van 50 centimeter. Volgens de officier van justitie is het onmogelijk om een voorwerp van deze lengte uit het zicht te houden. Gebleken is dat de knuppel in het geheel niet onder de salontafel uit is geweest. De officier van justitie acht de verklaring van verdachte betreffende de knuppel dan ook volstrekt ongeloofwaardig.
De officier van justitie acht eveneens ongeloofwaardig dat verdachte door [slachtoffer] in een armklem is genomen. Indien verdachte in een armklem zou zijn genomen door [slachtoffer] dan zou de arm van verdachte gestrekt aan de voorkant van het lichaam moeten zijn geweest en het is fysiek onmogelijk om dan een beweging te maken waarbij een mes in de rug van een ander wordt gestoken.
De officier van justitie voert voorts aan dat uit de getuigenverklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] is gebleken dat [slachtoffer] weg wilde van verdachte, omdat hij wist dat hij was gestoken. In de gang van de woning van verdachte heeft [slachtoffer] tot tweemaal toe geroepen dat verdachte hem had gestoken.
Dat verdachte het mes niet van zijn duim afkreeg, acht de officier van justitie onaannemelijk. Hij baseert zich daarbij op het in het dossier opgenomen rapport van deskundige [P.] en op het feit dat na de aanhouding van verdachte op 25 januari 2014 geen afdruk van de ring van het mes op de hand van verdachte aanwezig was, terwijl bij de reconstructie onmiddellijk een rode afdruk in de buurt van het tweede duimgewricht ontstond, nadat verdachte had geprobeerd het mes hier omheen te schuiven. Dit wijst erop dat het mes ten tijde van het tenlastegelegde niet dusdanig strak om de duim van verdachte heeft gezeten dat het voor verdachte onmogelijk was om het mes van de duim af te halen en weg te leggen.
De officier van justitie concludeert dat er in deze zaak sprake is van voorwaardelijk opzet op de dood van [slachtoffer] , nu verdachte zich met een mes in de ruzie heeft begeven en de kans dat iemand in een dergelijk geval door het mes wordt verwond of zelfs zodanig gewond raakt dat hij overlijdt, groot is. Nu niets in het dossier erop wijst dat [slachtoffer] de agressor is geweest in deze zaak en [slachtoffer] ten gevolge van een messteek, toegebracht met het mes dat verdachte in zijn rechterhand had, is overleden, acht de officier van justitie het delict “doodslag” wettig en overtuigend bewezen.
1.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat [slachtoffer] is overleden ten gevolge van een messteek die hem door verdachte is toegebracht. Volgens de raadsman is er echter geen sprake van opzettelijke levensberoving met voorbedachten rade, zodat het delict moord niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. Ook is er volgens de raadsman geen sprake van doodslag, omdat verdachte niet het opzet heeft gehad om [slachtoffer] te doden.
De raadsman heeft hiertoe het volgende aangevoerd.
Verdachte heeft verklaard dat hij met [slachtoffer] wilde spreken over een schuld, die [slachtoffer] aan hem moest voldoen. Toen [slachtoffer] naar zijn woning was gekomen om over deze schuld te praten, is er ruzie ontstaan tussen hem en verdachte. Verdachte had toen een mes in zijn rechterhand, waarmee hij een zakje wiet wilde open snijden. Bij aanvang van die ruzie verkeerde verdachte in de veronderstelling dat [slachtoffer] het knuppeltje dat onder de salontafel van verdachte hing, had gepakt en hem ermee wilde slaan. Er ontstond een worsteling, die zich vanuit de kamer naar de gang verplaatste. Ondertussen had [slachtoffer] verdachte in een armklem genomen, waarbij de arm van verdachte achter de rug van [slachtoffer] terecht kwam. Samen zijn verdachte en [slachtoffer] tegen de muur in de gang terecht gekomen. Verdachte had het mes toen nog steeds in zijn rechterhand en zijn rechterarm bevond zich achter het lichaam van [slachtoffer] . De snede in de rug van [slachtoffer] past bij de val tegen de muur. Daarna verplaatste de ruzie zich naar buiten. Het is niet duidelijk waarom de buitendeur enkele malen open en dicht is gegaan.
Uit de getuigenverklaringen van [getuige 2] en [getuige 1] is gebleken dat in de woning van verdachte, waar verdachte en [slachtoffer] zich bevonden, een ruzie heeft plaatsgevonden die zich heeft verplaatst naar buiten. Beide getuigen hebben verklaard dat zij hebben gezien dat [slachtoffer] wilde vluchten, maar dat hij werd vastgehouden door verdachte. Verdachte heeft [slachtoffer] vastgehouden toen beiden buiten waren, omdat hij nog altijd dacht dat [slachtoffer] het knuppeltje in zijn hand had en hij bang was dat hij daarmee geslagen zou worden. De raadsman heeft aangevoerd dat het mogelijk is dat verdachte ten gevolge van de consternatie tijdens het gevecht en het korte tijdsbestek waarin een en ander heeft plaatsgevonden, niet heeft kunnen zien dat [slachtoffer] het knuppeltje niet vasthad. Het is volgens de raadsman mogelijk dat [slachtoffer] wilde vluchten omdat hij wist dat hij was gestoken, maar verdachte wist niet dat [slachtoffer] gewond was.
Dat [slachtoffer] het benauwd had, heeft verdachte toegeschreven aan de COPD waaraan [slachtoffer] naar zijn weten leed.
Verdachte ontkent dat hij [slachtoffer] heeft gefouilleerd nadat [slachtoffer] de lantaarnpaal had vastgepakt om zich in evenwicht te houden. Bij de lantaarnpaal heeft verdachte bloed gezien dat niet van hem afkomstig was. Hij wilde met [slachtoffer] zijn woning binnen gaan om te kijken of [slachtoffer] gewond was en zo ja waar de wond zat, zodat hij deze kon verzorgen. Terug in de gang is gebleken dat [slachtoffer] in zijn rug was gestoken. Verdachte heeft op het moment dat hij de wond zag tegen getuige [getuige 1] geroepen dat zij 112 moest bellen. Samen met [getuige 3] , die heeft geholpen om [slachtoffer] naar binnen te brengen, heeft verdachte [slachtoffer] in de woonkamer gelegd, alwaar zij hebben geprobeerd [slachtoffer] te reanimeren. Verdachte heeft in de woonkamer aan [slachtoffer] gevraagd waarom hij was begonnen met vechten.
Getuige [getuige 1] heeft zowel bij de politie als bij de rechter-commissaris verklaard dat er sprake was van een ongeluk.
De verklaring van getuige [getuige 2] , inhoudende dat zij heeft gehoord dat verdachte tegen [slachtoffer] heeft gezegd dat [slachtoffer] zou weten “waar het over ging” en “je weet waarom ik het heb gedaan”, passen niet bij het gebeuren. Betreffende de beelden van de reconstructie heeft de raadsman aangevoerd dat hij van mening is dat het lijkt alsof [getuige 2] dingen heeft verteld die niet hebben plaatsgevonden of niet zijn gezegd. De raadsman acht de verklaring van [getuige 2] dan ook onbetrouwbaar. Hij heeft hieraan toegevoegd dat indien [getuige 2] wél heeft gehoord dat verdachte de woorden “je weet waarom ik het heb gedaan” heeft gezegd, dan is nog niet duidelijk wát verdachte dan zou hebben gedaan.
Betreffende het mes dat verdachte om zijn duim had tijdens de ruzie heeft de raadsman naar voren gebracht dat verdachte het mes zo stevig om zijn duim had, dat hij het niet kon verwijderen. De aanwezigheid van het mes in de hand van verdachte kan daarom niet dienen ter onderbouwing van het standpunt dat verdachte opzet zou hebben gehad op de dood van [slachtoffer] . Volgens getuige [getuige 1] en volgens het rapport van deskundige [P.] heeft het mes niet zo vast om verdachtes duim gezeten als hij heeft verklaard. Echter zelfs indien het mes inderdaad niet zo vast op of om de duim van verdachte zou hebben gezeten, dan nog kan het zo zijn dat verdachte het mes niet tijdig heeft kunnen wegleggen, omdat de ruzie zeer plotseling aanving. Ook in dat geval kan de aanwezigheid van het mes niet leiden tot de conclusie dat verdachte opzet had op de dood van [slachtoffer] , ook niet in voorwaardelijke zin. Er is in geen geval sprake van het bewust aanvaarden van de aanmerkelijke kans dat [slachtoffer] het leven zou verliezen.
Met betrekking tot de waas, waarin verdachte volgens getuige [getuige 1] zou hebben verkeerd, heeft de raadsman aangevoerd dat hiervoor geen aanwijzingen zijn in het dossier, ook niet in de dubbelrapportage die door de gedragsdeskundigen is opgemaakt. Het is aldus niet aannemelijk dat verdachte in een waas heeft verkeerd ten tijde van de ruzie.
Ten slotte heeft de raadsman aangevoerd dat uit de handelingen van verdachte nadat hij de wond van [slachtoffer] had ontdekt, is gebleken dat hij direct heeft geprobeerd [slachtoffer] in leven te houden door reanimatie toe te passen.
Nu er volgens de raadsman geen sprake is van moord of doodslag, heeft hij gepleit verdachte vrij te spreken van het tenlastegelegde.
1.3.
Het oordeel van de rechtbank [1]
Ten aanzien van het bewijs
Op 25 januari 2014 is er in de namiddag in de woning van de verdachte, gelegen aan de [adres verdachte] te Sittard, waar het slachtoffer [slachtoffer] op bezoek was, gevochten, waarbij [slachtoffer] door een mes in zijn rug is verwond. [slachtoffer] werd daarbij zodanig ernstig verwond dat hij na overbrenging naar het ziekenhuis te Sittard-Geleen en ondanks medisch ingrijpen diezelfde dag om 17.30 uur is overleden. [2]
Verbalisant [naam verbalisant 1] heeft zich na een melding naar de betreffende woning begeven. Hij zag dat in de gang van de woning op nummer 1 een mes lag. In de gang van de woning op nummer 3 zag hij enkele roodgekleurde, op bloed gelijkende druppels op de grond liggen. In de woonkamer lag een persoon op de grond die buiten bewustzijn leek te zijn. Verbalisant [naam verbalisant 1] heeft toen de verdachte aangehouden. Hij had het vermoeden dat de verdachte onder invloed van alcohol verkeerde, omdat de verdachte bloeddoorlopen ogen had, traag reageerde en afwezig leek te zijn. [3]
Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat zij op 25 januari 2014 op het trottoir voor de woning, gelegen aan de [adres] te Sittard, stond te praten met haar vriendin mevrouw [getuige 1] , die aldaar woonachtig is. Zij zag dat [slachtoffer] bij [verdachte] aanbelde en dat hij door [verdachte] werd binnengelaten. Na ongeveer een minuut hoorde zij kabaal en zij hoorde [slachtoffer] roepen: “je hebt me gestoken”. Zij zag dat [slachtoffer] probeerde de deur open te doen, maar [verdachte] duwde de deur weer dicht. Uiteindelijk kreeg [slachtoffer] de deur open. [verdachte] zei: “ik heb je niet gestoken, je bent er in gevallen, kom naar binnen”.
[getuige 2] zag dat [verdachte] en [slachtoffer] naar buiten kwamen. Zij zag dat [verdachte] een mes in zijn rechterhand had. Het mes had een spitse punt. [verdachte] hield [slachtoffer] vast met het mes in zijn hand en hij hield [slachtoffer] tegen zodat deze niet weg kon lopen. Beide personen worstelden zich langs de woning van verdachte. Bij de lantaarnpaal heeft [getuige 1] het mes van verdachte afgepakt. Verdachte heeft het mes vrijwillig afgegeven. [getuige 2] zag dat [slachtoffer] bij de lantaarnpaal op de grond ging zitten. Hij stortte helemaal in en zei dat hij geen lucht meer kreeg. [verdachte] zei dat [slachtoffer] mee naar binnen moest komen, dat hij dan de wond zou verzorgen en dat ze er verder over zouden praten. [slachtoffer] zei tot tweemaal toe dat hij niet naar binnen wilde, hij wilde weg. Toen [slachtoffer] tussen de muur en de lantaarnpaal zat, heeft [verdachte] de jas en de zakken van [slachtoffer] nagevoeld terwijl hij [slachtoffer] nog vasthield.
[getuige 2] heeft [getuige 3] , de vriend van [getuige 1] , geroepen en hij heeft samen met [verdachte] [slachtoffer] naar binnen gebracht. Zij trokken het shirt van [slachtoffer] omhoog en [getuige 2] zag een snee van vijf à zes centimeter in de richting van de ribbenkast/longen.
Tijdens de worsteling buiten heeft [getuige 2] gehoord dat [verdachte] zei: “Je weet dat ik al drie jaar aan het wachten ben, je weet waarom ik het gedaan heb, ik ben het wachten zat”.
Toen [slachtoffer] langs [getuige 2] en [getuige 1] kwam gelopen om naar de woning van [verdachte] te gaan, was hij vrolijk. [getuige 2] heeft verklaard dat [slachtoffer] een vriendelijke en sociale man was. [4]
In het tweede verhoor heeft [getuige 2] verklaard dat zij weet dat [slachtoffer] uit de woning van verdachte naar buiten wilde omdat hij vier vingers om de deurpost had. Ze zag dat die vingers van [slachtoffer] waren, omdat hij erbij riep dat [verdachte] hem er uit moest laten en dat [verdachte] hem had gestoken. Zij zag dat de hand tegen het raam van de voordeur groter was dan die van [slachtoffer] . Verdachte heeft buiten tegen [slachtoffer] gezegd dat hij hem niet liet gaan, dat zij naar binnen konden gaan en er rustig over konden praten. [slachtoffer] snakte naar adem. [5]
Bij de rechter-commissaris heeft getuige [getuige 2] aanvullend verklaard dat zij twee knallen heeft gehoord die uit de gang van [verdachte] afkomstig waren. Ook heeft zij verklaard dat [verdachte] [slachtoffer] met zijn linkerhand vasthield en dat hij in zijn rechterhand het mes had.
[slachtoffer] hield [verdachte] niet vast. [6]
Tijdens de reconstructie op 22 mei 2014 heeft [getuige 2] herhaald hetgeen zij eerder heeft verklaard. Zij heeft in lijn hiermee instructies gegeven aan de acteurs voor het uitvoeren van de reconstructie. [getuige 2] heeft wederom aangegeven dat zij bij de voordeur van [verdachte] , toen [verdachte] en [slachtoffer] nog binnen waren, en daarna ook buiten heeft gehoord dat [slachtoffer] riep “je hebt me gestoken”. En ook dat [slachtoffer] , toen hij naar buiten kwam enkel weg wilde van [verdachte] , die hem vasthield en vast bleef houden met het mes in de rechterhand en dat [verdachte] het mes vrijwillig aan [getuige 1] gaf, toen [getuige 1] er om vroeg. Ook heeft [getuige 2] herhaald dat [verdachte] tegen [slachtoffer] heeft gezegd: “je weet waarom ik dat gedaan heb”. [7]
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat zij op 25 januari 2014 in de voordeur van haar woning, gelegen aan de [adres] te Sittard, stond te praten met haar vriendin mevrouw [getuige 2] . [getuige 1] heeft toen gezien dat [slachtoffer] , die zij kende als een vriendelijke man, bij haar buurman [verdachte] aanbelde of klopte en dat hij door [verdachte] werd binnengelaten. Zij hoorde gerommel, afkomstig uit de gang van de woning van [verdachte] . [verdachte] en [slachtoffer] hadden ruzie. Zij hoorde een flinke knal en zag dat [verdachte] en [slachtoffer] achter het raam van de voordeur vielen. Daarna hoorde zij de voordeur enkele malen open en dicht gaan. Uiteindelijk kwamen [verdachte] en [slachtoffer] half slaand, half trekkend aan elkaar naar buiten. [slachtoffer] zei tegen [verdachte] : “blijf van me af, je hebt me gestoken”. [getuige 1] heeft toen naar de handen van [verdachte] gekeken of zij het mes zag. Nadat zij het petje en de bij een knieval uit de broekzak van [verdachte] gevallen portemonnee in diens woning had gelegd, heeft zij van [verdachte] het mes gevorderd. Zij zag dat [verdachte] het mes in zijn rechterhand had. [verdachte] reikte het mes aan [getuige 1] . Zij heeft het aangepakt en in de gang van haar woning gegooid. Zij zag dat het mes aan de punt rood/bruin gekleurd was. Het mes had een donker handvat met een boogje, was naar voren iets gebogen en had een scherpe punt. Zij heeft verklaard dat het leek alsof verdachte op dat moment in een waas verkeerde.
Verder heeft [getuige 1] verklaard dat zij zag dat [slachtoffer] weg wilde, maar dat [verdachte] hem vast had. [verdachte] zei tegen [slachtoffer] dat hij niet boos op hem was, maar het wilde uitpraten. [slachtoffer] hield zich inmiddels vast aan de lantaarnpaal met het hoofd naar beneden. Hij zag lijkbleek en gaf aan dat hij geen lucht meer kreeg. [verdachte] zei dat [slachtoffer] geen lucht kreeg omdat zij hadden gevochten en [slachtoffer] leed aan COPD. [slachtoffer] zakte toen naar beneden langs de lantaarnpaal en de muur. De vriend van [getuige 1] , [getuige 3] geheten, werd erbij gehaald. Hij heeft samen met [verdachte] [slachtoffer] bij de woning van [verdachte] naar binnen geholpen. In de gang tilde [verdachte] de jas en de trui van [slachtoffer] op. [getuige 1] zag bloed op de rug van [slachtoffer] . [verdachte] zei dat [slachtoffer] tijdens het vallen in de gang in het mes moest zijn gevallen. Ook zei hij tegen [getuige 1] dat zij 112 moest bellen. [getuige 1] heeft de wond op de rug van [slachtoffer] gezien, deze zat aan de linkerkant aan de zijkant van de rug, iets lager dan het schouderblad en was ongeveer vijf centimeter breed. [verdachte] zei dat dit niet de bedoeling was geweest. [getuige 1] en [getuige 3] hebben de wond dichtgedrukt met een doek en [verdachte] en [getuige 3] hebben [slachtoffer] gereanimeerd. [8]
Tijdens haar tweede verhoor heeft getuige [getuige 1] verklaard dat zij het gerommel in de gang van [verdachte] eigenlijk direct nadat [slachtoffer] naar binnen was gegaan, heeft gehoord. Nadat [slachtoffer] en [verdachte] naar buiten waren gekomen, heeft zij gehoord dat [slachtoffer] een paar keer zei dat [verdachte] hem had gestoken, dat hij geen lucht kreeg en dat hij weg wilde. [verdachte] bleef hem echter vasthouden. [verdachte] zei tegen [slachtoffer] dat hij hem gewoon het geld moest geven waar hij al drie jaar op wachtte. Toen [slachtoffer] bij de lantaarnpaal zat, voelde [verdachte] over de jas van [slachtoffer] alsof hij aan het fouilleren was. [getuige 1] heeft [verdachte] driemaal op de borst geslagen, waarna zij het idee had dat hij bij zinnen kwam. De strakke boosheid die [verdachte] in zijn gezicht had, werd toen zachter.
Verder heeft [getuige 1] verklaard dat [verdachte] bier had gedronken en dat zij geen knuppel heeft gezien. [9]
Bij de rechter-commissaris heeft [getuige 1] aanvullend verklaard dat zij een halve tot één minuut nadat [slachtoffer] bij [verdachte] naar binnen was gegaan, het gestommel hoorde. Zij zag toen dat beiden met elkaar worstelden. Zij zag hen vallen. Bij het naar buiten komen zag zij dat [verdachte] [slachtoffer] met twee handen vast had. [slachtoffer] probeerde zich los te trekken uit de klemgreep van [verdachte] . Toen zij het mes kreeg, had [slachtoffer] zich al vast aan de lantaarnpaal. [verdachte] hield [slachtoffer] toen nog steeds vast. Hij voelde aan de jas van [slachtoffer] en zei: “geef me dat geld, dan is alles klaar, dan zijn we weer vrienden”. [verdachte] heeft [slachtoffer] vastgehouden totdat [getuige 1] tussen hen in ging staan. [10]
Tijdens de reconstructie op 22 mei 2014 heeft [getuige 1] in dezelfde trant verklaard zoals zij eerder heeft gedaan en in lijn hiermee aan de acteurs instructies gegeven voor het uitvoeren van de reconstructie. Zo heeft zij verklaard dat ze lawaai in de woning van [verdachte] hoorde en daarom naar de toegangsdeur van deze woning keek. Zij zag toen [slachtoffer] en [verdachte] net achter het glas van de voordeur op de grond vallen. Zij zag [slachtoffer] met zijn rode haar onderop liggen. [verdachte] lag op [slachtoffer] . Zij keerde zich met haar rug naar de voordeur van de woning van [verdachte] . Zij hoorde de voordeur open en dichtgaan. [getuige 1] heeft het hele gebeuren na laten spelen, ook dat en hoe [verdachte] het mes vrijwillig aan haar heeft gegeven. Zij hoefde het niet uit de hand van [verdachte] te trekken maar kon het gewoon aannemen. Zij heeft desgevraagd verklaard dat zij niet weet wat verdachte allemaal tegen [slachtoffer] heeft gezegd toen zij buiten waren, omdat zij hier niet op gelet heeft. Zij was gefixeerd op het mes, dat zij van verdachte wilde afpakken. Zij heeft verklaard en nagespeeld hoe zij, nadat zij het mes van [verdachte] had gekregen en weggelegd, tussen [verdachte] en [slachtoffer] in is gaan staan omdat [verdachte] [slachtoffer] niet met rust liet. [getuige 1] heeft [verdachte] drie keer op de borst geklopt, om hem uit zijn “waas” te halen. Zij heeft verklaard hoe [verdachte] toen weer zichzelf werd. [11]
Getuige [getuige 3] heeft verklaard dat hij toen hij buiten was gekomen, heeft gezien dat [slachtoffer] tegen de gevel van nummer 3 hing en dat [verdachte] tegen [slachtoffer] zei: “voor die paar rotte centen. Doe normaal. Voor die 10 of 15 euro”. Hij hoorde dat [verdachte] zei dat er een steekwond in de rug was. [slachtoffer] zei dat hij geen adem kreeg. [getuige 3] heeft [slachtoffer] samen met [verdachte] bij [verdachte] naar binnen gebracht. [getuige 3] zag dat [slachtoffer] aan het wegvallen was. Hij heeft een doek tegen de wond gedrukt. Hij zag een steekwond in het midden tussen de schouderbladen. De wond was ongeveer zes centimeter lang en drie tot vijf millimeter breed. Hij heeft [slachtoffer] samen met [verdachte] gereanimeerd. [12] Bij het tweede verhoor heeft [getuige 3] nog verklaard dat hij geen knuppel heeft gehoord of gezien. [13] Bij de rechter-commissaris heeft [getuige 3] verklaard dat hij heeft gehoord dat [slachtoffer] zei dat [verdachte] hem had gestoken. [verdachte] heeft daarop geantwoord dat [slachtoffer] gek was, dat hij niet had gestoken. Bij de voordeur of in het halletje heeft [getuige 3] de wond van [slachtoffer] gezien. [14]
Verbalisant [naam verbalisant 2] is op 25 januari 2014 naar de [adres verdachte] te Sittard gereden. Hij zag verdachte in het dienstvoertuig zitten. Hij rook dat verdachte alcoholhoudende drank had gebruikt omdat diens adem naar inwendig gebruik van alcoholhoudende drank rook.
Daarna is [naam verbalisant 2] de woning, gelegen aan de [adres] te Sittard, binnen gelopen. Hij zag in de gang een mes op de grond liggen. Dit mes was voorzien van een ring. Getuige [getuige 1] deelde hem mede dat dit het mes was waarmee [verdachte] had gestoken. Zij had dit van [verdachte] afgepakt. In de woonkamer van verdachte stond op de salontafel een geopend blik bier en op het aanrecht in de keuken stonden vijf geopende blikken bier. [15]
Op 25 januari 2014 werd de woning van verdachte doorzocht. Onder de salontafel werd een bruinkleurige knuppel aangetroffen. Deze knuppel hing in een lus, waarbij het rechtergedeelte was losgekomen. De knuppel, die een gedeelte van een trapleuning bleek te zijn, hing scheef. [16]
Verdachte heeft
bij de rechter-commissarisvoor het eerst inhoudelijk verklaard. Hij heeft toen verklaard dat [slachtoffer] een schuld bij hem had, die hij jarenlang had laten rusten omdat [slachtoffer] geen geld had. Hij wist dat [slachtoffer] nu dealde en wel geld had. Daarom zou [slachtoffer] over de vereffening van de schuld komen praten. Op 25 januari 2014 is [slachtoffer] daarvoor naar de woning van verdachte, gelegen aan de [adres verdachte] te Sittard, gekomen. Verdachte en [slachtoffer] zaten beiden op de bank. Verdachte was bezig met het draaien van een jointje toen hij dacht gezien te hebben dat het knuppeltje dat onder de salontafel hing, weg was. Hij hoorde een geluid waaruit hij afleidde dat het knuppeltje tegen de tafel kwam. Hij dacht dat [slachtoffer] het knuppeltje had gepakt. Op dat moment stond [slachtoffer] op en
trok aan het oor van verdachte. Toen verdachte rechtop stond, nam [slachtoffer] hem in een armklem. Verdachte had op dat moment een mes met een ring eraan in handen. Zijn duim zat door de ring van het mes. Hij had het mes vast in de hand van de arm die [slachtoffer] vasthield. Zij stonden borst tegen borst en belandden in de gang. Daar zijn zij tweemaal gestruikeld. [slachtoffer] hing daarbij op een gegeven moment schuin achterover op de trap. [slachtoffer] hield verdachte nog steeds vast in de armklem. Later zijn zij buiten terecht gekomen. [slachtoffer] heeft zowel binnen als buiten gezegd: “je hebt me gestoken”. Verdachte heeft hem geantwoord dat hij niet had gestoken. Nadat zij naar binnen waren gegaan, zag verdachte dat [slachtoffer] een steekwond in de rug had, waarop verdachte is gaan reanimeren. [17]
Tijdens
het volgende (derde) verhoorheeft verdachte verklaard dat hij op 25 januari 2014 in de ochtend voor € 5,- één gram wiet had gekocht van [slachtoffer] . Hij kon vanwege zijn financiële situatie niet méér kopen. ’s Middags zou [slachtoffer] terug komen om te praten over geld dat hij nog schuldig was aan verdachte. Deze schuld bedroeg ongeveer € 350,-. ’s Middags heeft [slachtoffer] aangebeld bij de woning van verdachte. Nadat verdachte de deur had open gemaakt toen hij door de geribbelde ruit zag dat het [slachtoffer] was, heeft hij de deur op een kier gezet. Ze hebben elkaar vriendelijk begroet, [slachtoffer] liep achter verdachte aan naar binnen, naar de woonkamer. Beiden zijn in de woonkamer op de hoekbank gaan zitten, verdachte met de rug naar de muur, [slachtoffer] met de rug richting keuken. Omdat [slachtoffer] klaagde, stelde verdachte hem voor eerst een jointje te roken van de wiet die hij ’s morgens had gekocht. Omdat hij dikke vingers heeft, heeft hij een mes gepakt om het zakje te openen. Het was een flink mes met een ring. Hij had dit mes in zijn rechterhand vast, met de duim van zijn rechterhand door de ring van het mes. Het mes was 20 tot 25 centimeter lang.
Verdachte heeft verklaard dat onder het tafelblad van de salontafel in twee losse lussen een knuppel hing. Een klein gedeelte daarvan stak onder het tafelblad uit en was voor iedereen zichtbaar. Het betrof een stuk houten trapleuning van ongeveer 50 centimeter lang en een doorsnee van ongeveer 4 centimeter. Plotseling hoorde verdachte het geluid van het knuppeltje tegen de tafel. Hij zag dat de knuppel weg was en voelde dat [slachtoffer] hem
bij zijn oor en kraagpakte en dat hij begon te vloeken. [slachtoffer] stond inmiddels rechtop en verdachte moest ook gaan staan omdat [slachtoffer] hem vast had. Zij stonden borst tegen borst. Hij dacht dat [slachtoffer] hem met het knuppeltje in zijn nek zou slaan. [slachtoffer] maakte een zwaaiende beweging met zijn rechterhand en had verdachte vast bij zijn rechterschouder. Verdachte weet niet meer of [slachtoffer] hem
eerst bij zijn oor of eerst bij zijn schouderheeft gepakt.
Verdachte heeft verklaard dat hij het mes niet los kon maken van zijn hand, ondanks dat hij dit wel wilde. De snijkant van het mes zat aan de bovenkant van zijn duim, naar hem, verdachte, gericht. [slachtoffer] had verdachte onder zijn arm vast, in een soort armklem. Zij zijn in de gang tegen de sidetafel gestoten en tegen een muur gevallen. [slachtoffer] stond toen met zijn rug naar de trap. Al die tijd had [slachtoffer] hem vast aan de arm. In de buurt van de voordeur zijn zij gestruikeld. Verdachte voelde dat [slachtoffer] daar zijn arm losliet. Zij hadden elkaar wel ergens anders vast. Op een gegeven moment stonden zij buiten en verdachte hoorde [slachtoffer] roepen dat hij hem had gestoken. [getuige 1] heeft het mes van verdachte afgepakt. [getuige 3] is gekomen en samen hebben zij [slachtoffer] naar binnen gebracht. [18]
Bij het
vierde verhoorheeft verdachte verklaard dat hij [slachtoffer] niet kende op deze agressieve manier. Hij heeft nog nooit gehoord dat [slachtoffer] met iemand ruzie maakte. Hij heeft verklaard dat ze een beetje gestruikeld zijn tegen de muur. Ze zijn weer in balans gekomen en hebben nog wat verder geworsteld. Verdachte kreeg zijn rechterarm vrij. Toen ze verder in de richting van de voordeur kwamen, is er weer een struikeling geweest. Hij hoorde dat [slachtoffer] riep dat hij was gestoken en dat hij de voordeur open maakte.
Nadat beiden buiten de woning waren beland, zijn zij al worstelend tegen de lantaarnpaal terechtgekomen. [getuige 1] heeft toen het mes, dat verdachte op schouderhoogte vast had, uit de hand van verdachte genomen. Bij de lantaarnpaal heeft [slachtoffer] geroepen dat verdachte hem had gestoken. Verdachte heeft geantwoord dat zij naar binnen moesten gaan om “het uit te praten”. Hij zag bloed aan zijn handen zonder dat hij wist waar dit vandaan kwam. Hij zag dat [slachtoffer] wit werd. Hij vroeg aan [getuige 3] of hij wilde helpen met het naar binnen brengen van [slachtoffer] . Binnen heeft [getuige 3] het shirt van [slachtoffer] omhoog getrokken en verdachte zag dat [slachtoffer] gestoken was. De wond was een grote streep.
Tijdens het vechten heeft verdachte de knuppel niet gezien. Hij heeft verklaard dat hij dacht dat [slachtoffer] deze achter zijn rug had. [19]
Tijdens het
vijfde verhoorheeft verdachte aan zijn verklaring toegevoegd dat hij tegen [slachtoffer] heeft gezegd dat hij hem gewoon moest geven wat zij hadden afgesproken, namelijk een bedrag van € 50,-.
Bij het gebeuren in de woonkamer voelde verdachte dat hij
een harde klap achter zijn rechteroorkreeg. Hij ging ervan uit dat de klap met de knuppel was gegeven, maar het kon ook met een vuist zijn geweest. Tijdens de klap schoof het mes over de tweede verdikking van de duim en kwam vast te zitten. [20]
Tijdens de
reconstructieheeft verdachte verklaard dat hij op 25 januari 2014 hooguit één pilsje had gedronken en dat hij die dag om ongeveer 12.00 uur een joint had gerookt. Betreffende de lege blikken bier die in de keuken van verdachte zijn aangetroffen, heeft hij verklaard dat hij de avond tevoren een paar van deze blikken heeft leeggedronken.
Toen verdachte en [slachtoffer] naast elkaar op de bank zaten heeft [slachtoffer] hem zonder enige aanleiding en zonder iets te zeggen ineens
een enorme knal achter zijn oor gegeven, waardoor verdachte
voorover tegen de tafel aan sloegen het mes over de dikste knokkel van de duim schoof. De klap achter het oor veroorzaakte pijn aan zijn hoofd, hij zag sterretjes. Ook heeft verdachte verklaard dat hij door de klap een
flinke zwellinghad. Hij weet niet waardoor de verwondingen op het gezicht van [slachtoffer] terecht zijn gekomen. Hij heeft gedemonstreerd dat hij toen hij met het mes in zijn rechterhand [slachtoffer] bij zijn linkerschouder/kraag vasthad, door [slachtoffer] in een armklem werd genomen, waardoor het mes op ongeveer schouderhoogte achter de rug van [slachtoffer] terechtkwam. Verder heeft verdachte verklaard dat zij in de gang niet zijn gevallen en dat hij [slachtoffer] naar buiten wilde werken. Ook heeft verdachte gesuggereerd dat zijn portemonnee, die op de salontafel zou hebben gelegen, mogelijk door [slachtoffer] zou zijn weggepakt. [21]
Ter
terechtzittingvan 9 juli 2015 heeft verdachte aanvullend verklaard dat hij de voordeur op een kier had gezet toen [slachtoffer] hem opbelde en aangaf dat hij er aan kwam. [slachtoffer] kon dus zonder te kloppen of te bellen bij hem naar binnen lopen terwijl verdachte zelf al binnen op de bank zat. Verdachte heeft verklaard die dag geen alcohol te hebben gedronken. Wel had hij een jointje gerookt van de wiet uit het wietzakje dat hij die ochtend van [slachtoffer] had gekocht. Het zakje heeft hij die ochtend met zijn nagel open gemaakt en weer dicht gemaakt bij de sluiting. Op het moment dat [slachtoffer] bij hem op de bank zat en hij het zakje wiet wilde opensnijden met het mes, gaf [slachtoffer] hem
een harde klap tegen het achterhoofd. Daarbij kwam het mes vast te zitten om de rechter duim van verdachte. Daarna hebben zij elkaar een paar klappen tegen het hoofd gegeven.
Ook begon [slachtoffer] te slaan, te schoppen en te spugen. Door de flinke klap die verdachte tegen het achterhoofd had gekregen, is hij verdwaasd geraakt en had hij een flinke bult achter het oor.
Verdachte dacht dat [slachtoffer] het knuppeltje onder de salontafel had gepakt, maar hij heeft niet gezien dat [slachtoffer] dit vast had. Verdachte kon niet verklaren hoe het mogelijk is dat hij, gelet op de kleine ruimte waarin hij en [slachtoffer] zich bevonden, waarbij zij dicht naast elkaar zaten, niet kan hebben gezien dat [slachtoffer] de knuppel niet vast had.
Verdachte heeft verder verklaard dat er een worsteling ontstond, tijdens welke [slachtoffer] en verdachte tegen de sidetafel in de gang zijn gebotst. Op die plaats moet het mes volgens verdachte in het lichaam van [slachtoffer] terecht zijn gekomen, omdat verdachte op dat moment nog in de armklem werd gehouden en zijn arm en het mes achter de rug van [slachtoffer] zaten. Bij de voordeur zijn beiden niet op de grond gevallen, alleen maar tegen de muur gestruikeld, maar toen zat verdachte niet meer in de armklem en hield hij het mes weg.
Met betrekking tot het mes heeft verdachte ter terechtzitting verklaard dat [getuige 1] het mes van hem heeft afgepakt. Wat [getuige 2] en [getuige 1] daarover hebben gezegd, namelijk dat verdachte het mes uiteindelijk gewoon aan [getuige 1] gaf, is niet juist. [getuige 1] heeft volgens de verdachte het mes uit zijn hand moeten trekken. Het ging helemaal niet gemakkelijk. Hij heeft verklaard dat hij niet meer weet of het mes óver of óp de tweede knokkel vastzat, of dat het deels over de knokkel heen was geschoven. Ook klopt het niet dat [slachtoffer] buiten enkel probeerde weg te komen van hem, verdachte, zoals de getuigen [getuige 2] en [getuige 1] hebben verklaard.
Verder heeft verdachte verklaard dat hij niet tegen [slachtoffer] heeft gezegd: “je weet toch waar het om gaat, waarom doe je nu dan zo” of: “je weet waarom ik dat gedaan heb”. Ten slotte heeft hij verklaard dat de ruzie niet ging over geld, omdat [slachtoffer] € 50,- zou komen betalen en dit al was afgesproken voordat [slachtoffer] bij verdachte aankwam. Ook heeft hij ontkend dat hij de agressor is geweest en dat hij [slachtoffer] met het mes heeft bedreigd om zijn geld te krijgen. Hij heeft eveneens ontkend dat hij door [slachtoffer] in de armklem is genomen, zoals hij heeft gedemonstreerd bij de reconstructie, omdat [slachtoffer] zich op die wijze mogelijk tegen het mes in verdachtes hand wilde weren. [22]
Aan [P.] , forensisch geneeskundige, is de vraag gesteld of het mogelijk is dat het door verdachte gebruikte mes over de tweede verdikking (het tweede gewricht) van de rechter duim past en of de conclusie onder invloed van andere omstandigheden als bijvoorbeeld de fysieke gesteldheid, alcoholgebruik of de weersomstandigheden anders kan zijn.
[P.] heeft op grond van het in de zaak verrichte onderzoek en na bestudering van de relevante stukken en literatuur geantwoord dat het onmogelijk is om de ring van het mes over de tweede knokkel van de duim te schuiven. Het is hoogst onwaarschijnlijk dat het mes over de tweede knokkel is geschoven tijdens het incident. Het is niet uit te sluiten dat de ring van het mes op de knokkel is geschoven, maar hiervoor is aanzienlijke kracht nodig.
[P.] heeft geconcludeerd dat het vrijwel onmogelijk c.q. hoogst onwaarschijnlijk is dat het door verdachte gebruikte mes past over de tweede verdikking (het tweede gewricht) van de rechter duim en dat de conclusie in dit geval niet anders kan zijn, omdat de fysieke gesteldheid, alcoholgebruik of de weersomstandigheden vrijwel geen rol van betekenis hebben gespeeld. Uit de bijgevoegde foto’s wordt dit geïllustreerd, en blijkt verder dat de ring van het mes ook niet past óp de tweede knokkel van de duim van de rechterhand van de verdachte. [23]
Drs. [B.] , radioloog, heeft radiologisch onderzoek verricht naar de aanleiding van een mogelijk niet natuurlijke dood van [slachtoffer] . Hij heeft geconcludeerd dat de doodsoorzaak van [slachtoffer] met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid verbloeding op basis van het penetrerend letsel is. [24]
Mevrouw [zus slachtoffer] en de heer [zwager slachtoffer] , zijnde de zus respectievelijk de zwager van het slachtoffer [slachtoffer] , hebben op 26 januari 2014 de aanherkenning gedaan van de overledene [slachtoffer] . Zij hebben elk verklaard dat zij het lichaam dat hen werd getoond herkenden als het lichaam van [slachtoffer] . [25]
Overwegingen ten aanzien van het bewijs
De rechtbank is van oordeel dat niet aannemelijk is geworden dat verdachte terwijl hij een mes in de hand had, op een dusdanige wijze door [slachtoffer] is aangevallen dat hij geen kant op kon.
Ten eerste heeft verdachte steeds wisselend verklaard over hoe de ruzie tussen [slachtoffer] en hem is begonnen. [slachtoffer] zou daarbij steeds de agressor zijn geweest die uit het niets en zonder wat te zeggen of zonder aanwijsbare aanleiding verdachte zou hebben aangevallen. Verdachte zou de hele tijd in de veronderstelling zijn geweest door [slachtoffer] met de knuppel te worden geslagen.
De verklaringen van de verdachte lopen uiteen, variërend van dat hij door [slachtoffer] toen hij werd aangevallen aan zijn oor is getrokken tot dat hij van [slachtoffer] een enorme klap met een vuist of daadwerkelijk met de knuppel achter zijn oor werd geslagen.
Uit onderzoek is verder gebleken dat [slachtoffer] de knuppel niet onder de salontafel heeft weggepakt. Verdachte heeft verklaard dat hij de knuppel op geen enkel moment in de handen van [slachtoffer] heeft gezien. Nu het om een voorwerp van 50 centimeter lang en met een doorsnee van 4 centimeter gaat zou [verdachte] de knuppel hebben moeten zien als deze daadwerkelijk door [slachtoffer] ter hand zou zijn genomen. Daarnaast had verdachte naar het oordeel van de rechtbank ook op eenvoudige wijze, namelijk gewoon door te kijken naar [slachtoffer] , die zich steeds op korte afstand van hem in de woning bevond, de onjuistheid van zijn aanname kunnen vaststellen.
De rechtbank acht de verklaring van verdachte omtrent de knuppel dan ook ongeloofwaardig.
Ook de verklaring van de verdachte dat [slachtoffer] hem uit het niets, terwijl verdachte een groot mes in zijn hand had, zou hebben aangevallen, terwijl dat volgens de getuigen en verdachte niet past bij de persoon van [slachtoffer] (hij wordt omschreven als een lieve en rustige persoon) en daar ook geen enkele aanleiding voor is gebleken of aannemelijk is geworden, acht de rechtbank evenmin geloofwaardig.
Volgens de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] was [slachtoffer] vrolijk toen hij op de middag van
25 januari 2014 bij de woning van verdachte arriveerde.
De verklaring van de verdachte dat hij heeft geprobeerd [slachtoffer] de deur uit te werken maar [slachtoffer] hem, ook buiten nog, steeds bleef vasthouden, acht de rechtbank eveneens ongeloofwaardig, gelet op het hiervoor overwogene en de feitelijke gang van zaken zoals die door de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] buiten is waargenomen. Beiden hebben onafhankelijk van elkaar bij de reconstructie verklaard dat ze hebben gezien dat verdachte [slachtoffer] met het mes in zijn hand steeds heeft vastgehouden nadat ze buiten waren beland, terwijl [slachtoffer] toen herhaaldelijk heeft geroepen dat verdachte hem had gestoken en dat hij weg wilde en zich ook daadwerkelijk van verdachte los probeerde te trekken. Ook hebben beide getuigen onafhankelijk van elkaar verklaard dat verdachte [slachtoffer] heeft gefouilleerd toen deze uiteindelijk geheel weerloos bij de lantaarnpaal zat.
Verdachte heeft de agressie van [slachtoffer] bij de vermeende aanval steeds zwaarder beschreven. Ook dat maakt dat de rechtbank wat vorengenoemde punten betreft geen geloof hecht aan de verklaring van verdachte. In eerste instantie heeft verdachte immers verklaard dat [slachtoffer] hem bij een oor heeft gepakt, later heeft hij gezegd dat hij bij het oor en de kraag werd vastgepakt, daarna spreekt hij van een harde klap achter het oor en bij de reconstructie en ter terechtzitting heeft hij het over een flinke knal achter het oor waardoor hij een stevige zwelling heeft opgelopen, terwijl [slachtoffer] ook zou hebben geslagen, geschopt en gespuugd. Niet is geconstateerd dat verdachte letsel had opgelopen op 25 januari 2014.
De verklaring die verdachte heeft afgelegd betreffende het vastzitten van het mes wijzigt eveneens steeds. In eerste instantie heeft hij verklaard dat het mes vastzat achter de tweede knokkel van de duim. Toen dit blijkens de reconstructie niet mogelijk bleek, heeft hij, voorafgaande aan het deskundigenonderzoek, zijn verklaring aangepast en medegedeeld dat het mes óp de tweede knokkel had vastgezeten. Uit het deskundigenonderzoek is gebleken dat beide varianten niet aannemelijk zijn. De rechtbank acht het op grond van het deskundigenonderzoek en de verklaringen van [getuige 2] en [getuige 1] omtrent het afpakken van het mes onaannemelijk dat het mes zo stevig vast zat om de duim van verdachte dat hij dit op geen enkel moment er af heeft kunnen halen. [getuige 1] heeft immers verklaard dat zij het mes zonder daar aan te hoeven trekken van verdachte heeft afgepakt, hetgeen ook door de getuige [getuige 2] wordt gezien.
De rechtbank acht de verklaringen van de getuigen [getuige 2] en [getuige 1] geloofwaardig, nu deze zeer consistent zijn. De rechtbank zal deze verklaringen dan ook voor het bewijs bezigen.
Naar het oordeel van de rechtbank is op grond van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen en hetgeen daaromtrent is overwogen, voldoende vast komen te staan dat verdachte, terwijl hij een mes in zijn rechterhand had, in een worsteling met het onbewapende slachtoffer terecht is gekomen. Dit was een groot mes met een snijvlak van 14 centimeter en een totale lengte van 29 centimeter. [26] Verdachte heeft het mes steeds in zijn hand gehouden. Hij verplaatste zich met het slachtoffer door de woning, terwijl hij het slachtoffer vast had bij diens schouderpartij. Tijdens de worsteling zijn verdachte en het slachtoffer in de gang in elk geval twee maal in onbalans gekomen, een keer tegen de sidetafel, een keer voor de ruit van de voordeur, waarbij de rechtbank niet uitsluit dat verdachte en het slachtoffer toen samen op de grond zijn gevallen.
Het mes is tijdens de worsteling steeds ongericht en ongecontroleerd in verdachtes rechterhand geweest, terwijl verdachte, zoals hij heeft verklaard en bij de reconstructie heeft getoond, het slachtoffer steeds op schouderhoogte met zijn hand met het mes erin vasthield, waarbij ze borst tegen borst stonden. Het mes was tijdens de worsteling derhalve dicht bij de hals en borststreek van het slachtoffer. De rechtbank is van oordeel dat verdachtes verklaring wat dit betreft kan worden gevolgd, omdat later buiten door de getuigen [getuige 2] en [getuige 1] is gezien dat verdachte toen hij met het slachtoffer naar buiten kwam, het slachtoffer bij diens schouder vasthad met in zijn rechterhand het mes en dat ook bleef doen toen het slachtoffer weg wilde van verdachte.
Verdachte heeft aangegeven dat zijn hand met het mes er in, op enig moment achter de rug van het slachtoffer terecht is gekomen, omdat het slachtoffer de rechterarm van verdachte afblokte, in een armklem nam. Ook dit onderdeel van de verklaring van verdachte acht de rechtbank aannemelijk, nu het slachtoffer uiteindelijk ook in de rug is gestoken en ook heeft geroepen dat hij door de verdachte is gestoken.
Door met het ongewapende slachtoffer in gevecht te gaan met een mes in de hand, heeft verdachte naar het oordeel van de rechtbank bewust de aanmerkelijke kans op de koop toe genomen dat hij het slachtoffer met het mes zou verwonden. Gelet op de aard en grootte van het mes en de wijze waarop verdachte het ongewapende slachtoffer vasthield, terwijl hij zich met het slachtoffer door de woning voortbewoog, heeft verdachte naar het oordeel van de rechtbank ook bewust de aanmerkelijke kans aanvaard, dat hij het slachtoffer zou kunnen raken in diens hals of borst, of, nadat het slachtoffer de arm van verdachte blokkeerde, ook in diens rug. Dat betekent dat verdachte daarmee ook bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het slachtoffer daarbij het leven zou laten. Dat het slachtoffer zich heeft geprobeerd te beschermen tegen het mes door verdachte in een armklem te nemen, kan verdachte niet disculperen.
Dat verdachte eventueel onder invloed van alcohol verkeerde en daardoor in een “waas” verkeerde, kan hem evenmin verontschuldigen, nu hij weet dat alcohol niet goed voor hem is.
Hierbij neemt de rechtbank nog in aanmerking dat niet is komen vast te staan of aannemelijk geworden dat de ring van het mes tijdens het gevecht over of zoals de verdachte veel later heeft verklaard, op het tweede gewricht van verdachtes duim heeft vastgezeten. Mocht het al zo zijn dat het mes niet zonder enige moeite van verdachtes duim af kon tijdens het gevecht, dan nog geldt dat niet is gebleken of aannemelijk geworden dat verdachte het gevecht niet heeft kunnen stoppen, of zich niet anderszins aan de worsteling met het ongewapende slachtoffer heeft kunnen onttrekken.
1.4.
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat verdachte
op 25 januari 2014 in de gemeente Sittard-Geleen opzettelijk [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met een mes in de rug van die [slachtoffer] gestoken, ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert het feit op:
doodslag.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

Mevrouw drs. [L.] , GZ-psycholoog, en dr. mr. [M.] , psychiater, hebben over de geestvermogens van de verdachte op 9 december 2014 respectievelijk 29 oktober 2014 een rapport uitgebracht. De rechtbank komt op basis van de in die rapporten vervatte bevindingen en de conclusies dat er ten aanzien van verdachte geen redenen zijn om enige mate van vermindering van de toerekeningsvatbaarheid te adviseren, tot de conclusie dat bij de verdachte geen sprake is van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit of minder maakt.
De verdachte is strafbaar, omdat ook overigens geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf van vier jaren met aftrek van voorarrest. Hij heeft aangevoerd dat hij bij het bepalen van de strafmaat ten voordele van verdachte rekening heeft gehouden met de persoon van verdachte, met het feit dat het de laatste jaren beter met hem ging nu hij geen drugs maar alleen nog methadon gebruikt en ook zijn alcoholverslaving is verminderd. Ook heeft de officier van justitie rekening gehouden met de mate waarin verdachte zich nadat hij zich van het letsel van [slachtoffer] bewust was geworden, heeft ingezet om [slachtoffer] in leven te houden, maar daar staat in het nadeel van verdachte tegenover dat er sprake is van een zeer ernstig feit, waarbij iemand is overleden.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft gepleit voor vrijspraak van verdachte.
Subsidiair heeft hij verzocht om in het voordeel van verdachte af te wijken van de vordering van de officier van justitie. Hij is van mening dat, gezien de bijzondere omstandigheden van het geval, toepassing kan worden gegeven aan artikel 14a, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht en heeft gevraagd aan verdachte een gevangenisstraf op te leggen van twee jaren en 181 dagen, waarvan twee jaren voorwaardelijk met aftrek van voorarrest en een proeftijd zoals de rechtbank betaamt. Op die wijze zou verdachte zijn woning kunnen behouden, evenals de begeleiding die hem momenteel wordt geboden door Radix en Mondriaan.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
In de namiddag van 25 januari 2014 kwam [slachtoffer] bij verdachte op bezoek, mogelijk om te praten over een geldschuld aan verdachte. In elk geval wilde verdachte [slachtoffer] die middag aanspreken op een nog openstaande schuld. Toen [slachtoffer] in de woning van verdachte is gekomen, is een worsteling ontstaan tussen verdachte en [slachtoffer] , waarbij verdachte een scherp mes met een snijvlak van 14 centimeter in zijn rechterhand had. Verdachte heeft zich voorafgaand aan en gedurende de worsteling niet van het mes ontdaan en terwijl verdachte het mes in zijn hand had, heeft hij [slachtoffer] vastgepakt op schouderhoogte en is hem vast blijven houden. Samen is hij met [slachtoffer] door de woning gewankeld en zo buiten terecht gekomen. Verdachte is het gevecht niet op enig moment gestopt, terwijl hij tegenover een ongewapende tegenstander stond. Verdachte heeft daarmee de aanmerkelijke kans op de koop toegenomen dat hij [slachtoffer] met het mes zou kunnen verwonden. Op enig moment is dat ook gebeurd en is het mes in de rug van [slachtoffer] terecht gekomen. Daarbij heeft [slachtoffer] een diepe steekwond en dermate ernstig letsel opgelopen, dat hij hieraan dezelfde dag nog, ondanks medisch ingrijpen, is overleden.
Verdachte heeft zich door zijn handelen schuldig gemaakt aan doodslag. Doodslag behoort tot een van de ernstigste misdrijven die het Wetboek van Strafrecht kent. Verdachte heeft met zijn handelen niet alleen het slachtoffer [slachtoffer] zijn kostbaarste bezit, het leven, ontnomen, maar ook leed toegebracht aan de nabestaanden van [slachtoffer] , zoals zijn zus en andere familieleden en zijn vrienden. De rechtbank rekent verdachte zijn handelen dan ook ernstig aan.
Verdachte leek tijdens de worsteling – mogelijk onder invloed van middelen – tot op het laatst geheel gefixeerd te zijn geweest op het geld dat hij dacht nog van [slachtoffer] tegoed te hebben. Immers, zelfs toen [slachtoffer] buiten geheel weerloos in elkaar was gezakt, wist verdachte niet van ophouden over het geld dat hij nog van [slachtoffer] dacht te krijgen.
Het feit dat de worsteling niet alleen in de woning, maar ook buiten op straat heeft plaatsgevonden, waarbij een aantal omwonenden getuige was van het voorval, maakt dat het gebeuren ook impact heeft gehad op de verdere omgeving. In het bijzonder de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] hebben het voorval als zeer schokkend ervaren. Zij hebben verklaard dat zij de herinnering eraan zo snel mogelijk willen vergeten, maar dat dit zeer moeilijk is.
De rechtbank zal met dit alles bij de strafoplegging rekening houden in het nadeel van de verdachte. Ook zal de rechtbank bij de strafoplegging rekening houden met het feit dat verdachte geen volledige openheid van zaken heeft gegeven. Hij heeft zijn verklaring steeds iets aangepast met de bedoeling [slachtoffer] als agressor van de vechtpartij aan te wijzen. Daarnaast lijkt verdachte niet naar waarheid te hebben verklaard over het gebruik van middelen die dag.
De rechtbank heeft bij de strafoplegging voorts rekening gehouden met het oordeel van de deskundigen drs. [L.] , GZ-psycholoog en dr. mr. [M.] , psychiater, inhoudend dat verdachte volledig toerekeningsvatbaar is.
Naar het oordeel van de rechtbank kan bij een misdrijf als het onderhavige niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die een onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming van langere duur met zich meebrengt. Daarbij wordt rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals dat onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum.
Ten voordele van verdachte zal de rechtbank er bij de strafoplegging rekening mee houden dat verdachte, toen het eindelijk tot hem was doorgedrongen hoe ernstig het slachtoffer was gewond, hij er alles aan heeft gedaan om het slachtoffer te helpen. Verdachte gaat er ook onder gebukt dat het slachtoffer door zijn messteek is overleden en probeert dat in zijn leven een plaats te geven.
Voorts heeft de rechtbank acht geslagen op het strafblad van verdachte d.d. 12 juni 2015, waaruit blijkt dat hij niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 40 maanden, waarvan 10 maanden met de bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht passend en geboden. Zij zal deze straf, onder aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, dan ook aan verdachte opleggen. De rechtbank is van oordeel dat voornoemde straf enerzijds voldoende recht doet aan de ernst van het feit en anderzijds de bijzondere omstandigheden in deze zaak en de persoonlijke omstandigheden van verdachte tot uitdrukking brengt. Door de straf deels voorwaardelijk op te leggen, is gewaarborgd dat verdachte zich in de proeftijd moet houden aan de aanwijzingen van de reclassering, die hem kan bijstaan bij zijn resocialisatie.
De rechtbank zal gezien de straf die zij zal opleggen, de eerder uitgesproken schorsing van de voorlopige hechtenis opheffen.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c en 287 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
- spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
- verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
- veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf van
40 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met een
proeftijd van 2 jaren;
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van het onvoorwaardelijke gedeelte van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • bepaalt dat het voorwaardelijke gedeelte van de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd
  • zich heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit of
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de Identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of
  • geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarden, dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen overeenkomstig de door of vanwege de Reclassering Nederland, locatie Sittard, te stellen richtlijnen zolang de reclassering dat gedurende de proeftijd nodig acht;
- geeft de reclassering opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorlopige hechtenis
- beveelt de opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.M.W. Nobis, voorzitter, mr. J.H. Klifman en
mr. W.A.M. de Loo, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.M. Schuwirth, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 23 juli 2015.
Mr. W.A.M. de Loo is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer: 03/700052-14
Proces-verbaal van de openbare zitting van 23 juli 2015 in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats en datum] ,
wonende te [adres verdachte] .
Raadsman is mr. W.R. Smeets, advocaat, kantoorhoudende te Maastricht.
Tegenwoordig:
mr. , rechter,
mr. , officier van justitie,
, griffier.
De rechter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is wel/niet in de zittingzaal aanwezig.
De rechter spreekt het vonnis uit en geeft de verdachte kennis dat hij daartegen binnen veertien dagen hoger beroep kan instellen.
Dit proces-verbaal is vastgesteld en ondertekend door de rechter en de griffier.

Voetnoten

1.De vindplaatsvermeldingen, voorkomend in de hierna opgenomen bewijsmiddelen en de motivering van de bewezenverklaring, verwijzen naar de doorlopende paginanummering in de voor eensluidend afschrift gewaarmerkte kopie van het in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde verbalisanten van de politie Eenheid Limburg, recherche Zuid-West, locatie Sittard opgemaakte eindproces-verbaal, genummerd PL2440 2014009636 d.d. 17 maart 2014, doorgenummerd van pagina 1 tot en met 319 en de als bijlagen daarbij gevoegde schriftelijke bescheiden, ongenummerd opgenomen in het dossier, welke alle wettige bewijsmiddelen zijn als bedoeld in artikel 344, eerste lid jo artikel 339, eerste lid onder 5º van het Wetboek van Strafvordering.
2.Het stam-proces-verbaal, pagina 1 tot en met 12 van de doornummering, pagina 2.
3.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 96 tot en met 101 van de doornummering, pagina 96 en 97.
4.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] , pagina 56 tot en met 60 van de doornummering.
5.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] , pagina 61 tot en met 65 van de doornummering.
6.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] bij de rechter-commissaris d.d. 8 mei 2014, ongenummerd opgenomen in het dossier.
7.De verklaring van [getuige 2] , opgenomen op de beelden van de reconstructie, gehouden op 22 mei 2014, tijdstippen 12.11.25 uur tot 12.11.56 uur en 12.11.34 uur.
8.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] , pagina 30 tot en met 37 van de doornummering.
9.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] , pagina 38 tot en met 46 van de doornummering.
10.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] bij de rechter-commissaris d.d. 8 mei 2014, ongenummerd opgenomen in het dossier.
11.De verklaring van [getuige 1] , opgenomen op de beelden van de reconstructie, gehouden op 22 mei 2014, tijdstip 13.25.00 uur tot het einde van haar getuigenverklaring.
12.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 3] , pagina 47 en 48 van de doornummering.
13.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 3] , pagina 51 tot en met 55 van de doornummering, pagina 53.
14.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 3] bij de rechter-commissaris d.d. 8 mei 2014, ongenummerd opgenomen in het dossier.
15.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 109 van de doornummering.
16.Het proces-verbaal van bevindingen doorzoeking [adres verdachte] te Sittard, pagina 131 van de doornummering.
17.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte bij de rechter-commissaris d.d. 28 januari 2014, ongenummerd opgenomen in het dossier.
18.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, pagina 287 tot en met 296 van de doornummering.
19.Het proces-verbaal van verhoor verdachte, pagina 297 tot en met 303 van de doornummering.
20.Het proces-verbaal van verhoor verdachte, pagina 304 tot en met 310 van de doornummering.
21.De verklaring van verdachte, opgenomen op de beelden van de reconstructie, gehouden op 22 mei 2014.
22.De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 9 juli 2015.
23.De forensisch medische rapportage van [P.] d.d. 04-12-2014, ongenummerd opgenomen in het dossier.
24.Het radiologisch onderzoek naar aanleiding van een mogelijk niet natuurlijke dood van drs. [B.] d.d. 24-03-2014.
25.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 137 van de doornummering.
26.Het proces-verbaal sporenonderzoek, foto 8 en 9, ongenummerd opgenomen in het dossier.