ECLI:NL:RBLIM:2015:6127

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
18 juni 2015
Publicatiedatum
20 juli 2015
Zaaknummer
C-03-206268 - HA RK 15-111
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verschoning van de rechter in een strafzaak na wrakingsverzoek

In deze zaak heeft de rechter van de rechtbank Limburg op 18 juni 2015 een verzoek tot verschoning ingediend in een strafzaak met parketnummer 04/610159-09. Dit verzoek volgde op een eerder ingediend wrakingsverzoek tegen de meervoudige strafkamer, waarbij de dochter van de rechter in de discussie werd betrokken. De rechter voelde zich hierdoor persoonlijk geraakt, wat haar de indruk gaf dat zij mogelijk niet langer onbevooroordeeld de strafzaak kon behandelen. De mondelinge behandeling van het verzoek tot verschoning vond plaats op 17 juni 2015, waarbij de rechter en haar raadsman aanwezig waren. Tijdens deze zitting werd de schriftelijke reactie van de belanghebbende besproken, maar de rechter gaf aan geen behoefte te hebben om hierop te reageren. De rechtbank oordeelde dat het in strijd zou zijn met de goede procesorde om een rechter die twijfels heeft over haar onbevooroordeeldheid, te belasten met de verdere behandeling van de zaak. Daarom werd het verzoek tot verschoning toegewezen. De beslissing werd openbaar uitgesproken door de rechters E.P. van Unen, R.M.M. Kleijkers en F.L.G. Geisel, in aanwezigheid van griffier M.J.W.D. Janssen.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK LIMBURG

Strafrecht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer / rekestnummer: C/03/206268 / HA RK 15-111
Beslissing van 18 juni 2015
op het verzoek van
[rechter]
rechter in de rechtbank Limburg
verder: de rechter
raadsman: mr. K.B.H. Welvaart
strekkende tot haar verschoning in de strafzaak met parketnummer 04/610159-09 tegen
[belanghebbende]
verder: belanghebbende,
raadsman: mr. J.W. Soeteman.

1.Het verloop van de procedure

Bij brief van 19 mei 2015 heeft de rechter een verzoek gedaan strekkende tot haar verschoning in de strafzaak met parketnummer 04/610159-09 tegen (thans) belanghebbende (verder: de strafzaak), in welke zaak de rechter lid is van de meervoudige strafkamer.
De mondelinge behandeling van het verzoek, aanvankelijk bepaald op 9 juni 2015, is op verzoek van de raadsman van belanghebbende aangehouden, en nader bepaald op 17 juni 2015. Een verzoek van belanghebbende om de mondelinge behandeling opnieuw aan te houden omdat noch hij noch zijn raadsman aanwezig konden zijn op 17 juni, is afgewezen, waarbij belanghebbende in de gelegenheid is gesteld uiterlijk op het aanvangstijdstip van de mondelinge behandeling schriftelijk op het verzoek te reageren.
Bij faxbericht van 17 juni 2015 om 9:50 uur ter griffie ingekomen heeft belanghebbende een schriftelijke reactie ingediend.
Bij de mondelinge behandeling op 17 juni 2015 te 10:30 uur is de rechter met haar raadsman verschenen. Zij zijn gedurende een korte schorsing van de mondelinge behandeling in de gelegenheid gesteld kennis te nemen van de schriftelijke reactie van belanghebbende. Na hervatting heeft de rechter verklaard er geen behoefte aan te hebben om te reageren op de reactie van belanghebbende, en evenmin iets toe te voegen te hebben aan haar verzoek.
Tot slot is de beslissing op het verzoek bepaald op heden.

2.Het verzoek

De rechter heeft verzocht zich te mogen verschonen omdat tijdens de mondelinge behandeling van een verzoek tot wraking tegen voornoemde meervoudige strafkamer een tweede wrakingsverzoek is ingediend, alleen tegen de rechter, waarbij ter onderbouwing van de stelling van verzoeker (thans belanghebbende) de dochter van de rechter in de discussie werd betrokken, onder andere door het overleggen van foto’s van haar, afkomstig van haar LinkedIn-profiel. De rechter voert aan dat niet het wrakingsverzoek, maar wel het door belanghebbende betrekken van haar dochter in het geding haar persoonlijk heeft getroffen en ontriefd, op een zodanige wijze dat de rechter van oordeel is dat zij, subjectief bezien, zeer wel mogelijk niet langer voldoende afstand tot de zaak heeft dan wel zich niet langer vrij voelt de strafzaak tegen belanghebbende te behandelen.

3.De beoordeling

De vraag of objectief gezien de vrees gerechtvaardigd is dat de rechter de strafzaak niet onbevooroordeeld zou behandelen, kan onbeantwoord blijven, nu de rechter zelf, op basis van haar subjectieve ervaring naar aanleiding van de behandeling van het (tweede) verzoek tot wraking, het gevoelen heeft ontwikkeld dat het zeer wel mogelijk is dat zij niet langer voldoende afstand tot de zaak heeft dan wel dan zij zich niet langer vrij voelt de strafzaak (verder) te behandelen.
Het zou in strijd zijn met de goede (straf-)procesorde en ook niet in het belang van de verdachte zijn om een rechter die zelf gemotiveerde twijfels heeft of zij de strafzaak, gelet op hetgeen is voorgevallen tussen haar en belanghebbende, onbevooroordeeld kan behandelen en die daarom verzocht heeft zich te mogen verschonen, te belasten met de verdere afdoening van de zaak.
Het verzoek wordt op deze grond toegewezen.

4.De beslissing

De rechtbank:
staat de rechter toe zich te verschonen in de strafzaak.
Deze beslissing is gegeven door mr. E.P. van Unen, mr. R.M.M. Kleijkers en
mr. F.L.G. Geisel, rechters, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van
mr. M.J.W.D. Janssen, griffier op 18 juni 2015.