Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.Onderzoek van de zaak
2.De tenlastelegging
3.De voorvragen
“Mochten alternatieve scenario’s niet zijn onderzocht, dan is dat op zich wel door de rechtbank te begrijpen omdat verdachte bij de politie steeds verschillende verklaringen heeft afgelegd.”
kondenworden, zijn door de officier van justitie nader onderzocht. Immers, daarna zijn processen-verbaal van verhoor van [ex vriendin verdachte] (de (ex-)vriendin van verdachte), de vader van het slachtoffer en de moeder van verdachte aan het dossier toegevoegd. Zij zijn allen nader bevraagd op punten die de verdachte in zijn verklaringen van 6 en 7 februari 2014 noemde. Ook is nader onderzoek verricht aan de computer van [ex vriendin verdachte], waarvan verdachte in het bewuste weekend (8 en 9 december 2012) gebruik zou hebben gemaakt. Er is nieuw DNA-onderzoek verricht, de gangen van het slachtoffer zijn in de politiesystemen nagegaan en de officier van justitie heeft de verschillende alternatieve scenario’s beschreven die zij bij de opsporing voor ogen heeft gehouden en die in het opsporingsonderzoek aan bod zijn gekomen. Tenslotte is de enige naam die verdachte kon noemen, namelijk die van de vermeende CIE-runner van [naam slachtoffer], de heer [naam runner], in de politiesystemen onderzocht. Het blijkt om een reguliere agent te gaan die betrokken was bij een verhoor van verdachte in een andere zaak. Andere ‘hits’ heeft deze naam niet opgeleverd.
nietis gelegen in het feit dat het slachtoffer CIE-informant was. Daaraan doet niet af dat de raadsman van verdachte vervolgens heeft opgemerkt dat verdachte met deze laatste opmerking bedoelde dat de dood van [naam slachtoffer] niets te maken heeft met verraad van personen aan de CIE. De CIE was nauw betrokken omdat de CIE [naam slachtoffer] informatie had gegeven over de op handen zijnde drugsaankomst, aldus de raadsman. De rechtbank overweegt verder dat bovendien uit het proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 januari 2014 blijkt dat “van het slachtoffer [naam slachtoffer], buiten de CIE-informatie als gerelateerd in het eindproces-verbaal met nummer 2012140122 contra de verdachte [naam verdachte 1] geen andere CIE-informatie bekend is”. Tegen die achtergrond ontbreekt de noodzaak om medewerkers van de CIE te horen en/of het CIE-dossier toe te voegen aan de stukken, zoals de rechtbank ook op 20 juni 2014 al overwoog. Hetgeen de raadsman bij pleidooi heeft aangevoerd, heeft daar geen verandering in gebracht.
4.De beoordeling van het bewijs
nietis gelegen in het feit dat het slachtoffer CIE-informant was, maar in een (mislukte) ripdeal. De rechtbank heeft in het dossier geen aanwijzingen gevonden dat verdachte betrokken was bij de CIE, anders dan het Whatsapp-gesprek tussen [naam slachtoffer] en [C.K.]. Dat gesprek staat geheel op zichzelf en niet is vast te stellen is of het daadwerkelijk het slachtoffer [naam slachtoffer] was die aan dit gesprek deelnam. Verdachte maakte bijvoorbeeld ook veelvuldig gebruik van de telefoon van [naam slachtoffer], zo blijkt uit het dossier. Bovendien blijkt uit het proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 januari 2014 dat “van het slachtoffer [naam slachtoffer], buiten de CIE-informatie als gerelateerd in het eindproces-verbaal met nummer 2012140122 contra de verdachte [naam verdachte 1], geen andere CIE-informatie bekend is”.
van de loods wegdragen. Dat past niet in de stelling van de raadsman dat het lichaam van het slachtoffer
naarde loods toe zou zijn gebracht.
nietin de loods in brand is gestoken. Ook deze stelling wordt door de bewijsmiddelen in het dossier tegengesproken. Verbalisanten beschrijven immers dat zij op 14 december 2012 een gesmolten vettige substantie in en rond de brandhaard aantreffen.
alleenheeft gedaan. Dat zou immers, bij de tenlastelegging zoals die er nu ligt, waarin wordt uitgegaan van het alleen plegen en geen medeplegen is opgenomen, een omstandigheid zijn die tot vrijspraak zou moeten leiden.
5.De strafbaarheid
6.De strafoplegging
7.De benadeelde partij
8.Het beslag
9.De wettelijke voorschriften
10.De beslissing
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zoals hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 5 is omschreven;
- verklaart verdachte strafbaar;
een gevangenisstraf van 24 jaren;
- gelast de teruggave van de voorwerpen die op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst zijn genummerd 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 20, 32, 34, 35, 36, 37, 51, 53 en 56;
- verklaart verbeurd de boutenschaar en het onderdeel van het fitnessapparaat;
- veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij [naam benadeelde partij 2] tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [naam benadeelde partij 1], voornoemd bedrag te betalen, bij niet betaling te vervangen door 34dagen hechtenis, met dien verstande dat de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 6 december 2012;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij [naam benadeelde partij 1] vervalt en omgekeerd.