In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Limburg op 17 juli 2015, stond de verdachte terecht voor het onbevoegd voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 3 juli 2015, waar de officier van justitie, de raadsman en de verdachte hun standpunten presenteerden. De tenlastelegging omvatte twee feiten: het voorhanden hebben van een pistool met bijbehorende munitie en het voorhanden hebben van vier veerdrukwapens. De rechtbank oordeelde dat het eerste feit wettig en overtuigend bewezen was, terwijl de verdachte voor het tweede feit werd vrijgesproken, omdat niet kon worden uitgesloten dat de veerdrukwapens aan een ander toebehoorden.
De rechtbank baseerde haar oordeel op verschillende bewijsmiddelen, waaronder de bekennende verklaring van de verdachte en proces-verbaal van de politie. De verdachte had een pistool van het merk Beretta, model PX4 Storm, en munitie van het kaliber 9 mm Luger voorhanden gehad. De rechtbank oordeelde dat het onbevoegd voorhanden hebben van een vuurwapen een ernstige inbreuk op de rechtsorde vormt, wat een strenge straf rechtvaardigt. De officier van justitie had een gevangenisstraf van vijf maanden geëist, maar de rechtbank legde een gevangenisstraf van drie maanden op, met aftrek van het voorarrest.
Daarnaast besloot de rechtbank de inbeslaggenomen wapens en munitie onttrekken aan het verkeer, omdat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet. De rechtbank verwierp het verweer van de raadsman dat twee van de veerdrukwapens niet voor afdreiging geschikt waren, en verklaarde de verdachte strafbaar op basis van de relevante artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Wet wapens en munitie.