ECLI:NL:RBLIM:2015:6138

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
21 juli 2015
Publicatiedatum
21 juli 2015
Zaaknummer
ROE 15 _ 2090
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening om woning te sluiten na aantreffen softdrugs

Op 21 juli 2015 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Limburg uitspraak gedaan op een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een besluit van de burgemeester van Roermond. De burgemeester had besloten om de woning van de verzoeker voor de duur van één maand te sluiten, nadat er een grote hoeveelheid softdrugs in de woning was aangetroffen. De verzoeker betwistte niet dat er een aanzienlijke hoeveelheid softdrugs aanwezig was, maar stelde dat deze uitsluitend voor medicinaal gebruik waren bestemd. De voorzieningenrechter oordeelde echter dat de verzoeker niet aannemelijk had gemaakt dat hij om medische redenen een dergelijke hoeveelheid softdrugs nodig had. De verklaring van de huisarts en andere getuigen waren niet voldoende om de noodzaak van de grote hoeveelheid drugs te onderbouwen.

De voorzieningenrechter benadrukte dat de sluiting van de woning niet afhankelijk is van de aanwezigheid van overlast in de omgeving, maar primair gericht is op het tegengaan van drugshandel. De voorzieningenrechter concludeerde dat de burgemeester terecht gebruik had gemaakt van zijn bevoegdheid op grond van artikel 13b van de Opiumwet om de woning te sluiten. Het verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen, en de voorzieningenrechter oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gedaan en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK limburg

Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB/ROE 15/2090
uitspraak van de voorzieningenrechter van 21 juli 2015 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[naam verzoeker], te Roermond, verzoeker

(gemachtigde: mr. L.P.H. Hameleers),
en

de Burgemeester van de gemeente Roermond, verweerder

(gemachtigde: mr. P.M.A. van Wersch).

Procesverloop

Bij besluit van 1 juli 2015 (het primaire besluit) heeft verweerder op grond van artikel 13b van de Opiumwet aan verzoeker een last onder bestuursdwang opgelegd die inhoudt dat hij zijn woning aan [adres woning] te Roermond voor de duur van één maand, ingaande op het moment van sluiting, dient te sluiten en gesloten dient te houden.
Verzoeker heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Verweerder heeft bij brief van 3 juli 2015 bevestigd dat de sluiting niet zal worden geëffectueerd voordat op de verzochte voorlopige voorziening is beslist.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 juli 2015. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder is verschenen bij zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. De voorzieningenrechter gaat uit van de volgende feiten.
2. Verzoeker woont aan [adres woning] te Roermond (de woning). Op dit adres zijn verder ingeschreven [naam vrouw verzoeker], de vrouw van verzoeker, en zijn zoon, [naam zoon verzoeker]. De woning is eigendom van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [naam BV] B.V. gevestigd te Maastricht (de eigenaar).
3. Uit een op ambtseed opgemaakt proces-verbaal van de politie van 4 juni 2015 blijkt dat op [datum doorzoeking] bij een doorzoeking in de woning het volgende is aangetroffen:
  • een ronde brok hasjiesj, brutogewicht 96,67 gram;
  • een langwerpige brok hasjiesj, brutogewicht 84,24 gram;
  • een vierkante brok hasjiesj en wat losse brokjes hasjiesj, brutogewicht 75,08 gram;
  • wurgstokjes, een zogenoemde nunchaku.
De brokken hasjiesj werden aangetroffen in een tupperwarebakje in een kast in de keuken. In dit tupperwarebakje bevonden zich tevens een pakje shag, vloeitjes en een apparaatje om joints te draaien. De nunchaku lag in een schaal in de keuken. Verder blijkt uit dit proces-verbaal dat bij een gehouden indicatieve narcoticatest (MMC kleur-reactietest) bleek dat de aangetroffen verdovende middelen positief reageerden op de aanwezigheid van hasjiesj.
4. Onder de gedingstukken bevindt zich een brief van 9 juni 2015 gericht aan verzoeker en geadresseerd aan [adres woning]. In deze brief is verzoeker gewezen op de voorgenomen sluiting en mogelijkheid van het indienen van een zienswijze tot 17 juni 2015. Een brief, gericht aan verzoeker, met dezelfde inhoud is verzonden aan de PI Almelo, waar verzoeker toen verbleef. Blijkens de gedingstukken is een afschrift van laatstgenoemde brief gezonden aan de eigenaar. Bij brieven van 16 en 24 juni 2015 heeft verzoeker hierop gereageerd. De eigenaar van de woning heeft niet gereageerd. Ook de vrouw en zoon van verzoeker hebben niet gereageerd.
5. Vervolgens heeft verweerder het primaire besluit van 1 juli 2015 genomen. Afschriften van dit besluit zijn verzonden aan de PI Almelo en aan het kantooradres van de gemachtigde van verzoeker. Verder is een afschrift gezonden aan de eigenaar van de woning en aan de bewoners van de woning.
6. Verzoeker heeft het primaire besluit gemotiveerd betwist.
7. De voorzieningenrechter komt tot de volgende beoordeling.
8. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
9. De bij het primaire besluit opgelegde, en voor de duur van deze procedure opgeschorte, last onder bestuursdwang zou op 6 juli 2015 worden geëffectueerd. De voorzieningenrechter acht een spoedeisend belang bij het onderhavige verzoek aanwezig nu niet reeds op voorhand gezegd worden dat verzoeker zonder enig nadeel de beslissing op het door hem ingediende bezwaar kan afwachten.
10. De volgende wet- en regelgeving is van belang.
11. Ingevolge artikel 4:84, van de Awb handelt het bestuursorgaan overeenkomstig de beleidsregel, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen.
12. Op grond van artikel 5:21 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) wordt onder een last onder bestuursdwang verstaan: de herstelsanctie inhoudende:
a. een last tot geheel of gedeeltelijk herstel van de overtreding, en
b. de bevoegdheid van het bestuursorgaan om de last door feitelijk handelen ten uitvoer te leggen, indien de last niet of niet tijdig wordt uitgevoerd.
13. In artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet is bepaald dat de burgemeester bevoegd is tot oplegging van een last onder bestuursdwang indien in woningen of lokalen dan wel in of op bij woningen of zodanige lokalen behorende erven een middel als bedoeld in lijst I of II wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is.
14. Op lijst II van de Opiumwet is onder meer vermeld:
Hasjiesj: een gebruikelijk vast mengsel van de afgescheiden hars verkregen van planten van het geslacht Cannabis (hennep), met plantaardige elementen van deze planten
15. Op basis van de aanwijzing Opiumwet wordt onder een geringe hoeveelheid voor eigen gebruik voor de middelen op lijst II verstaan een hoeveelheid van maximaal 5 gram.
16. Verweerder heeft in zijn “Damoclesbeleid 2012 woningen en lokalen” (het beleid) vastgelegd hoe hij zijn bevoegdheid, neergelegd in artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet, toepast. In onderdeel 17 van dit beleid is bepaald dat, indien er sprake is van het verkopen, afleveren of verstrekken dan wel daartoe aanwezig zijn van softdrugs, de woning wordt gesloten voor de duur van een maand. In onderdeel 2 van het beleid is bepaald dat indien de omstandigheden daartoe aanleiding geven kan worden afgeweken van het beleid.
17. Verzoeker heeft aangevoerd dat de echtgenote van verzoeker niet van het voornemen tot sluiting in kennis is gesteld en zodoende niet in de gelegenheid is gesteld haar zienswijze naar voren te brengen. Dit maakt het besluit volgens verzoeker gebrekkig. Verzoeker heeft in dezen gewezen op een uitspraak van de voorzieningenrechter van deze rechtbank van 5 december 2013 met kenmerk AWB 13/3412. Verweerder heeft gesteld dat het voornemen wel aan [adres woning] is gezonden, maar alleen op verzoekers naam. Het primaire besluit is ook gezonden aan [adres woning] en aan alle bewoners van dit adres.
18. Anders dan in de uitspraak van 5 december 2013, AWB 13/3412, is blijkens het procesdossier een brief met het voornemen tot sluiting aan het adres [adres woning] gezonden. Niet gebleken is dat de echtgenote van verzoeker en hun zoon hiervan geen kennis hebben kunnen nemen. Dat deze brief enkel aan verzoeker is gericht, doet daar niet aan af. Ook het primaire besluit is gezonden aan dit adres. Niet betwist is dat verzoekers echtgenote en zoon het primaire besluit hebben ontvangen. Zij hebben geen bezwaar aangetekend tegen dit besluit zodat verzoekers grond in dezen niet kan slagen.
19. Verzoeker heeft aangevoerd dat hij na het voornemen onvoldoende tijd heeft gekregen voor overleg met zijn advocaat. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is niet gebleken dat verweerder daar onvoldoende tijd voor heeft gegeven nu verweerder verzoeker aanvullend op de bij het voornemen verstrekte termijn, één week heeft gegeven voor het indienen van een zienswijze, nadien pas op 1 juli 2015 zijn beschikking heeft afgegeven en verzoeker in zijn bezwaar geen andere argumenten heeft vermeld, dan die hij in zijn zienswijze naar voren heeft gebracht.
20. Zoals de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) in de uitspraken van 11 december 2013 (ECLI:NL:RVS:2013:2365 en ECLI:NL:RVS:2013:2362) en in de uitspraak van 29 januari 2014 (ECLI:NL:RVS:2014:212) heeft overwogen, is artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet niet van toepassing bij de enkele aanwezigheid van drugs in een pand. Gezien de woorden "daartoe aanwezig" moeten de drugs aanwezig zijn voor de verkoop, aflevering of verstrekking. Aangenomen mag worden dat een meer dan geringe hoeveelheid drugs niet, althans niet uitsluitend, voor eigen gebruik van een persoon bestemd is, maar deels of geheel voor verkoop, aflevering of verstrekking aan derden. De hoeveelheid van de in een pand aanwezige drugs kan dan ook indiceren dat deze voor verkoop, aflevering of verstrekking bestemd zijn en derhalve dat artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet van toepassing is. Om te beoordelen of de hoeveelheid erop wijst dat de drugs voor verkoop, aflevering of verstrekking bestemd zijn, kan in redelijkheid worden aangesloten bij de door het Openbaar Ministerie toegepaste criteria. Bij de aanwezigheid van een hoeveelheid drugs in een pand die groter is dan een hoeveelheid voor eigen gebruik, is in beginsel aannemelijk dat die drugs bestemd zijn voor verkoop, aflevering of verstrekking. Het ligt in dat geval op de weg van de rechthebbenden op het pand om het tegendeel aannemelijk te maken.
21. De voorzieningenrechter overweegt dat niet in geschil is dat sprake is van een hoeveelheid softdrugs groter dan de in de Aanwijzing Opiumwet voor eigen gebruik aangemerkte geringe hoeveelheid van 5 gram. De bevindingen in het op ambtseed opgemaakt proces-verbaal van de politie van 4 juni 2015 zijn immers niet betwist. Daarmee is in beginsel aannemelijk dat de drugs bestemd zijn voor verkoop, aflevering of verstrekking. Verzoeker heeft gesteld dat hij de aangetroffen hoeveelheid hasjiesj nodig heeft voor pijnbestrijding, omdat hij na het ondergaan van een gastric bypass operatie veel buikpijn ondervindt. Hij heeft dit standpunt onderbouwd met een schriftelijke verklaring van zijn huisarts, een nieuwsbrief Bloedsuiker diabetes en schriftelijke verklaringen van [naam vader verzoeker] (verzoekers vader) en van [naam stiefmoeder verzoeker] (verzoekers stiefmoeder). De voorzieningenrechter overweegt dat, anders dan verweerder in zijn verweerschrift stelt, verzoekers standpunt dat hij de aangetroffen drugs nodig heeft voor pijnbestrijding, niet irrelevant is. Immers, van belang voor de beoordeling van verweerders bevoegdheid om over te gaan tot sluiting is of de drugs voor eigen gebruik zijn (geweest) of dat verzoeker ze aanwezig heeft (gehad) voor verkoop, aflevering of verstrekking. Verzoeker zal zijn standpunt dat de drugs voor eigen gebruik aanwezig waren in zijn woning evenwel aannemelijk moeten maken. Daarbij is in het onderhavige geval cruciaal dat verzoeker de medische noodzaak voor het aanwezig hebben van 255 gram hasjiesj weet te onderbouwen. De voorzieningenrechter is van oordeel dat verzoeker daarin niet is geslaagd. De verklaring van de huisarts, de verklaringen van verzoekers vader en stiefmoeder noch de nieuwsbrief Bloedsuiker diabetes bevatten medisch objectiveerbare aanknopingspunten voor het oordeel dat de 255 gram hasjiesj nodig waren en ook daadwerkelijk benodigd werden vanwege verzoekers pijnklachten. De wijze waarop de hasjiesj zijn aangetroffen, te weten in een plastic voorraadbakje in de keuken, met vloeitjes en shag erbij, maakt evenmin dat daarmee aangetoond is dat de drugs kennelijk enkel voor eigen (medicinaal) gebruik bestemd waren.
22. Verzoeker heeft verder aangevoerd dat geen sprake is van een loop naar het pand vanwege drugshandel en daarmee ook niet van overlast. Hij heeft in dat verband een lijst met handtekeningen van buurtbewoners overgelegd waarin zij verklaren dat geen sprake is geweest van overlast. De voorzieningenrechter overweegt dat verzoeker met die lijst niet aannemelijk heeft gemaakt dat de hasjiesj niet aanwezig waren voor de verkoop, aflevering of verstrekking, zodat dit niet leidt tot een ander oordeel. Voor de toepassing van artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet is niet vereist dat zich daadwerkelijk drugsgerelateerde overlast in de omgeving van de woning voordoet of heeft gedaan, of dat het pand bekend staat als drugspand, nu deze bepaling primair ziet op het tegengaan van drugshandel.
23. Verweerder heeft zich derhalve terecht op grond van artikel 13b, eerste lid van de Opiumwet bevoegd geacht tot sluiting van de woning van verzoeker. Voor de duur van de sluiting heeft verweerder aangesloten bij zijn beleid, welk beleid de voorzieningenrechter niet onredelijk acht.
24. Verweerder heeft in zijn primaire besluit gewezen op het algemeen belang dat daarmee is gediend, namelijk het teniet doen van de bekendheid van de woning als drugsadres en herhaling van ernstige verstoring van de openbare orde te doen voorkomen. De door verzoeker genoemde omstandigheden dat de huurovereenkomst door de verhuurder is opgezegd en dat zijn vrouw en (meerderjarige) zoon de woning bewonen, behoefden voor verweerder geen gronden te zijn voor een kortere sluitingsduur of om van sluiting af te zien. Dergelijke omstandigheden moeten worden geacht in het beleid te zijn verdisconteerd. Verzoeker heeft niet aannemelijk gemaakt dat zijn echtgenote en zoon (bijvoorbeeld) niet zelfredzaam zijn en/of slechts vanwege hun leeftijd op deze woning zijn aangewezen. De voorzieningenrechter verwijst in dit verband naar de uitspraak van de Afdeling van 16 oktober 2013, ECLI:NL:RVS:2013:1514. Ter zitting heeft verweerder gewezen op de mogelijkheid van opvang bij familie en op de mogelijkheid van crisisopvang.
25. De voorzieningenrechter overweegt dat verweerder in het primaire besluit enkel heeft gewezen op de afwezigheid van bijzondere omstandigheden. Pas ter zitting heeft verweerder meer specifiek gewezen op de alternatieve verblijfsmogelijkheden voor de echtgenote van verzoeker en zijn zoon. Verweerder had deze belangenafweging echter kenbaar moeten betrekken in de motivering van het primaire besluit. Dit gebrek in de besluitvorming kan echter in bezwaar worden hersteld. De verwachting is dan ook dat, gelet op hetgeen partijen ter zitting hierover naar voren hebben gebracht, het primaire besluit, met aanvullende motivering, stand zal houden.
25. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af.
26. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.A.M.M. Gijselaers, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. B.H.M. Moonen, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 21 juli 2015.
w.g. B. Moonen,
griffier
w.g. R.A.M.M. Gijselaers,
rechter
Voor eensluidend afschrift:
de griffier,
Afschrift verzonden aan partijen op: 21 juli 2015

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.