ECLI:NL:RBLIM:2015:6015

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
16 juli 2015
Publicatiedatum
16 juli 2015
Zaaknummer
C-03-207532 - KG ZA 15-317
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot hernieuwde urgentieverklaring en toewijzing van een andere woning afgewezen na weigering van aangeboden woning

In deze zaak heeft de eiser, na een urgentieverklaring, een woning aangeboden gekregen door de stichting Woonwenz, maar heeft deze woning geweigerd. De eiser heeft aangevoerd dat de aangeboden woning niet passend was vanwege verschillende redenen, waaronder de aanwezigheid van asbest, de staat van de woning en de onveilige buurt. Woonwenz heeft echter gesteld dat de woning voldoet aan de eisen van urgentie en dat de bezwaren van de eiser onvoldoende onderbouwd zijn. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat Woonwenz aan haar verplichtingen heeft voldaan door een passende woning aan te bieden en dat de weigering van de eiser onterecht was. Hierdoor is de urgentiestatus van de eiser vervallen. De vorderingen van de eiser zijn afgewezen, en de proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
zaaknummer / rolnummer: C/03/207532 / KG ZA 15-317
Vonnis in kort geding van 16 juli 2015 (bij vervroeging)
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats eiser],
eiser,
advocaat mr. S.H.J. van der Linden,
tegen
de stichting
STICHTING WOONWENZ,
gevestigd te Venlo,
gedaagde,
advocaat mr. A.D.A. Quaedvlieg.
Partijen zullen hierna [eiser] en Woonwenz genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met 15 producties
  • het schrijven van 13 juli 2015 van de advocaat van [eiser] met productie 16
  • de mondelinge behandeling
  • de pleitnota van [eiser]
  • de pleitnota van Woonwenz.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Woonwenz is een woningcorporatie met als kerntaak het huisvesten van mensen met een smalle beurs. Omdat er sociale en/of medische omstandigheden kunnen zijn waardoor een woningzoekende zo dringend een woning nodig heeft dat het gerechtvaardigd is voorrang te geven aan de woningzoekenden die op de wachtlijst staan, wordt door Woonwenz een urgentiebeleid gevoerd.
2.2.
Het urgentiebeleid van Woonwenz onder meer staat vermeld op haar internetsite. Uit de informatie op die site blijkt dat, wanneer een woningzoekende in aanmerking komt voor urgentie, hij dan van alle woningzoekenden voorrang krijgt op een woning en hij in principe binnen 3 maanden een aanbod ontvangt voor een passende woning. Er wordt dan geen rekening gehouden met speciale wensen, zoals het woningtype of buurt waar de woningzoekende het liefst wil wonen. Bij woningweigering vervalt de urgentieverklaring.
2.3.
De woonsituatie van [eiser] en zijn gezin is, mede gelet op het feit dat zijn echtgenote zwanger is, niet passend. Gelet daarop is door [eiser] bij Woonwenz een urgentieverzoek ingediend voor passende woonruimte.
2.4.
Op 23 juni 2015 (nadat een datum was bepaald voor het onderhavige kort geding en daags voor het uitbrengen van de dagvaarding en daarmee het aanhangig maken van de onderhavige procedure) heeft Woonwenz besloten aan het gezin van [eiser] urgentie te verlenen.
2.5.
Op 24 juni 2015 heeft Woonwenz aan [eiser] de woning aan de [aangeboden woning 1] aangeboden.
2.6.
[eiser] heeft deze woning geweigerd. Hij heeft aan Woonwenz te kennen gegeven dat de woning naar zijn mening niet passend is omdat het geen gezinswoning is, er asbest in de woning ligt, de woning zwaar vervuild en verwaarloosd is, het een kind onveilige buurt is, de flats op de nominatie staan om gesloopt te worden en de buurt onveilig is (inbraken, zwervers in portiek, agressieve buren, overlast).
2.7.
Nadat Woonwenz de woning aan de [aangeboden woning 1] andermaal aan [eiser] had aangeboden, heeft [eiser] de woning wederom geweigerd.
2.8.
Woonwenz heeft zich op het standpunt gesteld dat de urgentiestatus van [eiser] door de weigering is komen te vervallen.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert - uitvoerbaar bij voorraad - :
a. Woonwenz te veroordelen om binnen zeven dagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis over te gaan tot het verlenen van de urgentiestatus aan [eiser], zulks onder verbeurte van een dwangsom van € 150,= per dag dat Woonwenz dit nalaat, althans een zodanig bedrag als de rechter redelijk acht;
b. Woonwenz te veroordelen om binnen een maand na betekening van het in deze te wijzen vonnis aan [eiser] een passende woning te verhuren, eveneens op straffe van verbeirte van een dwangsom van € 250,= voor elke dag dat Woonwenz hiermee in gebreke is, dat Woonwenz dit nalaat, althans een zodanig bedrag als de rechter redelijk acht;
c. Woonwenz te veroordelen in de kosten van deze procedure.
3.2.
Woonwenz voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Vast staat dat Woonwenz ter uitvoering van het door haar gehanteerde urgentiebeleid aan [eiser] woonruimte heeft aangeboden, gelegen aan de [aangeboden woning 1]. Tussen partijen is in geschil of die woonruimte passend was.
4.2.
In het door Woonwenz gehanteerde urgentiebeleid wordt niet gedefinieerd wat onder “passend” moet worden verstaan. De voorzieningenrechter deelt het standpunt van Woonwenz dat een in het kader van de urgentiestatus aangeboden woonruimte in beginsel een noodvoorziening is: vanwege de sociale en/of medische urgentie van een woningzoekende dient zo spoedig mogelijk woonruimte gevonden te worden. Gelet daarop dient naar het oordeel van de voorzieningenrechter onder “passende woonruimte” begrepen te worden woonruimte die passend is bij de nijpende sociale en/of medische situatie van de woningzoekende.
4.3.
In het geval van [eiser] zal aan zijn echtgenote, die zwanger is, in hun huidige woonruimte geen kraamzorg kunnen worden verleend, omdat de kraamhulp op grond van de ARBO-regelgeving niet in de huidige woning van [eiser] mag werken. Dat betekent dat aan [eiser] woonruimte dient te worden aangeboden waarin die kraamzorg wel kan worden verleend en waarin het gezin vooralsnog kan wonen, in afwachting van een aanbod
- langs de weg van de reguliere lijst van woningzoekenden - van een woning die voldoet aan de woonwensen van het gezin.
4.4.
Vast staat dat in de woning de voor de echtgenote van [eiser] noodzakelijke kraamzorg kan worden verleend. Verder blijkt uit de door [eiser] overgelegde productie 16, zijnde een omschrijving van de woning [aangeboden woning 2] die volgens partijen identiek is aan de aangeboden woning aan de [aangeboden woning 1], dat de woning onder meer beschikt over drie slaapkamers van 12 m², 14 m² en 8 m². Daarmee voldoet de door Woonwenz aan [eiser] aangeboden woonruimte naar het oordeel van de rechter aan de hiervoor onder 4.3. geformuleerde eis en is die woonruimte als “passende” woning aan te merken.
4.5.
Aan de bezwaren van [eiser] tegen de aangeboden woning dient naar het oordeel van de voorzieningenrechter voorbij gegaan te worden, reeds gezien het vorenstaande maar ook bezien in het licht van het verweer van Woonwenz. Door Woonwenz is immers uitdrukkelijk gesteld dat de woonruimte door en op kosten van Woonwenz zou zijn opgeruimd en zou zijn ontdaan van eventuele asbesthoudende vloerbedekking in de hal en de keuken van de woning. Verder is door Woonwenz uitdrukkelijk gesteld dat de overlast in de buurt niet werd veroorzaakt door de buren van de woning aan de [aangeboden woning 1], maar juist door de vorige bewoner. Dat er sprake zou zijn van een (kind) onveilige buurt is onvoldoende onderbouwd, zodat daaraan voorbij wordt gegaan. Het enkele feit dat de flats, waarin de woning gelegen is, op termijn zal worden gesloopt doet aan het passend zijn van de woning voor [eiser] op dit moment niets af.
4.6.
Op grond van al het vorenstaande is de voorzieningenrechter van oordeel dat Woonwenz heeft voldaan aan de op haar rustende verplichting om, in het kader van de aan [eiser] verleende urgentiestatus, aan [eiser] een passende woning aan te bieden. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft [eiser] dat aanbod op onterechte gronden geweigerd. Gezien het door Woonwenz gehanteerde urgentiebeleid is de urgentieverklaring van [eiser] op grond van die onterechte weigering vervallen. De vorderingen van [eiser] dienen gelet daarop afgewezen te worden; nu de urgentiestatus van [eiser] door diens weigering van de aangeboden woonruimte is vervallen, kan van Woonwenz niet gevorderd worden dat zij opnieuw aan [eiser] de urgentiestatus verleent en hem een hernieuwd woningaanbod doet.
4.7.
In de specifieke omstandigheden van het geval ziet de voorzieningenrechter aanleiding om de proceskosten te compenseren in die zin, dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
compenseert de proceskosten in die zin, dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M.J.F. Piëtte en in het openbaar uitgesproken op 16 juli 2015. [1]

Voetnoten

1.type: MvA