ECLI:NL:RBLIM:2015:575

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
14 januari 2015
Publicatiedatum
27 januari 2015
Zaaknummer
C/04/200268 / FT RK 14-1720
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een verzoek tot dwangakkoord in faillissementsrechtelijke context met buitenlandse schuldeiser

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 14 januari 2015 uitspraak gedaan in een verzoek tot toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling en tot vaststelling van een schuldregeling (dwangakkoord) op basis van artikel 287a van de Faillissementswet. De verzoeker, die in financiële problemen verkeert, heeft een minnelijk akkoord aangeboden aan zijn schuldeisers, maar de belangrijkste schuldeiser, Hoist Portfolio Holding Ltd., heeft geweigerd in te stemmen met dit aanbod. De totale schuldenlast van de verzoeker bedraagt € 36.333,65, waarvan ongeveer 80% aan Hoist is verschuldigd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoeker, met hulp van Kredietbank Limburg, een goed onderbouwd en transparant voorstel heeft gedaan, dat ook door een onafhankelijke partij is getoetst.

De rechtbank heeft overwogen dat een schuldeiser in beginsel vrij is om medewerking aan een buitengerechtelijke schuldregeling te weigeren, maar dat de rechtbank kan ingrijpen als de schuldeiser in redelijkheid niet tot weigering heeft kunnen komen. Na een zorgvuldige belangenafweging heeft de rechtbank geconcludeerd dat het belang van de verzoeker en de overige schuldeisers zwaarder weegt dan het belang van Hoist. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verzoeker naar vermogen zal sparen voor de schuldeisers en dat toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling geen hogere uitkering voor de schuldeisers zal opleveren. De rechtbank heeft daarom het verzoek tot dwangakkoord toegewezen en Hoist bevolen in te stemmen met de schuldregeling voor een periode van zesendertig maanden.

De uitspraak is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de mogelijkheid tot hoger beroep is aangegeven voor degenen die daartoe recht hebben op basis van de Faillissementswet.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Toezicht / insolventies
Zaaknummer / rekestnummer : C/04/200268 / FT RK 14-1720
binnenkomst verzoekschrift d.d. : 19 december 2014
Vonnis van 14 januari 2015
in de zaak van:
[verzoeker],
geboren op [geboortedatum verzoeker] 1954 te [geboorteplaats verzoeker],
wonende: [woonplaats], [adres],
verzoeker,
tegen
Hoist Portfolio Holding Ltd.,
gevestigd te St. Helier, Jersey,
gemachtigde: AGC gerechtsdeurwaarders,
correspondentieadres: Postbus 640, 8000 AP Zwolle,
verweerder.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het op 19 december 2014 ter griffie van deze rechtbank ingekomen verzoekschrift tot toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling en tot vaststelling van een schuldregeling (dwangakkoord) als bedoeld in artikel 287a van de Faillissementswet (Fw);
- de mondelinge behandeling van genoemd verzoekschrift op 14 januari 2015.
1.2.
Bij de mondelinge behandeling van 14 januari 2015 zijn verschenen:
  • verzoeker;
  • mevrouw [X] van Kredietbank Limburg.
1.3.
Verweerder is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen.

2.De feiten

2.1.
De totale schuldenlast van verzoeker bedraagt € 36.333,65 verdeeld over vijf schuldeisers. De schuld aan verweerder bedraagt € 29.075,37, zijnde ongeveer 80 % van de totale schuldenlast.
2.2.
Verzoeker heeft zijn schuldeisers met behulp van Kredietbank Limburg een minnelijk (prognose) akkoord aangeboden. Het aangeboden akkoord houdt in dat verzoeker een bepaald percentage van de vordering(en) zal voldoen door vanaf 14 januari 2015 gedurende 36 maanden te sparen op een aparte rekening. Hierbij zal een jaarlijkse uitkering aan de schuldeisers plaatsvinden.
2.3.
Verweerder weigert in te stemmen met de aangeboden minnelijke regeling.

3.Het geschil

3.1.
Verzoeker heeft de rechtbank verzocht te bevelen dat verweerder dient in te stemmen met de door hem aangeboden schuldregeling.
3.2.
Het aangeboden akkoord is een prognose akkoord voor de duur van 36 maanden, hetgeen inhoudt dat in beginsel dat deel van het inkomen dat boven het voor de schuldenaren vastgestelde vrij te laten bedrag (vtlb) ligt wordt afgedragen en gespaard voor de schuldeisers. Jaarlijks zal dat bedrag door Kredietbank Limburg worden vastgesteld en afgedragen aan de schuldeisers. Verzoeker verkeert thans in een stabiele financiële situatie. Voordeel van het aangeboden akkoord is dat de uitvoering hiervan met relatief geringe kosten gepaard gaat, terwijl een wettelijke schuldsaneringsregeling de nodige kosten met zich meebrengt, zoals het salaris voor de bewindvoerder, verschotten en reiskosten almede griffierecht voor het deponeren van de uitdelingslijst. Toelating van verzoeker tot de wettelijke schuldsaneringsregeling zal dan ook voorzienbaar een lagere uitkering voor de schuldeisers opleveren.
3.3.
Verweerder heeft op 8 januari 2015 schriftelijk verweer gevoerd.

4.De beoordeling

4.1.
Een schuldeiser staat het in beginsel vrij zijn medewerking aan een door een schuldenaar aangeboden buitengerechtelijke schuldregeling te weigeren. De rechtbank erkent in zoverre het belang van verweerder bij de weigering om in te stemmen met het aanbod van verzoeker.
4.2.
Een schuldenaar kan, hangende een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, de rechtbank verzoeken ex artikel 287a Fw een schuldregeling op te leggen. Indien de schuldeiser in redelijkheid niet tot weigering van de schuldregeling heeft kunnen komen, kan de rechtbank bevelen dat een weigerachtige schuldeiser daarmee dient in te stemmen. De rechtbank dient daarbij af te wegen het belang van de schuldeiser om tot een weigering te komen, het belang van de schuldenaar en de belangen van de overige schuldeisers die door de weigering worden geschaad.
4.3.
Teneinde de gevergde belangenafweging te kunnen maken is volledig inzicht in het aangeboden akkoord, waaronder in ieder geval de precieze inhoud, wijze van totstandkoming en voorwaarden van uitvoering van het akkoord, van belang.
Het verzoek is goed onderbouwd en transparant. Het is getoetst door Kredietbank Limburg en dus door een onafhankelijke en deskundige partij.
4.4.
Vervolgens is aan de orde de vraag of het aanbod van verzoeker het maximaal haalbare is. Daarover overweegt de rechtbank het volgende.
Om deze vraag te kunnen beantwoorden is van belang de vraag of de opbrengst in een eventuele wettelijke schuldsaneringsregeling hoger zal zijn dan het gedane aanbod van verzoeker.
4.5.
Op grond van de stukken is naar het oordeel van de rechtbank voldoende duidelijk dat verzoeker naar vermogen -conform de regels die ook tijdens een wettelijke schuldsaneringsregeling van kracht zouden zijn- zal sparen voor de schuldeisers. De nakoming door verzoeker van het betreffende (prognose) akkoord is bovendien voldoende gewaarborgd door het toezicht door Kredietbank Limburg. Daarbij overweegt de rechtbank dat toelating van verzoeker tot de wettelijke schuldsaneringsregeling voorzienbaar geen hogere uitkering voor de schuldeisers zal opleveren. Immers een dergelijke toelating brengt kosten van ongeveer € 3.500,00 met zich mee, zoals salaris voor de bewindvoerder, verschotten en reiskosten alsmede griffierecht voor het deponeren van de uitdelingslijst, welke kosten primair betaald dienen te worden vanuit het door de schuldenaren afgedragen bedrag.
4.6.
De stelling van verweerder dat verzoeker zijn bestaande arbeidsongeschiktheid onvoldoende heeft aangetoond en door te solliciteren nog een beter betaalde baan plus emolumenten zou kunnen vinden dan zijn huidige inkomen, getuigt van weinig realiteitszin. Verzoeker is thans 60 jaar en geniet een arbeidsongeschiktheidsuitkering op basis van een arbeidsongeschiktheidspercentage van 80 tot 100 %. Zijn gezondheid is broos. Het verweer van verweerder dienaangaande wordt dan ook verworpen.
4.7.
Voorts heeft verweerder aangevoerd dat de schulden niet te goeder trouw zijn ontstaan. De huidige overeenkomst tot geldlening dateert uit 2008. Met deze nieuwe lening heeft verzoeker twee oudere leningen afgelost. Verzoeker heeft al die jaren keurig aan zijn verplichtingen voldaan. Dit was uiteindelijk niet meer mogelijk vanwege een inkomensterugval vanwege de arbeidsongeschiktheid. Van het ontbreken van goede trouw is naar het oordeel van de rechtbank dan ook niet gebleken.
4.8.
Verzoeker is op 1 december 2008 een kredietovereenkomst overeengekomen met IDM Financieringen B.V., gevestigd te Amsterdam, Nederland. Blijkens de door verweerder Hoist verstrekte stukken is de vordering op verzoeker gecedeerd aan Hoist Portfolio Holding Ltd, gevestigd te Jersey, St. Helier.
4.9.
Nu Hoist de vordering heeft overgenomen van een in Nederland gevestigde vennootschap is de rechtbank van oordeel dat dit dwangakkoord ook geldt ten opzichte van
Hoist Portfolio Holding Ltd en haar eventuele rechtsopvolgers in het buitenland. Het kan immers niet zo zijn dat een schuldenaar ten gevolge van een cessie van een vordering op hem, bij welke cessie hij verder geen partij is, in een nadeligere positie komt omdat de bepaling van artikel 287a Fw (dwangakkoord) niet valt onder de automatische erkenning van artikel 16 van de Insolventieverordening.
4.10.
De rechtbank komt op grond van het vorenstaande tot de conclusie dat toelating van verzoeker tot de wettelijke schuldsaneringsregeling gelet op het vorenstaande voorzienbaar geen hogere uitkering aan de schuldeisers zal opleveren.
4.11.
De rechtbank is, gelet op hetgeen hierboven is overwogen, van oordeel dat het belang van verzoeker en de overige schuldeisers zwaarder weegt dan het belang van verweerder en dat verweerder in redelijkheid niet tot weigering van instemming met de door verzoeker voorgestelde schuldregeling kan komen. De verzochte gedwongen schuldregeling zal daarom worden toegewezen.
4.12.
Aan een behandeling van het subsidiaire verzoek tot toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling komt de rechtbank dan niet meer toe.

5.Beslissing

De rechtbank
5.1.
beveelt verweerder
Hoist Portfolio Holding Ltd.,
gevestigd te St. Helier, Jersey,
gemachtigde: AGC gerechtsdeurwaarders,
correspondentieadres: Postbus 640, 8000 AP Zwolle,
in te stemmen met de door verzoeker aangeboden schuldregeling voor een periode van zesendertig maanden vanaf de dag van de uitspraak van dit vonnis;
5.2.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J.A.G. van Baal, rechter, en in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 14 januari 2015.
Rechtsmiddel:
Tegen deze uitspraak kan degene, aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, uitsluitend via een advocaat binnen acht dagen na de dag van deze uitspraak hoger beroep instellen bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van de zaak kennis moet nemen.