ECLI:NL:RBLIM:2015:6021

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
17 juli 2015
Publicatiedatum
16 juli 2015
Zaaknummer
03/700227-12
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Megazaak Kerilia: witwassen en meermalen valsheid in geschrifte; taakstraf van 100 uren

In de strafzaak tegen de verdachte, die betrokken was bij de megazaak Kerilia, heeft de rechtbank Limburg op 17 juli 2015 uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van witwassen en valsheid in geschrifte. De zaak werd behandeld in meerdere zittingen, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De tenlastelegging omvatte onder andere het samen met anderen schuldig maken aan witwassen en valsheid in geschrift. De rechtbank concludeerde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan valsheid in geschrifte door valse salarisstroken op te maken en dat hij betrokken was bij een constructie om crimineel geld te witwassen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wist dat het geld dat hij verwerkte niet legaal was en dat hij dit deed om de illegale inkomsten te verhullen. De rechtbank legde een taakstraf op van 100 uren op, met vervangende hechtenis bij niet-naleving, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden met een proeftijd van twee jaar. De beslissing is gebaseerd op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht, en de rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer: 03/700227-12
Tegenspraak (artikel 279 Sv)
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 17 juli 2015
in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [woonplaats], [adres 16].
Raadsvrouw is mr. G.J.J.G. Stevens-Waltmans, advocaat, kantoorhoudende te Roermond.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is (inhoudelijk) behandeld op de terechtzittingen van 8 en 11 mei 2012, 22 juni 2012, 3 en 12 december 2013, 4 en 18 november 2014, 15, 16, 17, 18, 19, 22, 23, 24 en
25 juni 2015 en 3 juli 2015. De officier van justitie en de gemachtigde raadsvrouw van
de verdachte hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
Feit 1:zich samen met (een) ander(en) schuldig heeft gemaakt aan witwassen dan wel daaraan medeplichtig is geweest.
Feit 2:samen met (een) ander(en) valsheid in geschrift heeft gepleegd.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft een op schrift gesteld requisitoir overgelegd. Kort gezegd stelt hij zich op het standpunt dat in het dossier voldoende bewijs voorhanden is om te kunnen komen tot een bewezenverklaring van de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van alle aan de verdachte ten laste gelegde feiten wegens – kort gezegd – gebrek aan bewijs.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Bij de stukken bevindt zich een akte van geldlening [2] van 16 oktober 2008 waarin staat dat medeverdachte [medeverdachte 7] € 30.000,- zou lenen aan de verdachte, diens vader en zichzelf als startkapitaal voor het opzetten van een bedrijf, genaamd [naam bedrijf] B.V.
Op de akte staat met een handgeschreven aantekeningen dat medeverdachte [medeverdachte 7] van
dit bedrag € 11.500,- daadwerkelijk heeft betaald.
Bij de stukken bevindt zich tevens een arbeidsovereenkomst [3] voor bepaalde tijd tussen [naam bedrijf] B.V. en medeverdachte [medeverdachte 7]. Hierin staat dat [medeverdachte 7] per
1 november 2008 in dienst is getreden en dat de arbeidsovereenkomst wordt aangegaan
voor de duur van zes maanden en zal eindigen op 1 juni 2009.
In de woning van medeverdachte [medeverdachte 7] zijn salarisstroken aangetroffen van [naam bedrijf] B.V. op naam van [medeverdachte 7] over de periode november 2008 tot en met augustus 2009. Tevens werd er een jaaropgaaf over 2008 aangetroffen. [4] In het kantoor van [naam bedrijf] B.V. in Vlodrop werden twee salarisstroken op naam van [medeverdachte 7] aangetroffen met betrekking tot de maanden september en november 2009. [5]
Uit de door de Belastingdienst verstrekte informatie blijkt dat medeverdachte [medeverdachte 7]
in respectievelijk 2008 en 2009 van [naam bedrijf] B.V. een bruto loon van
€ 2.906,- (met loonheffing € 392,-) en € 14.643,- (met loonheffing € 2.425,-) zou hebben ontvangen. Dit komt overeen met hetgeen staat vermeldt op de salarisstroken.
Uit de bij medeverdachte [medeverdachte 7] en [naam bedrijf] B.V. aangetroffen bankafschriften [6] blijkt dat medeverdachte [medeverdachte 7] van [naam bedrijf] B.V. slechts vijf keer een salaris heeft overgemaakt gekregen, te weten: het salaris van november
2008, het salaris van maart 2009, het salaris van april 2009, een restant salaris in mei 2009 en het salaris van mei 2009. De bedragen die zijn overgemaakt, komen niet overeen met de op de salarisstroken genoemde bedragen.
Medeverdachte [medeverdachte 7] heeft zich op zijn zwijgrecht beroepen. Bij de rechter-commissaris zijn er getuigen gehoord die hebben verklaard dat zij contact hebben gehad met [medeverdachte 7] in verband met een samenwerking met [naam bedrijf] B.V.
Verdachte heeft verklaard dat hij [naam bedrijf] B.V. heeft overgenomen voor
één euro en dat [naam bedrijf] B.V. onvoldoende financiële middelen had om
te kunnen blijven voortbestaan. Medeverdachte [medeverdachte 7] heeft daarom contant geld ingelegd
en dat geld is door de verdachte op de bankrekening van [naam bedrijf] B.V. gestort. Het geld van [medeverdachte 7] is gebruikt om salarissen te betalen. [medeverdachte 7], de vader van verdachte en de vrouw van verdachte hebben op de loonlijst gestaan. Zijn vrouw heeft drie maanden op de loonlijst gestaan. Verdachtes vader heeft vrijwel niets uitbetaald gekregen. [medeverdachte 7] heeft bij benadering vier of vijf keer salaris uitbetaald gekregen. [medeverdachte 7] heeft zo’n zes maanden op de loonlijst gestaan en is er toen vanaf gehaald, omdat er geen geld was.
Verdachte heeft tevens verklaard dat [medeverdachte 7] zijn eigen contant ingelegde geld als salaris per bank uitbetaald heeft gekregen. Verdachte schat dat [medeverdachte 7] 30% van diens ingelegde geld heeft teruggekregen. [medeverdachte 7] zou de acquisitie voor het bedrijf doen, maar hij had hier geen ervaring mee en zijn inspanningen hebben niets opgeleverd. Verdachte heeft tenslotte nog verklaard dat hij het achteraf bekeken wel raar vindt dat iemand zijn eigen geld inlegt om salaris uitbetaald te kunnen krijgen maar hij heeft destijds alleen aan de continuïteit van [naam bedrijf] B.V. gedacht. [7]
Op grond van het vorenstaande stelt de rechtbank het navolgende vast.
Medeverdachte [medeverdachte 7] heeft € 11.500,- aan verdachte, diens vader en zichzelf uitgeleend. Dat geld is contant betaald door [medeverdachte 7] en door de verdachte op de bankrekening van [naam bedrijf] gestort. Medeverdachte [medeverdachte 7] heeft aansluitend een tijdelijk arbeidscontract voor zes maanden gesloten met [naam bedrijf]. Ervaring met het uitzendwerk had [medeverdachte 7] echter niet. Van het geleende geld zijn salarissen betaald, in ieder geval aan [medeverdachte 7]. [naam bedrijf] bleef noodlijdend en er was al snel geen geld meer om salarissen van te betalen. De verdachte heeft ondanks het feit dat het dienstverband was aangegaan voor zes maanden en er geen salaris meer werd uitbetaald toch twaalf salarisstroken opgemaakt ten behoeve van medeverdachte [medeverdachte 7] en deze opgenomen in de boekhouding. Over deze twaalf maanden is het bedrijf dus de loonheffing verschuldigd geworden aan de belastingdienst. [medeverdachte 7] heeft het salaris dat op deze loonstroken is vermeld bij lange na niet ontvangen, maar niet blijkt dat [medeverdachte 7] een serieuze inspanning heeft geleverd het alsnog op te vorderen bij verdachte of [naam bedrijf].
Dit leidt tot de navolgende conclusies.
Valsheid in geschrifte
Zonder nadere toelichting, die niet is gegeven, kan de rechtbank niet bedenken waarom een noodlijdend bedrijf, dat een contract heeft afgesloten met een werknemer voor de duur van zes maanden, na het verstrijken van die termijn van zes maanden, doorgaat met het opmaken van loonstroken terwijl die werknemer geen resultaat oplevert en kennelijk ook geen arbeid verricht. Dat er geen arbeid is verricht weet die werknemer zelf kennelijk ook want hij heeft nooit een loonvordering ingediend voor het ontbrekende salaris. De enige verklaring die de rechtbank hierbij kan bedenken is dat het gaat om een schijnconstructie en dat van een echt dienstverband geen sprake is geweest.
Op grond van het bovenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder feit 2 ten laste gelegde valsheid in geschrifte. Verdachte heeft immers salarisstroken opgemaakt, dan wel laten opmaken,
terwijl hij wist (in de zin van voorwaardelijk opzet) dat deze vals waren, wetende dat medeverdachte [medeverdachte 7] deze salarisstroken als echt en onvervalst zou kunnen gebruiken.
Witwassen
Verdachte heeft de contante betaling door [medeverdachte 7] gepresenteerd als een financiële deelname aan de onderneming [naam bedrijf]. Op zich zou dat kunnen. Maar dan komt de vraag op waarom verdachte loonstroken gaat vervalsen en voor het bedrijf verplichtingen tegenover de belastingdienst gaat creëren die feitelijk gezien onnodig zijn. De rechtbank kan zich hierbij geen legaal voordeel voor verdachte voorstellen. Een toelichting van verdachte, welke een begrijpelijke verklaring zou kunnen geven, ontbreekt.
Wel is de constructie begrijpelijk als [medeverdachte 7] geld wil witwassen door het te doen voorkomen dat hij inkomen uit arbeid geniet. Dat geld legt hij zelf (contant) in en daarna krijgt hij het, na aftrek van de vereiste heffingen, wit uitbetaald. Dat verklaart ook waarom verdachte is doorgegaan met het opmaken van loonstroken nadat de duur van het arbeidscontract was verlopen en waarom [medeverdachte 7] zelf nooit zijn salaris is komen opeisen bij verdachte. Het ging hem immers enkel om de salarisstroken om zo een legale inkomstenbron te kunnen voorwenden. Het spreekt voor zich dat [medeverdachte 7] in deze constructie een behoorlijke veer moet laten. Er worden immers belastingen en premies over “het loon” ingehouden dus alleen al om die reden krijgt hij aanmerkelijk minder terug dan hij zelf heeft ingelegd. Voor [medeverdachte 7] wordt dat echter goedgemaakt door het feit dat het geld daarna wit is.
Voor verdachte moet het duidelijk zijn dat een persoon die zo een verliesgevende constructie wil aangaan dat niet doet met legaal geld. Waarom immers vrijwillig dat verlies nemen? Voor de rechtbank is het dan ook duidelijk dat verdachte zich gerealiseerd heeft dat het geld dat werd ingelegd niet legaal was, maar middellijk of onmiddellijk afkomstig was uit enig misdrijf. Daarmee heeft hij zich schuldig gemaakt aan witwassen.
De rechtbank komt, gelet op het vorenstaande, tot de conclusie dat ook het onder feit 1 primair ten laste gelegde witwassen wettig en overtuigend kan worden bewezen.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte:
1. primair.
in de periode van 1 november 2008 tot en met 31 december 2009, in de gemeente Roerdalen en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, een geldbedrag, te weten:
- een geldbedrag van (in totaal) 11.500 euro heeft verworven en voorhanden heeft gehad, terwijl hij en zijn mededader wisten dat dit geldbedrag - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;
2.
in de periode van 1 november 2008 tot en met 31 december 2009, in de gemeente Roerdalen en/of (elders) in Nederland, meermalen, salarisstroken, zijnde geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt immers heeft verdachte valselijk - immers opzettelijk in strijd met de waarheid - op salarisstroken met betrekking
tot door [medeverdachte 7] voor [naam bedrijf] B.V. beweerdelijk uitgevoerde werkzaamheden in de periode van 1 november 2008 tot en met 30 november 2009 telkens hogere salarisbedragen vermeld dan het werkelijk door [medeverdachte 7] genoten salaris, zulks telkens met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken en door anderen te doen gebruiken.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
Feit 1 primair: medeplegen van witwassen.
Feit 2: medeplegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De straffen

5.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte op te leggen een taakstraf voor de duur van 240 uren, bij niet verrichten te vervangen door 120 dagen hechtenis en daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden, met een proeftijd van drie jaren.
5.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van de verdachte heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
5.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen
is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren
is gekomen. In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Het is een feit van algemene bekendheid dat personen die illegale inkomsten verwerven dat van de onderwereld naar de bovenwereld moeten brengen om er ongestoord van te kunnen profiteren. Dat is niet makkelijk en dat gaat eigenlijk niet zonder tussenpersonen die daar hun medewerking aan willen verlenen. Verdachte is zo een persoon, die in dit geval [medeverdachte 7] heeft gefaciliteerd bij het witten van crimineel geld. Daarmee speelt hij voor [medeverdachte 7] een belangrijke rol in diens criminele bestaan.
Verdachte heeft die rol gedurende geruime tijd gespeeld, het bleef immers niet bij een enkele gefingeerde loonbetaling. Die duur zal de rechtbank bij de beoordeling betrekken.
Anderzijds is een en ander al weer geruime tijd geleden gebeurd en is de rechtbank van oordeel dat de redelijke termijn is verstreken. Dat is niet aan verdachte te wijten.
Alles afwegende zou de rechtbank een voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf
voor de duur van 180 uren passend hebben gevonden. In verband met het verstrijken van
de redelijke termijn zal zij deze straf echter nader vaststellen op 100 uur taakstraf, bij niet (goed) vervullen te vervangen door 50 dagen hechtenis. Daarnaast acht de rechtbank een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden met een proeftijd van twee jaar passend.

6.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47, 57, 225 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

7.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hierboven onder
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder
4is omschreven;
- verklaart de verdachte strafbaar;
Straffen
  • veroordeelt de verdachte tot
  • beveelt dat indien veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht,
- bepaalt dat de tijd die door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de taakstraf in mindering zal worden gebracht, naar rato van twee uur per dag;
  • veroordeelt de verdachte daarnaast tot
  • bepaalt dat de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van
Dit vonnis is gewezen door mr. R.A.J. van Leeuwen, voorzitter, mr. J.M.E. Kessels en mr. S.V. Pelsser, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. Romme, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 17 juli 2015.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 november 2008 tot en met 31 december 2009, in de gemeente Sittard-Geleen en/of in de gemeente Roerdalen en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een of meer geldbedrag(en), te weten:
- een geldbedrag van (in totaal) (ongeveer) 11.500 euro, althans een (of meer) geldbedrag(en) (bestemd als geldlening/inleg aan [naam bedrijf] B.V.
ten behoeve van (onder meer) salarisbetaling aan [medeverdachte 7] wegens door deze beweerdelijk verrichte werkzaamheden voor [naam bedrijf] B.V.)
heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of omgezet, althans van voornoemd(e) geldbedrag(en) van (in totaal) (ongeveer) 11.500 euro, althans van een (of meer) bedoelde geldbedrag(en) gebruik heeft gemaakt, terwijl hij en/of zijn mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die geldbedrag(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
[medeverdachte 7] en/of een of meer ander(en) in of omstreeks de periode van 1 november
2008 tot en met 31 december 2009, in de gemeente Sittard-Geleen en/of in de gemeente Roerdalen, in elk geval in Nederland, met elkaar, althans een van hen, een of meer geldbedrag(en), te weten:
- een geldbedrag van (in totaal) (ongeveer) 11.500 euro, althans een (of meer) geldbedrag(en) (bestemd als geldlening/inleg aan [naam bedrijf] B.V.
ten behoeve van (onder meer) salarisbetaling aan [medeverdachte 7] wegens door deze beweerdelijk verrichte werkzaamheden voor [naam bedrijf] B.V.),
heeft/hebben verworven, voorhanden heeft/hebben gehad, heeft/hebben overgedragen en/of
omgezet, althans van voornoemd(e) geldbedrag(en) van (in totaal) (ongeveer) 11.500 euro, althans van een (of meer) bedoelde geldbedrag(en) gebruik heeft gemaakt, terwijl hij/zij en/of zijn/hun mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die geldbedrag(en) -onmiddellijk of middellijk- afkomstig was/waren uit enig misdrijf,
tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte in of omstreeks de periode van 1 november 2008 tot en met 31 december 2009, in de gemeente Sittard-Geleen en/of in de gemeente Roerdalen, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam
is geweest door (van genoemd geldbedrag van 11.500 euro) een geldbedrag van (in totaal)
(ongeveer) 4.581,96 euro uit te betalen/uit te laten betalen aan [medeverdachte 7] wegens beweerdelijk door die [medeverdachte 7] genoten salaris over de periode van 1 november
2008 tot en met 30 november 2009;
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 november 2008 tot en met 31 december 2009, in de gemeente Sittard-Geleen en/of in de gemeente Roerdalen en/of (elders) in Nederland, meermalen, althans eenmaal, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (een) salarisstro(o)k(en), zijnde (een) geschrift(en) dat/die bestemd was/waren om
tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt en/of vervalst en/of heeft laten opmaken en/of vervalsen, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) valselijk
- immers opzettelijk in strijd met de waarheid - op een of meer salarisstro(o)k(en) met betrekking tot door [medeverdachte 7] voor [naam bedrijf] B.V. beweerdelijk uitgevoerde werkzaamheden in de periode van 1 november 2008 tot en met 30 november 2009 (telkens) (een) hoger(e) salarisbedrag(en) vermeld/laten vermelden dan het werkelijk door [medeverdachte 7] genoten salaris,zulks (telkens) met het oogmerk om dat/die geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken en/of door anderen te doen gebruiken.

Voetnoten

1.Voor zover de in dit vonnis vermelde feiten en omstandigheden door de rechtbank redengevend worden geacht voor de bewezenverklaring van het ten laste gelegde, wordt hierna in de voetnoten, verwezen naar de wettige bewijsmiddelen waaraan de rechtbank deze feiten en omstandigheden ontleent. Tenzij anders vermeld, maken deze bewijsmiddelen deel uit van het procesdossier van
2.Een geschrift, betreffende een akte van geldlening, pag. 11843 t/m 11844.
3.Een geschrift, betreffende een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, pag. 11861 t/m 11863.
4.Geschriften, betreffende loonstroken en een jaaropgaaf 2008, pag. 11819 t/m 11828 en 11832.
5.Geschriften, betreffende twee loonstroken, pag. 11829 t/m 11830.
6.Geschriften, betreffende bankafschriften, pag. 11834 t/m 11841.
7.De processen-verbaal van verhoor van de verdachte, pag. 11911 en 11922 t/m 11924.