ECLI:NL:RBLIM:2015:6126

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
9 juni 2015
Publicatiedatum
20 juli 2015
Zaaknummer
C-03-206657 - HA RK 15-121
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een wrakingsverzoek tegen mr. A.M. Koster-van der Linden in een civiele procedure

In deze zaak heeft verzoekster op 28 mei 2015 tijdens een zitting in een andere procedure een verzoek tot wraking ingediend tegen mr. A.M. Koster-van der Linden. De wrakingskamer heeft op 9 juni 2015 de behandeling van dit verzoek gehouden. Verzoekster was de enige die ter zitting verscheen en werd uitvoerig gehoord. De wrakingskamer heeft zich gebaseerd op het proces-verbaal van de zitting van 28 mei 2015, waarin verzoekster een andere lezing van de gebeurtenissen gaf dan in het proces-verbaal was vastgelegd. Verzoekster stelde dat zij eerst om uitstel had gevraagd voordat zij het wrakingsverzoek indiende, terwijl het proces-verbaal aangaf dat het wrakingsverzoek eerst was gedaan. De wrakingskamer heeft geconcludeerd dat het proces-verbaal, dat in het bijzijn van verzoekster was opgemaakt, leidend is. De wrakingskamer oordeelde dat het niet verlenen van het uitstel door de rechter geen aanwijzing was voor partijdigheid. Het verzoek tot wraking werd afgewezen. Na de uitspraak heeft verzoekster aangegeven ook de wrakingskamer te willen wraken, maar dit verzoek kon niet in behandeling worden genomen omdat het na de uitspraak was gedaan. De beslissing van de wrakingskamer is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Datum uitspraak: 9 juni 2015
Zaaknummer / rekestnummer: C/03/206657 / HA RK 15/121
Beslissing van de meervoudige kamer belast met de behandeling van wrakingszaken
in de zaak van
[verzoekster] ,
wonende te [woonplaats] , [adres] ,
hierna: verzoekster,
indienster van een verzoek dat strekt tot wraking van mr. A.M. Koster-van der Linden, hierna: de rechter.

1.Het verloop van de procedure

Tijdens de zitting op 28 mei 2015 in de zaak met nummer C/03/2061777 / FA RK 15/1599 tussen de Raad voor de Kinderbescherming als verzoekende partij en [verzoekster] , thans verzoekster, als wederpartij heeft verzoekster een verzoek tot wraking gedaan van de rechter.
De rechter heeft de wrakingskamer op 28 mei 2015 bericht dat zij niet in het verzoek tot wraking berust, dat zij niet gehoord wenst te worden en dat zij niet schriftelijk zal reageren.
Op 9 juni 2015 heeft de behandeling van het verzoek plaatsgevonden. Ter zitting is alleen verzoekster verschenen, zij is uitvoerig gehoord op het verzoek.
De rechtbank heeft direct, na het horen van verzoekster en een korte schorsing, in het bijzijn van verzoekster mondeling uitspraak gedaan, zoals hierna vastgelegd.

2.Beoordeling

De wrakingskamer baseert zich bij zijn beslissing op het proces-verbaal van wraking van 28 mei 2015. De wrakingskamer is zich ervan bewust dat de lezing van verzoekster van de gang van zaken op die zitting een andere is dan in het proces-verbaal beschreven. Het verschil zit met name daarin dat verzoekster stelt dat zij eerst een verzoek tot aanhouding van de mondelinge behandeling heeft gedaan en toen dit werd geweigerd tot de conclusie kwam dat de rechter vooringenomen was, waarna zij het wrakingsverzoek heeft gedaan, terwijl volgens het proces-verbaal eerst het wrakingsverzoek en pas daarna het verzoek om uitstel gedaan is.
Bij het antwoord op de vraag welke lezing de juiste is, dient de wrakingskamer zich te baseren op het proces-verbaal, dat volgens haar eigen verklaring in het bijzijn van verzoekster is opgemaakt, en niet op de eerst ter zitting van de wrakingskamer gegeven lezing van de gang van zaken van verzoekster.
Uit het proces-verbaal volgt dat verzoekster eerst geweigerd heeft haar naam te noemen, vervolgens te kennen heeft gegeven dat zij de moeder is van [naam] en toen direct het wrakingsverzoek heeft gedaan omdat zij de stukken te laat had ontvangen en geen advocaat had, en dus pas nadat zij de wraking had verzocht het verzoek om uitstel heeft gedaan. Op het moment dat verzoekster dit uitstelverzoek deed, was de behandeling van de zaak reeds geschorst als gevolg van het wrakingsverzoek, zodat de rechter het uitstelverzoek niet meer in behandeling kon nemen. Het feit dat de rechter het door verzoekster gevraagde uitstel niet heeft verleend, althans dat verzoek niet heeft behandeld, vloeide dus van rechtswege voort uit de gang van zaken ter zitting en vormt geen enkele aanwijzing dat de rechter niet onpartijdig tegenover verzoekster was.
Het wrakingsverzoek wordt afgewezen.
Ten overvloede vermeldt de wrakingskamer nog dat verzoekster nadat de uitspraak haar zoals hierboven geformuleerd was voorgehouden, heeft meegedeeld dat zij thans de wrakingskamer wil wraken. De voorzitter heeft daarop geantwoord dat dit wrakingsverzoek niet in behandeling kan worden genomen omdat het is gedaan nadat reeds uitspraak was gedaan. Verzoekster heeft daarop gezegd dat zij zal doorgaan met wraken omdat justitie erop uit is althans toelaat dat zij of haar kind kapot worden gemaakt.

3.Beslissing

De wrakingskamer:
- wijst het verzoek tot wraking van mr. Koster-van der Linden af.
Deze beschikking is gegeven door mr. E.P. van Unen, voorzitter, mr. R.M.M. Kleijkers,
mr. F.L.G. Geisel, leden, in aanwezigheid van mr. M.J.W.D. Janssen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 9 juni 2015.
Tegen de beslissing van de wrakingskamer staat geen rechtsmiddel open.