ECLI:NL:RBLIM:2015:5787

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
8 juli 2015
Publicatiedatum
9 juli 2015
Zaaknummer
4261306 CV EXPL 15-6291
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Betalingsachterstand en afsluiting drinkwater in kort geding

In deze zaak heeft de kantonrechter in kort geding op 8 juli 2015 uitspraak gedaan over een vordering van [eiseres] tegen de NV Waterleidingmaatschappij Limburg (WML) wegens een betalingsachterstand voor geleverd drinkwater. [Eiseres], huurder van een woning in [woonplaats], had een betalingsachterstand opgebouwd en was in een betalingsregeling overeengekomen met WML. Ondanks het nakomen van deze regeling tot medio augustus 2014, was de achterstand opgelopen tot € 424,86. WML had op 1 juli 2015 de drinkwateraansluiting afgesloten, wat leidde tot de vordering van [eiseres] om heraansluiting te verkrijgen.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat het spoedeisend belang van [eiseres] aanwezig was, maar dat er onvoldoende aannemelijk was gemaakt dat in een eventuele bodemprocedure de vordering tot heraansluiting zou slagen. De rechter oordeelde dat WML op basis van artikel 6:52 BW bevoegd was om de levering van drinkwater op te schorten vanwege de betalingsachterstand. [Eiseres] had niet aangetoond dat WML misbruik had gemaakt van deze bevoegdheid.

De rechter concludeerde dat het belang van WML bij de afsluiting evident was, gezien de betalingsverplichtingen van [eiseres]. De vordering van [eiseres] werd afgewezen en zij werd veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan de zijde van WML, begroot op € 600,00. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. A.J. Henzen.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 4261306 CV EXPL 15-6291
Vonnis van de kantonrechter in kort geding van 8 juli 2015
in de zaak van:
[eiseres],
wonend [adres],
[woonplaats],
eisende partij,
gemachtigde mr. K.J.C. van Bekkum
tegen:
de naamloze vennootschap
NV WATERLEIDINGMAATSCHAPPIJ LIMBURG,
gevestigd en kantoorhoudend te Maastricht,
gedaagde partij
gemachtigde mr. A.L. Stegeman.
Partijen zullen hierna [eiseres] en WML genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de door WML ingezonden producties
  • de mondelinge behandeling op 6 juli 2015.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] is huurder van de woning aan het adres [adres] te [woonplaats]. Zij woont aldaar met haar 20-jarige dochter.
2.2.
Op enig moment is een betalingsachterstand ontstaan ten aanzien van de door [eiseres] aan WML verschuldigde voorschotbedragen voor door WML aan het adres van [eiseres] geleverd drinkwater.
2.3.
Begin 2013 hebben partijen een betalingsregeling getroffen op grond waarvan [eiseres], naast volledige betaling van de aan WML verschuldigde voorschotten, maandelijks
€ 15,00 zou aflossen op de betalingsachterstand. [eiseres] is tot medio augustus 2014 die betalingsregeling (in grote lijnen) nagekomen, waardoor de betalingsachterstand op dat moment nog € 46,90 bedroeg. Daarna is de betalingsachterstand toegenomen omdat [eiseres] de verschuldigde voorschotten niet meer (volledig) betaald heeft.
2.4.
Bij brief van 24 april 2015 heeft WML aangekondigd dat de drinkwateraansluiting op het adres van [eiseres] zal worden afgesloten.
2.5.
Op 1 juli 2015 is de drinkwateraansluiting op het adres van [eiseres] afgesloten.
2.6.
Per 17 juli 2015 bedraagt de betalingsachterstand € 424,86.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert WML bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad te veroordelen:
  • om binnen 24 uur na het vonnis over te gaan tot heraansluiting van het drinkwater op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,00 per dag of dagdeel dat WML daarmee in gebreke blijft, tot een maximum van € 50.000,00,
  • WML te veroordelen in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
[eiseres] voert ter onderbouwing van haar vordering (samengevat) het volgende aan.
De afsluiting is onrechtmatig omdat de toegang tot water een op artikel 11 en 12 van het Internationale verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten vastgelegd mensenrecht is. Het belang van WML is ondergeschikt aan het belang van [eiseres] omdat het niet kunnen beschikken over drinkwater haar en haar gezin in haar rechten, gezondheid en sociale ontwikkeling schaadt. Zij wijst in dat verband er op dat is afgesloten op het moment dat bekend was dat de temperatuur zou stijgen. [eiseres] is in afwachting van een beslissing omtrent haar verzoek tot toelating tot de regeling als bedoeld in de Wet schuldsanering natuurlijke personen (Wsnp). Die regeling biedt zicht op een schuldenvrije situatie na drie jaar. In dat licht bezien is het belang van WML bij afsluiting onduidelijk.
De afsluiting is voorts naar de mening van [eiseres] onnodig kostenverhogend geweest omdat deze buiten de woning heeft plaatsgevonden terwijl een afsluiting binnenshuis goedkoper is.
[eiseres] stelt dat zij voor het geleverde water maandelijks € 15,00 betaalt. Haar inkomen wordt beheerd door Kredietbank Limburg, zodat haar niet verweten kan worden dat zij andere keuzes had moeten maken omtrent de betaling van de vaste lasten. Voorts stelt [eiseres] dat WML ook voor een minder zwaar middel had kunnen kiezen door in een gerechtelijke procedure betaling van de achterstand af te dwingen.
3.3.
WML voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Het spoedeisend belang van [eiseres] staat gelet op de aard van de door haar gevorderde voorziening vast.
4.2.
Om de door [eiseres] gevorderde voorziening te kunnen treffen dient met redelijke mate van zekerheid te kunnen worden aangenomen dat in een eventuele bodemprocedure zal worden geoordeeld dat een vordering tot heraansluiting zal slagen. Deze beoordeling dient te geschieden op basis van hetgeen in deze korte procedure naar voren is gebracht.
4.3.
Tussen partijen is de (hoogte van de) opeisbare betalingsachterstand ten aanzien van het door WML aan [eiseres] geleverde drinkwater niet in geschil. Ingevolge artikel 6:52 BW is WML dan bevoegd tot opschorting van haar verbintenis tot levering van drinkwater aan [eiseres]. WML heeft op 1 juli 2015 van die bevoegdheid gebruik gemaakt door de (gehuurde) woning van [eiseres] van drinkwater af te sluiten.
4.4.
Hoewel [eiseres] dat niet met zoveel woorden stelt moet in haar betoog gelezen
worden dat WML misbruik van haar bevoegdheid tot opschorting gemaakt heeft. De kantonrechter is voorshands van oordeel dat [eiseres] onvoldoende aannemelijk heeft weten te maken dat in een bodemprocedure geoordeeld zal worden dat van misbruik van bevoegdheid sprake is. Daartoe wordt als volgt overwogen.
4.5.
Ter zitting is namens WML betoogd dat de door haar aan [eiseres] gezonden waarschuwingsbrief van 24 april 2015 voldoet aan het bepaalde in de Regeling afsluitbeleid voor kleinverbruikers van drinkwater. Aangezien [eiseres] die stelling van WML niet heeft betwist, moet het ervoor gehouden worden dat die regeling niet aan de afsluiting in de weg heeft gestaan.
4.6.
Anders dan [eiseres] bij dagvaarding lijkt te betogen, is er geen absoluut recht op drinkwater. Uit de door [eiseres] aangehaalde verdragsartikelen volgt geen verplichting van WML om water te leveren zonder dat daar (volledige) betaling door [eiseres] tegenover staat. Zoals reeds vastgesteld voldoet [eiseres] reeds gedurende lange tijd niet aan haar verplichting tot betaling van het door WML aan haar geleverde water.
4.7.
Het gegeven dat WML (ook) ervoor had kunnen kiezen om via een gerechtelijke procedure [eiseres] tot betaling van de achterstand te bewegen, maakt niet dat de afsluiting als een te zwaar middel beschouwd moet worden. De kantonrechter overweegt daartoe als volgt. [eiseres] heeft kennelijk (in verhouding tot haar inkomen van circa € 1.000,00 per maand) hoge schulden. Zij heeft immers een verzoek ingevolge de Wsnp ingediend. Wegens onbetaald gelaten rekeningen is haar woning bovendien ook afgesloten van gas- en elektriciteitslevering. [eiseres] heeft verder verklaard dat na aftrek van de vaste lasten zij te weinig financiële ruimte heeft om de aan WML verschuldigde voorschotten te voldoen. Gelet op de slechte financiële situatie van [eiseres] staat naar het oordeel van de kantonrechter allerminst vast dat, indien een vordering van WML tot betaling van de achterstand zou worden toegewezen, de achterstand ook daadwerkelijk zal worden betaald. Reeds om die reden gaat het argument van [eiseres] dat WML ook had kunnen kiezen voor dit minder zware middel dan afsluiting niet op.
4.8.
Niet valt in te zien dat WML eerst een (mogelijk) driejarig traject in het kader van de Wsnp had moeten afwachten.
4.9.
Het belang van WML bij de afsluiting is evident aangezien [eiseres] haar betalingsverplichting jegens WML niet nakomt. Onvoldoende aannemelijk is geworden dat [eiseres] op korte termijn tot betaling van de door haar verschuldigde voorschotten voor het geleverde water zal overgaan. Uit de eigen stellingen van [eiseres] valt dat in ieder geval niet af te leiden omdat zij naar eigen zeggen na aftrek van de vaste lasten geen financiële ruimte heeft om ook de aan WML verschuldigde voorschotten te betalen WML. Een belangenafweging valt reeds daarom in haar nadeel uit.
4.10.
De kantonrechter volgt [eiseres] niet in haar betoog dat zij geen keuzes kan maken in de wijze van besteding van haar inkomen nu de Kredietbank Limburg haar budget beheerd. Ook in een dergelijke situatie van vrijwillig budgetbeheer kan [eiseres] immers invloed uitoefenen op de wijze waarop haar inkomen besteed wordt. Dat is ook wel gebleken aangezien namens [eiseres] ter zitting is verklaard dat in overleg met Kredietbank Limburg alsnog zal worden bezien of het toch mogelijk is om maandelijks naast de € 15,00 aflossing ook de verschuldigde voorschotten te betalen.
4.11.
De stelling van [eiseres] dat WML de afsluiting binnenshuis had moeten realiseren omdat dit goedkoper is dan afsluiting buiten de woning, behoeft in deze procedure geen bespreking aangezien dit niet ziet op de vraag of WML gebruik heeft mogen maken van haar bevoegdheid tot afsluiten.
4.12.
Gezien vorenstaande overwegingen zal de vordering van [eiseres] worden afgewezen.
4.13.
Als de in het ongelijk gestelde partij zal [eiseres] worden veroordeeld tot betaling van de kosten van dit geding, aan de zijde van WML tot op heden begroot op € 600,00 salaris gemachtigde.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
wijst de vordering af,
5.2.
veroordeelt [eiseres] tot betaling van de proceskosten, aan de zijde van WML tot op heden begroot op € 600,00,
5.3.
verklaart dit vonnis ten aanzien van de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J. Henzen en is in het openbaar uitgesproken.
Type: RW